Het zuiden van Wales is prachtig, van op een tweemaster oogt de regio nog spectaculairder. Zeilend en vissend krijgt de reiziger een andere kijk op de kust, onderweg kan hij zich bekwamen in het makreelvissen.

De nacht in het elegante Morgan’s Hotel in Swansea is niet meer dan een tussenstop, met ’s anderendaags een bezoek aan het Welsh Museum, dat met gulle Europese steun gestalte moet geven aan alles wat Wales heeft voortgebracht. Maar ik heb weinig tijd, ik popel om te vertrekken naar de enige plek in Swansea waar ik echt wil zijn : het Dylan Thomas Center. Daar begint de bescheiden maar aardige tentoonstelling bij de begrafenis en eindigt met de geboorte van de auteur. Met reuzengrote foto’s van zijn vrouw Caitlin en met een boekhandel waar ik een kleine voorraad boeken en luistermateriaal insla. Daarna keer ik terug naar de lege ruimte, neem de hoofdtelefoon, druk nummer twee in en luister naar de theatrale stem van de man die een halve eeuw geleden gestorven is. De grootste na Shakespeare, noemt de conservator hem. Als de kleine groep bezoekers het pand verlaten heeft, luister ik ingetogen naar Do not gentle into that good night, het gedicht dat hij opdroeg aan zijn stervende vader.

We maken een ommetje langs het schiereiland Gower. Dat lijkt een beetje op Jersey, maar is me dierbaarder, omdat het minder kneuterig oogt. Hier en daar lopen groepjes paarden los. Ik vraag de chauffeur om koers te zetten naar Rhossili, een onooglijk dorpje met een even onooglijk kerkje. Daar kwam Dylan Thomas zo graag onthaasten, na jaren wil ik het weggetje naar zee opnieuw aflopen. Om te kijken naar Worms Head, een partij rotsen, net een gestrand schip dat in de oceaan verdwijnt. In het noorden kijk zie ik weer dat verlaten strand met één enkel, wit huis. Daar wil ik ooit verblijven.

The sea is a bit rough“, zegt de skipper als ik een paar uur later in de haven van Burry Port aan boord klim van de Lo Entropy. “Het is niet zeker dat we vanavond nog kunnen uitvaren.” Dat heeft niet alleen met de windkracht vijf te maken, maar ook met de stromingen die hier spectaculair zijn. De getijverschillen lopen in het Bristol Channel op tot veertien meter, hier zijn ze nauwelijks minder. Terwijl boven ons de wolken worden opgejaagd, installeren we ons in de kleine hutten met twee stapelbedden. Na wat praten varen we toch uit : de tweemaster kan best wel wat hebben, maar de kapitein vreest dat de opvarenden het er minder goed van af brengen. Val, zijn vrouw, deelt alvast tabletten uit en zegt dat ze er zelf ook maar eentje neemt, want dat je hondsziek wordt van zo’n zee. Ik stop de tablet in mijn achterzak en waag het erop. Mind over matter, de rest zien we straks wel.

De kapitein heeft nauwelijks overdreven, op de motor ploegt het schip door de golven, eerst pal zuidwaarts, dan naar het westen, dansend en duikend in het aanrollende water. De zon verdwijnt snel achter de wolken. We zijn alleen : vijf roekeloze Vlamingen en Danny, een onbekende, stille man die in zijn eentje op het achterdek zit, gaandeweg stiller wordt en al een beetje de kleur krijgt die bij deze barre omstandigheden past, dat ongezonde grijsgroen. Ik weet niet of het aan de stromingen of aan de wind ligt, maar de tweemaster maakt almaar wildere bewegingen . Skipper Geoff en zijn maats hollen van hot naar her, krijgen emmers water over zich, maar slagen er toch in het grootzeil te hijsen als de motor begint te sputteren. Maar de wind zit tegen en dat betekent dat we eerst pal zuidwaarts moeten, en dan scherp noordwestwaarts, richting Tenby waar we in de vooravond verwacht worden. Als we een uurtje onderweg zijn, en nog nauwelijks opgeschoten, komt Worms Head weer in zicht. Geoff draait zich om aan het roer : we moeten erop rekenen dan we niet om zeven uur, maar eerder tegen tienen zullen arriveren.

Om tien uur zijn de lichtjes aan de zuidkust wel in zicht, maar besluiten we toch maar aan tafel te gaan en van de lunch van ’s anderendaags te proeven : in die omstandigheden was het voor Valéry onbegonnen werk om écht te koken. We zijn overigens maar met zijn vijven : Judith ligt in haar kooi en wil niet opstaan, de onbekende toerist heeft een paar keer zijn maag ontmoet en ligt ook onderdeks. In de beschutte baai van Tenby brengen we de nacht door.

OP KLOOSTERBEZOEK

’s Anderendaags is het weer ronduit slecht, zodat we besluiten Tenby te bezoeken. In de voormiddag verkennen we het stadje, en later als de wind wat gaat liggen, laten we ons in een klein bootje naar een eiland voor de kust brengen.

The Monks of Caldey welcome you to the island and pray that you will find here peace, happiness, the love of God & an awareness of his care for all of us, staat er op het bord als we van boord gaan op het eiland. Het inschepen is via een mobiele brug gebeurd, die ’s morgens met een tractor wordt aangesleept. Het bootje is niet veel soeps, maar de plek geniet enige reputatie en een klooster op een zo goed als verlaten eiland spreekt zeker tot de verbeelding. Het eiland meet amper anderhalve bij driekwart mijl, maar is al vele eeuwen bewoond. In de zesde eeuw streken er voor het eerst monniken neer, 75 jaar geleden zijn de benedictijnen in het gebouw ingetrokken dat aan het begin van vorige eeuw werd gebouwd. Sindsdien leven ze er in eenvoud, met zeven gebeden per dag, het eerste om halfvier ’s morgens. Volgens father Daniel, de abt, is dat een prima moment omdat de gebeden dan het zinvolst zijn : de dag is nog onaangeroerd en de geest ontvankelijk voor wat er gebeurt.

Bezoeken aan het klooster zijn al enige tijd afgeschaft. De politieke correctheid kon het niet langer verdragen dat alleen mannen er toegang hadden. Op de paden wandelen de geestelijken en kruisen we broeder Senan, een Ier die ik 65 schat. Zeventien jaar geleden heeft hij zich bij de gemeenschap vervoegd. “Natuurlijk verlaten we af en toe om praktische redenen het eiland, het is niet de bedoeling dat we ons afsluiten van het leven en de buitenwereld.” In het relatieve isolement zoeken de broeders Gods nabijheid, vernemen we van Senan. Om in hun eigen onderhoud te voorzien maken de monniken chocolade en toiletwater. “We hebben hier een dokter en een advocaat. Wat hen verenigt is het zoeken naar een doel, maar ook naar een zekere discipline in hun leven. En sommigen vinden misschien God.”

De gemeenschap telt vijftien monniken, de jongste is 38. Als de bezoekers om vijf uur ’s middags het eiland weer verlaten, en op zondag, hebben ze de stilte voor zich alleen. Spontane roepingen houden bezoekers niet op Caldey : elke nieuweling doorloopt een stage van zeven jaar.

MAKRELEN AAN DE HENGEL

Als we terug aan boord klimmen van de Lo Entropy is de wind bijna helemaal gaan liggen. Danny heeft zijn gezonde kleur terug en Judith rookt weer. We zetten westwaarts koers langs de zwaar gehavende, maar indrukwekkende kust. Snel wordt duidelijk dat de tijd te kort is om het geplande traject helemaal af te leggen. Skipper Geoff ligt er niet wakker van. “Het is jullie reis, en een beetje comfort aan boord kan geen kwaad.” Hij liet het scheepje tussen 1993 en 1996 bouwen, naar het model van de schepen die aan de Whitbread Race deelnamen. De 75 voet lange ketch was bedoeld om als cargo tussen de Caribische eilanden te zeilen, maar dat werd geen onverdeeld succes.

“Het was een eenzame bezigheid, ik voer vaak leeg op de terugweg, maar het schip bleek wel wonderlijk goed, ook bij zware zee. Na drie jaar hield ik het voor bekeken, keerde naar Engeland terug en hervatte mijn job als marine surveyor. Maar de zee liet me niet los en met enkele vrienden verbouwden we haar tot een klein passagiersschip, sinds vorig seizoen bevaren we er de zuidkust van Wales mee en daarin zijn we uniek.”

De kust mag dan indrukwekkend zijn, ze is ook andere gegadigden niet ontgaan. Op gezette tijden neemt de skipper radiocontact op met de Marine. Die heeft een paar gebieden voor zich gereserveerd als schietregio, soms kun je er best uit de buurt blijven. Het ongerepte landschap glijdt voorbij, met alleen het twaalfde-eeuwse Manorbier Castle als contrast.

Uiteindelijk leggen we een paar honderd meter voor Barafundle Bay aan, waar de avond zich prachtig aankondigt, maar we wachten tot de volgende ochtend om het landschap achter de baai te ontdekken, waar de familie Cawdor tussen 1790 en 1840 enkele dammetjes liet optrekken. Achter die dammetjes zijn grote plassen ontstaan, de Bosherton Lily Ponds, voor een groot deel met waterlelies overgroeid. Het is goed om de benen eens te strekken, maar eigenlijk willen we zo snel mogelijk weer zeilen : het weer is te goed om veel tijd aan land door te brengen, zelfs de zon is van de partij.

Aan boord wacht een nieuwe ervaring. De avond voordien hebben we van Geoff een hengel te leen gekregen, en daarmee willen we op makreel vissen. Alleen bleek het molentje van de hengel wat weerbarstig, het weer te woelig en het aas onaangepast. Daarom ben ik in een winkel in Tenby binnengestapt, heb me er als een volslagen idioot voorgesteld en advies gevraagd over de makreelvangst. De onschuldige glimlach van de winkelier liet me vermoeden dat hij geen goed oog had in mijn plannen, maar met engelengeduld heeft hij me uitgelegd dat makreel verzot is op de weerspiegelingen in het water, zoals kleine vissen die veroorzaken. Waarna hij me de verschillende soorten feathers liet zien, eigenlijk smalle reepjes zilverpapier met een haakje aan. Ik stap met vier etuis van elk drie feathers buiten en voel me al een halve visser. Op de Lo Entropy helpt Graham, Geoffs rechterhand en een ex-kabellegger van de BBC, me het geheel aan de lijn vast te maken, waarna we het molentje uiteenhalen en oliën.

“Je gooit de lijn uit, laat die volledig afrollen en als je weerstand voelt, haal je ‘m binnen”, zegt hij nog met een knipoog. Ik voel een paar keer weerstand, draai als verwoed aan het molentje en haal de lijn terug op met de vier lege veertjes terug. Niet ontmoedigd door de eerste pogingen, probeer ik opnieuw en opnieuw, voel dan opeens een forsere weerstand, haal de lijn binnen en zie in de verte twee spartelende makrelen. Maar ook een overvliegende meeuw heeft de vangst in het oog en voor ik de buit kan binnenhalen, is een vis al opengepikt. Maar we leren snel, in geen tijd raakt het gezelschap aangestoken door het hengelen en met vereende krachten wordt de vangst hervat. Met succes, al worstelen we nu met een nieuw probleem : om die spartelende en glibberige vis vast te pakken en van de haak te nemen is wat handigheid nodig. Geleerd door die eerste ervaringen gooi ik de lijn wat minder ver uit en vang dan samen met Luc de ene makreel na de andere. Tot Burry Port weer in zicht komt. Val belooft de buit straks keurig te reinigen en aan de volgende lading gelegenheidszeilers te serveren.

Terwijl we aan wal stappen zie ik een jonge vrouw op Danny aflopen. Hij heeft niet alleen zijn beste kleur terug, hij lacht als nooit tevoren. Hij blijkt zelfs een volleerde kusser te zijn.

Pierre Darge

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content