Ze houden niet van het woord cabaretière, maar ze zijn het wel. Hilde de Roeck (l.) en Ingrid Dullens toeren met hun tweede avondvullend kabaretprogramma door Vlaanderen en Nederland.

ANDRE GROSEMANS

FOTO : LIEVE BLANCQUAERT

Hilde de Roeck : Er zijn weinig vrouwen met kabaret bezig. En een kabaretproduktie met twee vrouwen is al helemaal uniek. Ja, onze voorstelling is toch wel anders dan een mannenvoorstelling. Ik heb de indruk dat het publiek minder pikt van vrouwen, dat we minder mogen zeggen. Als wij op het podium vloeken, dan spreekt men schande, terwijl mannen dat kunnen doen zonder enige reaktie uit te lokken. Misschien heeft het te maken met het feit dat we er zo lief uitzien, dat we geen stoere grieten zijn. Daardoor is de schok nog groter als er eens een hard woord valt. Sommige mensen vinden ons echt grof, maar dat is helemaal niet waar, hoor.

Ik denk dat wij ook andere tema’s aanraken omdat we vrouwen zijn. We schrijven alle teksten zelf, dat doen we natuurlijk vanuit onze eigen ervaring, zoals wij het voelen. Ja, we schrijven als vrouwen. In fundamentele kwesties verschillen wij natuurlijk niet zoveel van onze mannelijke kollega’s, maar het is logisch dat geen man over mannen kan schrijven, zoals wij over mannen schrijven. Vrouwen vinden onze voorstelling vaak heel tof. Ze zeggen : eindelijk wordt er op het podium eens iets gezegd dat wij ook denken. Soms menen ze zelfs : hoe durven die dat zeggen !

Ik zat met Ingrid op de kleinkunstafdeling van Studio Herman Teirlinck. Daar moesten we met enkele klasgenoten een kleinkunstproduktie op poten zetten. We waren met zes of zeven, maar de anderen kozen een andere richting. Wij bleven met z’n tweeën over. Kennelijk konden wij het goed met elkaar vinden. We hadden dezelfde ideeën over teater, over het schrijven van teksten en we praatten samen veel daarover. Vanaf toen zijn we als duo blijven optreden. Eerst met echt knotsgekke programma’s. Met teksten die we soms zelf niet begrepen. We speelden voor bejaarden, voor tieners, we gingen optreden waar we maar konden.

Toen zagen we op televisie een aankondiging voor het Leids Cabaretfestival en in een zotte bui hebben we ons ingeschreven. Tot onze grote verbazing haalden we daar de finale. Zo kwamen we in kontakt met een teaterbureau dat ons in Nederland ging “verkopen”. Als kabaretgroep. Sindsdien zijn we “De Dulle Roeckers”. Ik was nooit met kabaret bezig geweest, had nooit echt naar mensen als Freek de Jonge geluisterd. Nu behoorden we plots tot dat wereldje. Sedertdien zijn we naar veel kabaretvoorstellingen geweest, maar toen brachten we alleen wat in ons opkwam. We deden niemand na, dat kon niet, want we hadden nog niemand gezien. Daardoor hadden we direkt een eigen stijl. Pas achteraf zijn we beginnen vergelijken. Al is dat moeilijk, hoor. Wat wij brengen, staat waarschijnlijk nog het dichtst bij wat Kommil Foo doet.

Toen ik aan mijn toneelopleiding begon, was de toekomst heel onduidelijk. Ik zong alleen erg graag. Mijn interesse ging toen vooral uit naar de musical, maar daar ligt mijn hart al lang niet meer. Ik doe graag kabaret, al weet ik dat ik eigenlijk wat toevallig in dat genre ben gerold.

Kabaret heeft in België een slechte naam. Ze zeggen : cabaretiers zijn mensen die niet kunnen akteren. Dat is natuurlijk larie, het is gewoon een aparte teaterdiscipline. In Nederland ligt dat helemaal anders. Daar is kabaret een begrip. Pas op, daar bestaan ook nog heel traditionele vormen van kabaret, voorstellingen waarbij ook ik in slaap val. Maar kabaret kan heel aktueel zijn, kan ook meegaan met zijn tijd. In Nederland voelen we ons wel gelukkig in het kabaretstraatje, maar in België zou wat wij doen een nieuwe naam moeten krijgen. Voorlopig noemen we het “grunge-kabaret”.

“Bloot en meedogenloos” is ons tweede avondvullend programma. Een lekker commerciële titel, hé. Grapje. Het is een geëngageerde voorstelling, wij willen in de eerste plaats iets vertellen. Het is veel meer dan amusement, maar het publiek moet zich wel amuseren. Wij vertrekken altijd van wat we willen zeggen. In Nederland is dat tegenwoordig wel anders. Daar heb je jonge groepjes die met de platste grappen komen en alleen maar op scoren uit zijn. Dan heeft het voor mij niet veel meer met teater te maken.

Er zitten uiteenlopende muziekstijlen in “Bloot en meedogenloos”, van tango tot house, allemaal live op piano gebracht. Misschien zou je het wel muziekteater kunnen noemen. Muziek is de derde speler, maar we zijn geen trio. We kunnen altijd een andere muzikant nemen. We zijn trouwens al vaak van pianist veranderd. Waarschijnlijk zijn we zo erg op elkaar ingespeeld dat het voor een derde heel moeilijk is om erbij te horen.

We kennen elkaar sedert 1989, maar we werken samen sinds 1991. En als ik zeg samenwerken, dan is dat ook echt samenwerken. We zitten echt samen achter de computer aan onze teksten te schaven. Ik zou niet meer kunnen zeggen welk nummer van wie is, niet meer kunnen zeggen wie met welk idee is aangekomen. Deze werkwijze doet het uitstekend bij ons, wij kunnen goed samen schrijven, op die manier stimuleren wij elkaar.

Financieel maken wij moeilijke tijden mee. Je moest eens weten wat er van een uitkoopsom allemaal besteed wordt aan licht, muziek, affiches en het teaterbureau. We mogen blij zijn als we uit de kosten komen en we leven van onze gedeeltelijke uitkeringen. Toch bijten we door. We moeten dit projekt enkele jaren de tijd geven, je moet het de kans gunnen te groeien. Het is verkeerd bij de eerste tegenslag zijwegen in te slaan. We hebben heel bewust gekozen om samen te blijven. Op school vormen zich veel groepjes, maar als de aanbiedingen komen, als iemand een grote rol op het oog heeft, dan vallen ze uit elkaar. Er heerst veel jaloezie in dat wereldje. We zijn er vaak zelf het voorwerp van geweest.

Buiten het teater gaan we ook veel met elkaar om. Maar het is omdat we zo veel werken dat we zo vaak samen zijn. Ik heb in mijn leven al meer uren met Ingrid dan met mijn lief gesleten. Als we elkaar een dag niet zien, telefoneren we drie, vier keer.

Ik ben blij dat we een duo vormen. In een duo sta je nooit alleen. Als het goed gaat, als de zaal plat ligt en je een staande ovatie krijgt, dan gun je elkaar dat plezier. Als het fout gaat, als je door de grond zou willen zakken, dan heb je steun aan elkaar. Als de ene eens geen zin heeft, kan de andere hem oppeppen.

Als Ingrid wat anders gaat doen, dan ga ik alleen verder. De Dulle Roeckers zijn een geheel, maar niet zo’n geheel dat ik niet zonder haar kan. Ik zou trouwens niet met Ingrid kunnen werken als ze niet zonder mij zou kunnen. Zij kan ook zelfstandig werken, daarom klikt het zo goed. Als ik alleen de uitvoerder was en zij alleen teksten leverde, dan waren we twee verschillende entiteiten. Nu niet, nu voelen we ons twee sterke persoonlijkheden bij elkaar.

Van elkaar afhankelijk zijn, zou fout zijn. Dan zijn we geen goed geheel. Als je op jezelf niets te bieden hebt, als je het alleen niet zou aankunnen, dan ben je maar de helft van elkaar. De Dulle Roeckers zijn niet een halve en een halve. Het is één plus één. En dat is drie.

Ingrid Dullens : Ik ben een Nederlandse die hier is blijven hangen nadat ik mijn opleiding bij Studio Herman Teirlinck achter de rug had. Ik kwam naar hier omdat ze me in de Amsterdamse teaterschool geweigerd hadden. Om daar aangenomen te worden, moet je van alles beleefd hebben, moet je traumatische achtergronden hebben en die had ik niet, ik kom maar gewoon uit Limburg. Nu geraak ik hier niet meer weg. Al zijn de mensen, hier in Antwerpen, vaak heel onvriendelijk tegen mij. Flauwe grappenmakers spreken me dan met een bekakt Hollands aksent aan.

Vroeger wilde ik dolgraag in musicals spelen. Nu vind ik die teatervorm niet meer interessant. Het is eenzijdig, je moet in het straatje van een regisseur lopen, dat is niets voor mij. Door mijn ontmoeting met Hilde en enkele andere toevalligheden waarover zij al verteld heeft ben ik in het kabaret getuimeld. Ik ben er niet bewust mee begonnen, maar nu voel ik me er gelukkig mee. Ik wil graag cabaretière zijn. Ja, moet ik het anders noemen ? Het heet zo, waarom zou ik een andere naam moeten zoeken ? Ik weet wel dat kabaret eigenlijk een slechte naam voor zo’n produktie is. In België kijken ze daar op neer. Hier kun je het trouwens in elk geval pas maken als je met je kop op televisie bent geweest, dan durven de direkteurs van de kulturele centra je pas programmeren. In Nederland is het publiek veel nieuwsgieriger, daar krijg je meer speelkansen. We treden dan ook meer op in Nederland dan in Vlaanderen.

Om samen te werken, zoals wij dat doen, moet je elkaar goed begrijpen, moeten je ideeën overeenkomen, moet je dezelfde visie op de maatschappij hebben. En je moet elkaar iets gunnen, elkaar ruimte geven bij het spelen. Als het publiek entoesiast op Hilde reageert, vind ik dat net zo tof als een applaus dat voor mij bestemd is.

We horen wel eens : de ene heeft zwart haar, de andere is een blonde, dat zal wel zo uitgedokterd zijn. Dat is niet het geval. We weten wel dat het voor het publiek aantrekkelijker is naar twee verschillende types te kijken, maar wij spelen het niet uit, we zijn geen “typetjes”. Wel hebben we bewust gezocht naar de meest geschikte samenzang. Hoog klinkt Hilde mooier met mij samen dan alleen. Ik klink laag het mooiste als ik met Hilde zing. Dan is het net één stem.

Ja, ik heb ook buiten het teater behoefte aan kontakt met Hilde, al is er voor ons weinig leven buiten het teater.

Teater is ons leven. Ik heb nog wel een ander leven, maar daar komt Hilde ook in voor. In mijn privé-leven loopt zij ook rond.

Als we niet samen aan die produktie waren begonnen in Studio Herman Teirlinck, waren we misschien nooit vriendinnen geworden. Door die samenwerking hebben we elkaar door en door leren kennen. Dat is logisch. Schrijven is je ziel bloot leggen, door samen te schrijven weten we dus veel van elkaar. Onze vriendschap geeft een meerwaarde aan het programma.

We zijn het altijd met elkaar eens. Dat is soms ook wel een handicap, vind ik. We zouden het wat vaker oneens moeten zijn, om het nog beter te maken, om elkaars stemmingen in vraag te stellen. Uit diskussies kunnen soms sterkere nummers groeien. Maar we denken altijd hetzelfde, dat is nu eenmaal zo.

Ik zou ook alleen een produktie aankunnen, maar ik ben blij dat ik met Hilde optrek. Het is een hard wereldje, hoor. Als we voor een optreden ergens aankomen, kunnen we tegen elkaar zeggen “O, dat is een toffe zaal” of “Goh, spijtig, er is weinig volk”. Als je alleen bent, moet je dat allemaal zelf inkasseren. Het is veel fijner met tweeën, je kan verdriet en plezier delen. We leven toch in een tweemensen-maatschappij, iedereen is toch samen. Hilde en ik hebben samen al veel meegemaakt, ik moet er niet over denken dat ik dat allemaal alleen had moeten doen. Ik zou het wel overleefd hebben, hoor, maar ik zou er meer onder geleden hebben.

Op school werd wel eens lacherig over ons gedaan. Ze zegden : ach, Hilde en Ingrid met hun liedjes. We hebben wel volgehouden, staan wel waar we staan. Ik ga niet veel naar de voorstellingen van mijn vroegere schoolgenoten kijken, maar ik zie hun hoofden wel eens op televisie. Vooral in soapseries. Ik ben heel principieel. Ik heb zin om kabaret te doen en ik wil me daar dan ook honderd procent voor inzetten. Ik zet mijn principes niet aan de kant nu we het moeilijk hebben om de eindjes aan elkaar te knopen. Ik vind dat niet erg, ik heb dat ervoor over. Maar het mag wel niet te lang duren !

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content