Bij fonkelnieuwe uitgeverij Vrijdag is Geertrui Daem herenigd met haar coach van het eerste uur. Rudy Vanschoonbeek gaf haar in 1992 het zetje in de rug dat ze nodig had om voluit voor het schrijverschap te gaan. “Rudy was een buffer die een en ander voor me opving.”

RUDY VANSCHOONBEEK

“Het was van meet af aan duidelijk dat ze een sterke pen bezat. Haar debuut Boniface werd meteen opgepikt door de Standaard der Letteren. Geertrui stond als grote ontdekking op de eerste pagina, met een verwijzing naar Louis Paul Boon. Een week later kopte De Morgen : ‘De dochter van Ondineke’. Dat het zo hard ging, was uiteraard een aangename verrassing. Als je achteraf haar parcours bekijkt, de bekroningen die ze kreeg en het publiek dat ze vond, dan klopt het wel. Geertrui bracht een nieuw geluid.”

“Het mededogen dat uit haar verhalen spreekt, doet het hem. En dat in een begrijpelijke, maar kleurrijke taal. Een spreektaal hanteren kan zich tegen je keren, maar bij haar werkt het. Ze heeft voor een eigen patois gezorgd dat tot mijn vreugde ook door de Nederlandse pers wordt gesmaakt. Ze beschrijft de personages met veel empathie zodat je je makkelijk met hen kunt vereenzelvigen. Al haar personages zitten niet op het leven, maar er net naast. Dat maakt het heel menselijk. Zelfs in de verhalen die ze over de liefde schreef, lukt het ofwel net niet ofwel tĆ© goed. Geen vuurwerkscĆØnes bij haar, maar een subtiele weergave van het leven zoals het is.”

“Toen we haar debuut voorbereidden, kreeg ik op een dag een boze brief van haar. Ze was het helemaal niet eens met de manier waarop we haar verhalenbundel persklaar hadden gemaakt. Een freelance medewerker had naar haar gevoel iets te stevig huisgehouden in haar typisch Vlaamse idioom. Toen ik de geredigeerde versie doornam, moest ik haar gelijk geven : die man had er iets te ijverig een standaardtaal van willen maken. Ik besloot direct : ‘Jammer van het werk, maar we beginnen opnieuw van nul en deze keer doe ik het zelf.’ Die verbolgen reactie typeerde haar. Ze heeft altijd goed geweten wat ze wou en wat ze kon.”

“Geertrui is een persoonlijkheid. Ze kiest niet voor de makkelijkste weg. Dat merk je aan de keuzen die ze in het leven maakte. Zoals het besluit om haar zoon alleen op te voeden. Ze heeft ook jaren gestreden om te vermijden dat er in haar buurt een fabriek zou worden neergeplant. Met het buurtcomitĆ© is ze in dat opzet geslaagd. In haar levenswandel zie ik dezelfde drive en maatschappelijke betrokkenheid waar haar verhalen van doordesemd zijn. Ze is daar heel consequent in.”

“Toen ze de ‘Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs’ ontving in De Brakke Grond in Amsterdam, vroeg ze of ze een bevriende rock-‘n-rollband mocht uitnodigen. Gevolg : de stoelen werden aan de kant geschoven. Geertrui heeft daar staan jiven met Laurens van Krevelen, ex-directeur van Meulenhoff, een keurige heer van stand. De ernstig bedoelde uitreiking van een literaire prijs ontaardde in een fuif. Dat zegt veel over haar relativeringsvermogen.”

“Ik apprecieer haar authenticiteit enorm. Ook in kwade dagen was er altijd die eerlijkheid. Toen zij het door mij geleide The House Of Books verliet, viel er geen enkel onvertogen woord. Ze pakte dat correct aan. Uiteraard zie je nooit graag een auteur vertrekken, maar ik wou niets forceren. Als zij zich elders beter kon voelen, moest ik de eerste zijn om haar dat te gunnen. Nu ze terug is, heb ik ook geen triomfantelijk gevoel. We vonden elkaar vanzelf terug.”

“Ja, er is verwantschap. We zijn generatiegenoten. Hebben allebei een zoon van vooraan in de twintig. Met Geertrui klikt het ook buiten het werk. We kookten weleens voor elkaar. Wellicht omdat ik haar zo vroeg in mijn carriĆØre leerde kennen, is ons contact altijd heel intens geweest. We maken elkaar sterker.”

GEERTRUI DAEM

“Rudy is de man die ik al het langst trouw ben ( lacht). Al van bij mijn debuut in 1992. Tien jaar later zat ik dankzij hem bij The House Of Books. Die uitgeverij maakte deel uit van de kolossale multinational Bertelsmann en daar voelde ik mij niet goed bij. Toen ben ik voor een tijdje veranderd van uitgever, maar niet omdat het niet meer zou boteren tussen ons. Ik vond het wel lastig om hem te zeggen dat ik wegging. Doordat onze wegen zich even scheidden, is onze wederzijdse appreciatie nog gegroeid. Op het moment dat ik hoorde dat Rudy ging starten met Vrijdag, een onafhankelijke uitgeverij, beschouwde ik dat als een cadeau. Het is een beetje als terug thuiskomen.”

“Eigenlijk had ik geen ambitie om auteur te worden. Ik was actrice. Bij Dedalus had ik echter mooie uitgaven gezien van Arne Sierens, met wie ik nog had samengewerkt. Dat de theaterteksten die ik had liggen ook zo’n behandeling zouden krijgen, zag ik wel zitten. Ik was evenwel te benauwd om de stap naar de uitgeverij te zetten. Nu kan ik amper vatten dat ik toen zo schijterig was. Ik vroeg aan mijn toenmalige vriend of hij Dedalus wilde opbellen. ‘Stuur de teksten maar op’, was het antwoord.”

“Ik moest maanden, naar mijn gevoel vĆ©Ć©l te lang, wachten tot ik feedback kreeg. Per brief liet Rudy me weten dat theaterstukken die niet vaak opgevoerd worden quasi onverkoopbaar zijn, maar dat het voor hem duidelijk was dat ik schrijftalent had. ‘Misschien heb je wel een verhaal liggen ?’ opperde hij. Ik had effectief al het titelverhaal van Boniface, over de non die in het zesde studiejaar geprobeerd had om bij mij de duivel uit te drijven, in de schuif. Ik heb dat dan in functie van een verhalenbundel herwerkt. ‘Als je nog zulke verhalen liggen hebt, stuur maar op’, reageerde Rudy. ‘In mijn schuif heb ik er geen, in mijn hoofd wĆ©l’, zei ik. Ik heb toen het schrijfplezier ontdekt.”

“Ik zie Rudy nog in mijn achterkeukentje zitten. De desastreuze versie van redacteur Bart Vanegeren was toen in mijn bus beland. Ik was in shock. Rudy had een vlammende brief van mij ontvangen. Met de boodschap dat het op die manier niet kon doorgaan. Dat het mijn boek niet meer was. Het vlees was van het bot gehaald. Het waren brave vertellinkjes geworden. En dat terwijl je daar zo naar uitkijkt : je eerste boek.”

“Toen is het Ć©chte contact ontstaan. Het besef dat we elkaar niets moesten voorhouden. Toen Rudy zei dat hij voortaan de redactie voor zijn rekening zou nemen, wist ik dat het niet meer mis kon lopen. Ik werd beschermd door Rudy, en dat gaf een gevoel van vrijheid. Ik kwam in een nieuwe wereld terecht. Toen Boniface verscheen, werd ik vergeleken met Boon. Rudy duidde dat : ‘Een debutant zullen de critici altijd vergelijken met een illustere voorganger omdat ze geen andere maatstaf hebben.’ Bij het tweede boek waarschuwde hij : ‘Je mag verwachten dat ze dat met je debuut zullen vergelijken omdat ze nu wĆ©l een referentiepunt hebben en door de bank genomen breken ze het dan ook af.’ De Meisjeskamer was een toneeltekst. En wat stond in de kritieken te lezen ? ‘Daem ontwijkt handig de kaap van het tweede boek door een toneelstuk te schrijven.’ Rudy was een buffer die een en ander voor me opving. Daar ben ik hem enorm dankbaar voor. Als ik in Hilversum een interview had met Ischa Meijer, reed hij mee.”

“Het is een warme mens. Ik kan ook vriendelijk zijn, maar in onderhandelingen is Rudy veel diplomatischer. Gelukkig, anders zou het te veel hard tegen hard zijn. Ik wil niemand kwetsen, maar sta op mijn strepen. Als ik al eens een scheef woord zeg, ziet Rudy daar geen aanval in. Ik kan alles tegen hem zeggen. Dat is een luxe. Onze werkrelatie is gebaseerd op gelijkheid. Geen show. Geen verborgen agenda.”

Nieuwe verhalenbundel van Geertrui Daem : Ik Bemin U Bovenal, uitgeverij Vrijdag, ISBN 978 94 6001 0026, 176 pagina’s, 17,50 euro.

Door Peter Van Dyck Foto’s Saskia Vanderstichele

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content