In de loop van de jaren bouwde ik een kleine verzameling gezichtskruiken op, maar weet niet waar ze vandaan komen. Zijn ze zeer waardevol ?

Deze collectie zou niet misstaan op een kroegenscĆØne van David Teniers. In zijn tijd, de zeventiende eeuw, stonden deze kruiken op vrijwel elke eet- en keukentafel. Ze werden door rijk en arm gebruikt om wijn, bier of cider uit te schenken. De grote kruiken waren bestemd voor de voorraad. In verscheidene wrakken van schepen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) werden dergelijke kruiken gevonden, gevuld met kwikzilver voor de Aziatische handel. De recipiĆ«nten van steengoed zijn immers vrijwel ondoorlaatbaar, omdat ze zeer hard gebakken zijn, bij 1200 Ć  1400 graden Celsius. Door deze hoge temperatuur sintert of verglaast de klei, net zoals voor porselein. Daarvoor is er speciale klei nodig, onder meer uit het Rijn- en Maasland, waar in de dertiende eeuw ook het eerste steengoed werd gebakken. Maar het ging nog niet om gezichtskruiken. De zogenaamde baardmankruiken verschenen in het Belgische Raeren, vlak bij de andere centra, Frechen, Keulen en Siegburg, rond 1475. In die tijd waren het zogenaamde puntneusbaardmannen. Pas in de eerste helft van de zestiende eeuw verschenen deze bruine kruikjes waarvan de man een weelderige baard draagt. De kruiken waren zeer populair van de late zestiende tot in de achttiende eeuw en werden zelfs in Japan nagebootst. De bloeiende export van de handige kruiken verklaart waarom ze zo vaak worden gevonden in scheepswrakken. De baardmankruiken behoren tot het gewone pottenbakkersgoed. De decoratie werd er door middel van een ceramische stempel op aangebracht, nadat de kruik lederhard was. Vervolgens werden ze van een bruine engobe voorzien die hen een typische tint geeft. Er zit ook een licht glanzend glazuur op, een zoutglazuur. Daarvoor werd er tijdens het bakproces keukenzout in de oven gegooid, wat de chloor liet verdampen en waardoor het natrium zich verbond met de klei.

Voor het gebruik van een gebaard gezicht werden er in de loop van de tijd heel wat verklaringen bedacht. In Engeland worden deze kruiken in de zeventiende eeuw bellarmines genoemd, naar de jezuĆÆet Robertus Romulus Bellarminus (1542-1621) die in Leuven en Rome doceerde. De kruiken, die vooral in protestantse gebieden werden gefabriceerd, zouden hebben gediend om de jezuĆÆet belachelijk te maken. Het verhaal bekt goed, maar is onwaarschijnlijk, want de kruiken zijn ‘ouder’ dan Bellarminus. Ze werden trouwens net zo goed in katholiek gebied gemaakt, onder meer in Boufflioux, bij Charleroi. Anderen meenden dat ze de hertog van Alva bespotten. Sommigen dachten dat ze Christus uitbeelden. Of een wildeman, de prechristelijke boosdoener die, gehuld in een mantel van bladeren, in de bossen dwaalde en mensen aanviel. Hoogstwaarschijnlijk bestaat er geen eensluidende verklaring voor en werd het gezicht al snel een zuiver decoratief onderdeel.

De baardmankruiken blijven ook nu nog zeer populair. Ze worden immers al heel lang verzameld. Voor enkele jaren zakten de prijzen even, maar die trend is gekeerd. De vraag naar antieke baardmannen stijgt weer gestaag. De waarde hangt af van het type, de ouderdom en de staat. De meeste komen dus uit de regio van Keulen, en meer bepaald uit Frechen. De kleinste kruik, nummer 2, met de bolle buik en het fijnste gezicht is van rond 1560 en komt uit Keulen, ze is 2000 euro waard. De kruiken met de wapenschilden, nummers 1 en 5, zijn van rond 1625 en komen uit Frechen, de waarde, indien intact, is 1750 euro. Kruik nummer 3 is even oud, maar iets minder waardevol, 1250 euro. De eenvoudige kruik, nummer 6, is de jongste, van rond 1700, en haalt nog 800 euro. De grootste kruik, nummer 4, komt eveneens uit Frechen, is midden-zeventiende-eeuws en kan ongeveer 1000 euro opbrengen.

piet swimberghe

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content