Tijdens de designweek van Milaan werd opvallend vaak voor eerlijkheid gepleit. Nogal wat designers, en een aantal fabrikanten, haalden inspiratie bij de punkbeweging. No Future ?

Ook de meubelindustrie heeft het dezer dagen moeilijk. Consumenten consumeren minder. Er wordt wereldwijd minder gebouwd en dus is er ook minder vraag naar stoelen, tafels en banken. De designsector lijdt bovendien, net als de luxemode, aan een identiteitscrisis. Opulente, astronomisch geprijsde meubels lijken een stuk minder begerenswaardig dan amper enkele maanden geleden. De voornaamste afnemers van pronkdesign likken bovendien hun wonden. Voor de oliemiljardairs uit Moskou en Dubai is het feest voorbij. Voor de beursspelers in Wall Street en The City : idem dito.

Exit olifant

De vorige editie van de Designweek van Milaan, nog steeds ’s werelds belangrijkste evenement voor de sector, was de decadentste die ik de voorbije tien jaar mocht meemaken en bij momenten zelfs een misselijkmakende bedoening. Dit jaar leek zowat iedereen een toontje lager te zingen. Wie in 2008 nog enthousiast pleitte voor oversized fauteuils met gouddraad, had anno 2009 zijn discours aangepast. De doorsnee Italiaanse bank lijkt niet langer, zoals in het verleden vaak het geval was, bestemd voor een olifantenfamilie met dure smaak. De beste ontwerpen van 2009 zijn kleiner en lichter. Ze passen zelfs in mijn appartement van zestig vierkante meter.

Design heet voortaan eerlijk te zijn. We hoorden dat cliché bij fabrikant na fabrikant, als een echo. We werden om de oren geslagen met eerlijke materialen, eerlijke proporties, eerlijke lijnen. Het is duidelijk gedaan met de meest excessieve uitdrukkingen van design, met de art nouveau nouveau en de neobarok van ontwerpers als Marcel Wanders en Tord Boontje. Meubilair mag, neen moét opnieuw functioneel zijn, en simpel is geen schande (het gaat dan vooral over de vorm : ingewikkeld maar onzichtbaar ingenieurswerk wordt nog op prijs gesteld).

Als het in Milaan niet over eerlijkheid ging, dan wel over duurzaamheid : meubels worden opnieuw aangeprezen als potentiële erfstukken, waarmee je niet alleen je kinderen opzadelt maar liefst ook je kleinkinderen – de enthousiaste Amerikaanse designdirecteur van Versace koesterde de hoop dat zijn op maat gemaakte sofa over een paar honderd jaar in de vitrine van een prestigieuze antiekzaak zou prijken. Volgens deze, toch niet helemaal eerlijke denkwijze is het verwerven van een dure kast geen oppervlakkige folie maar een wijze investering.

Waaghalzen

De filosofie van zogezegd essentiële chic werd dit jaar onder meer uitgedragen door Minimalux, het nieuwe merk van Mark Holmes, de voormalige design director van Established & Sons. Zijn aanbod is, zoals beloofd, mini : een handvol minimaal vormgegeven potjes in goud- of zilverkleurig staal. Het nageslacht zal er maar blij mee zijn.

Je moet al een waaghals zijn, of een visionair, om in deze periode met een nieuw merk te beginnen. Naast Minimalux maakten we in Milaan ook kennis met Skitch, de nieuwe onderneming van een van de oprichters van het investeringsfonds Opera. Het nieuwe merk werd gelanceerd met een gargantueske flagship store, een onlinewinkel en ontwerpen van een dozijn of meer bekende designers. Het ontbreekt de collectie aan coherentie, en grootschaligheid is eigenlijk niet meer van deze tijd, maar er zit gelukkig wel goed design bij : een lamp van de broers Campana, of nog een in Taiwan ontwikkelde stoel in bamboehout van Konstantin Grcic.

Derde, en wat ons betreft meest geslaagde lancering van de designweek : Moustache, het bedrijfje van Stéphane Arriubergé en Massimiliano Iorio, die eerder al partners waren in het merk Domestic en als dusdanig verantwoordelijk voor het ergerlijke fenomeen van de muursticker. De collectie is overwegend Frans, met eerlijk geprijsde stukken van onder meer Matali Crasset en Inga Sempé maar bijvoorbeeld ook Big Game, het deels Belgische collectief.

Over Belgen gesproken : onze landgenoten waren dit jaar iets talrijker in Milaan vertegenwoordigd dan anders, maar wel opnieuw vooral met aparte, weinig coherente groepstentoonstellingen. Eén lichtpunt : Atelier A1, een los gezelschap van jonge designers uit de hoofdstad, dat een uitstekende presentatie combineerde met mooie producten en een strategisch goed gekozen locatie.

Punk’s not dead

Het krachtigste discours van Milaan werd, niet voor de eerste keer, gebracht door Tom Dixon. De Britse designer publiceerde naar jaarlijkse gewoonte een manifest in krantvorm. Daarin nam hij dit keer de verdediging van utilitair design op zich. Zulk design is functioneel, stevig en eerlijk, maar ook anti-fashion. Dienstbaarheid en duurzaamheid, vindt Dixon, zijn voor een product essentiële kenmerken, die de voorbije jaren volledig overstemd werden door mode. De designer is een kind van de punkbeweging (hij was ooit bassist bij de newwavegroep Funkapolitan). Zoals punk een regelrechte aanval was op de gevestigde waarden van de jaren zeventig, lijkt Dixon een gelijkaardig tabula rasa in de designsector aan te kondigen.

De geest van punk, en de doe-het-zelfesthetiek die erbij hoort, was voor wie het wilde zien alomtegenwoordig in Milaan. Te beginnen bij Artek, het Finse, nog door Alvar Aalto opgerichte meubelbedrijf waarvan Dixon artistiek directeur is. Artek presenteerde slechts één nieuw product, met een boude slogan ( One Chair Is Enough) en een punky vormgegeven, gefotokopieerde brochure. Het 10 Unit System van de Japanse architect Shigeru Ban, die twee jaar geleden een paviljoen voor Artek ontwierp met composietmateriaal, is een kit met tien elementen gemaakt van hetzelfde, lichte materiaal. Met de elementen kan een stoel, bank of tafel worden gemaakt. Artek verkoopt de kits nu al op zijn website, en dat is een kleine revolutie op het vlak van distributie : meubilair dat in Milaan wordt voorgesteld, is meestal pas vele maanden later productieklaar.

Jammer genoeg voor Dixon dook de invloed van punk vooral op in het designaanbod van enkele modemerken. Bijvoorbeeld bij Diesel, dat meubilair en lampen uitbrengt in samenwerking met respectievelijk Moroso en Foscarini. Fendi associeerde zich met de beurs Design Miami voor het evenement Craft Punk : de lokalen van het modemerk werden vier dagen lang gebruikt voor een workshop waar een dozijn jonge designers zich live mocht uitleven. Craft Punk was tegelijk een goed idee en een slecht idee. De selectie van deelnemende designers was uitstekend, en het was interessant om de designers ter plaatse aan het werk te zien. Maar achteraf beschouwd deed het hele evenement net iets te veel denken aan een designequivalent van de neofolkbeweging in de muziek : meer hippie dan punk, oubollig gefriemel in een trendy verpakking.

Een toekomst van plastiek

Punk – en folk – zijn van vroeger, zeg maar regressief. Handwerk heeft iets eerbaars, maar is tegelijk ook oerconservatief. En eerlijk wil weinig zeggen, want niemand is voor vals. Design is nog wat anders.

De indrukwekkendste producten in Milaan hadden dit jaar weinig met vorm te maken. Ze wierpen een blik op de toekomst, ze exploreerden ideeën en vooral ook materialen. In de Zona Tortona, de voormalige, tot designwalhalla uitgeroepen industriezone bezuiden het centrum, ontdekten we bioplastics op basis van linnen of maïs, respectievelijk bij de nieuwe kleine Franse fabrikant DCS en het Zweedse Södra. Bij de gloeilampenfabriek Philips zagen we een aantal toepassingen van de Oled-technologie, een organische lichtbron.

Het verbluffendste spektakel was te zien in de zalen van het Triënnalemuseum. Een twintigtal, voornamelijk Japanse designers toonde er experimenteel werk met kunstmatige vezels. Van een vederlichte stoel in carbon van Shigeru Ban over de Fukitorimushi (een ietwat griezelige, zichzelf voortbewegende stoflap) tot het Water Logo 09 (een waterbestendig materiaal waarop met druppels woorden en beelden kunnen worden gevormd).

No Future ? Integendeel, de toekomst was nooit zo opwindend.

Door Jesse Brouns

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content