Onlangs raakte ik in een restaurant aan de praat met een Amerikaanse toeriste. De jonge vrouw was drie dagen ‘weg van de wereld’ geweest, ergens in een ver kuuroord. Het verrassendste aan haar vrijwillige en korte ballingschap vond ze het feit dat ze haar e-mails niet had kunnen opvragen. Drie dagen, dat moest toch wel haar persoonlijk record zijn.

Een IT-professional vertelt me dan weer trots dat hij thuis geen internetaansluiting heeft. Hij wil na het werk nog tijd hebben voor iets anders, fietsen bijvoorbeeld, of eens gaan wandelen met de kinderen. Zelf verkeer ik in twijfel. Op sommige dagen vind ik de kronkels der techniek waarlijk een wondere zaak. Wat een vrijheid om overal en altijd connected te zijn. Zo vertrek ik straks voor een reportage naar het buitenland. Vier werkdagen niet op kantoor, maar niemand hoeft dat te merken. Je moet zelfs niet eens een trendy blackberry hebben. Dankzij mijn simpele Vodafonekaart, kan ik op mijn laptop mails lezen en beantwoorden op de trein, tijdens het wachten op de luchthaven en vanuit elke plek op dat afgelegen eiland, niet meer dan onooglijk dropje in de Indische Oceaan.

Vraag blijft of dat nu werkelijk zo’n stap vooruit is. De reportage verschijnt pas over enkele maanden, dus die hoeft niet hoogdringend doorgestuurd te worden, dat excuus vervalt. Verder is het toch absurd om in een verre hotelkamer vast te hangen met Brussel, terwijl er buiten wat anders te beleven valt. Wel een voordeel is dat ik mij bij mijn thuiskomst niet door een paar honderd mails hoef te wurmen.

Ik twijfel dus. Op sommige momenten kan ik e-mail geweldig vervloeken. Een overvolle mailbox, te veel onbeantwoorde mails en te veel mij toegestuurde zware bestanden die mijn computer blokkeren : het zijn ingrediĆ«nten die knagen aan mijn tolerantiedrempel. Ik begin de mensen die het hebben over een e-sabbatical echt wel te begrijpen. Je hoeft er niet voor op vakantie te gaan, het volstaat enkele dagen geen verbinding te maken met je mailbox. Als ik rond mij kijk, zie ik dat veel mensen het daar moeilijk mee hebben. We willen voortdurend online zijn en elk uur van de dag checken of er nog iets is ‘binnengekomen’. Je merkt het ook tijdens telefoongesprekken. Als je iemand belt die aan de computer zit en je hoort de bekende ‘ping’, die een nieuwe mail aankondigt, dan heb je veel kans dat de stem aan de andere kant plots afwezig klinkt. En dan weet je : they’ve got mail.

Toch lijkt het erop dat almaar minder mails nog beantwoord worden. Ik krijg tegenwoordig telefoons met de vraag of ik deze of gene mail gekregen heb. Waarschijnlijk. Maar ik moet nog honderd andere wachtenden een antwoord geven. Ik ben duidelijk niet de enige : zelf bel ik mij ook suf om een antwoord op sommige van mijn mails te krijgen. De conversaties die je dan hebt, zou de scenarist van een absurde, futuristische film nooit hebben kunnen verzinnen. “Wil je mijn mail eens lezen ?” – “OkĆ©, ik zal straks antwoorden !”

Het kan eigenlijk niet lang meer duren voor de brief helemaal terug is. Als je nog echt iemands aandacht wilt trekken, zul je hem of haar iets in een enveloppe moeten bezorgen. Ik zie het zo voor mij : handgeschept papier, gouden briefhoofden (misschien kan ik maar beter meteen een wapenschild laten ontwerpen), geparfumeerde inkt, vulpennen. Maar dan moeten we wel opnieuw – en voor de jongeren onder ons : voor het eerst – brieven leren schrijven. Want het zou misstaan om op zo’n stijf A4’tje met een watermerk te beginnen met “Hoi” of “Hallo”. En je moet er die datum echt zelf opschrijven. Er is immers geen computer die tot op de minuut registreert wanneer een bericht verstuurd is. En waarover zullen we het eigenlijk hebben ? Wedden dat de eerste brief die ik in tien jaar krijg, zal vragen of ik mijn e-mails recent nog gecheckt heb ?

Tessa blogt !

Van muizen en mensen, op www.knack.beReacties : trui.moerkerke@knack.be

Trui Moerkerke

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content