Opera en Belcanto op zondagmiddag is nog steeds een topprogramma van Radio 1.

Frans van den Broeck (l.) kiest de muziek

en schrijft de teksten, Geert Segers prezenteert.

Een twintigjarig jubileum

dat niet werd gevierd.

JEF COECKFOTO : LIEVE BLANCQUAERT

Frans van den Broeck : De BRT wilde Etienne Vannestes Opera en Belcanto na zijn dood in 1974 afvoeren, maar zwichtte voor de druk van een leger luisteraars. Het werd vervangen door een programma dat alle genres van het gezongen toneel bevatte en men zocht iemand om het projekt in te vullen door een toeval werd ik dat. Gratis toegang ging van start op 2 januari 1975, nu twintig jaar geleden. Het heeft een jaar of vier, vijf gelopen, daarna is het weer Opera en Belcanto geworden. Geert Segers heb ik niet gekozen, hij is mij enigszins opgedrongen. Niet dat ik daar spijt van heb, integendeel. Hij is een prezentator uit de duizend. Hij heeft ongelooflijk snel geleerd om de teksten korrekt te lezen en dat doet hij nog appetijtelijk ook. Met intonaties waarop een ander zou moeten studeren. Mijn teksten schijnen niet gemakkelijk te zijn. Het is al gebeurd dat iemand het van Geert moest overnemen en die achteraf bekende dat het zweet hem in de schoenen stond. Met Geert klikte het meteen. Er zijn soms kleine diskussiepuntjes, dat komt omdat ik nogal een maniak ben wat de uitspraak van vreemde namen betreft. “Baradjin” in plaats van Borodin, bijvoorbeeld. Van zijn kant levert dat wel ’s wat gevloek op. Ik ben nu eenmaal niet de gemakkelijkste mens om mee samen te werken. Geert is ordelijk, heeft een goed geheugen en is enorm efficiënt. Je kunt je geen betere medewerker wensen. Of hij ook zo over mij denkt ? Daar heb ik wat twijfels over. Er zijn nooit ruzies geweest, wel kleine meningsverschillen. Hij zal in mijn tekst al eens een “dus” ongewenst vinden, of de genitief “der” in een moderne “van de” veranderd willen zien. Toch denk ik dat hij af en toe ook wel lol heeft in mijn teksten. Het is nog nooit gebeurd dat hij zei : dit krijg ik niet over mijn tong. Hij kan alles lezen, àlles. Hij is zo’n prezentator die zelfs keukenrecepten tot poëzie zou maken. Het is geen bezwaar dat hij geen liefhebber is van het soort muziek dat ik draai. Daar zit ik niet mee.

Het stemtimbre van iemand die gezongen muziek prezenteert, is natuurlijk heel belangrijk. Je kunt dat op zijn radio-3’s doen, puur informatief. Daar lenen mijn teksten zich niet toe, dat weet ik. Ik ben vaak te ludiek, te ironisch. Dat heeft een relativerende funktie, zeker geen ontheiligende. Het timbre van Geerts stem is zeer aangenaam, juist daarom vind ik het jammer dat hij zich nooit heeft laten scholen. Volgens mij had hij een verdienstelijk zanger kunnen worden. Hij doet aan amateurtoneel. Ik heb er al ’s over gedacht om een eenakter voor ‘m te schrijven, maar het is er nog niet van gekomen.

We hebben nu net uitzending 1743 opgenomen, à rato van vijf dichtbetikte vellen. Ik besef heel goed dat ik wel eens doordram, dat mijn teksten niet altijd even spits zijn. Luisteraars schijnen zich daar niet aan te storen. De jongste tijd zijn er veel brieven in de zin van “steengoed” en “onvervangbaar”. Maar ooit waren er schrijfsels van dames die zich opwonden over het feit dat mijn teksten de “schone muziek” belachelijk maakten. Ironie is moeilijk. Zo gingen mijn vrouw en ik naar een operavoorstelling in Antwerpen. Tijdens de pauze ga ik plassen. Aan het tafeltje naast mijn vrouw zit een man die begint te fulmineren tegen “dat zondagse programma met die kloteteksten” en dat hij de schrijver dezes wel eens een dreun zou willen verkopen. Ik kom terug van het toilet en mijn vrouw zegt : voilà, hier is ‘m. De arme kerel zonk natuurlijk de grond in. Nadien is hij een goede vriend geworden. Nee, ik neem ernstige muziek doodernstig, ook als ik er een loopje mee neem. Natuurlijk kan ik me in mijn teksten wel eens afreageren of reageren op een aantal dingen. Op het schoolsysteem bijvoorbeeld, ik ben leraar Engels en Duits. De keuze van de fragmenten gebeurt emotioneel en op grond van associaties. Ik heb nooit een vast schema in mijn hoofd. Teksten brengen me op ideeën voor muziek, en omgekeerd.

Volgend jaar bestaat dit programma in zijn oervorm vijftig jaar. Het is begonnen in 1946. Ik wil er niet al te zeer de nadruk op leggen, want doorgaans is het zo dat de betrokkene na een jubileumviering het leven laat. Maar… ik tors ook een traditie. O, ik weet best hoe Vanneste werkte. Hij had hooguit tien programmaschema’s die telkens terugkwamen. Dat heeft er wel voor gezorgd dat mensen van bepaalde aria’s zijn gaan houden, omdat ze zo vaak herhaald werden. Het herkenningseffekt. Dat speelt nog altijd mee. Ik ben absoluut niet tegen zinnige herhalingen.

Waarom ik het zelf niet prezenteer ? Ieder moet zijn plaats kennen. Geert doet dat beter dan ik het ooit zou kunnen, hoewel ik sterker ben in de juiste uitspraak van Russische namen. Ik moest kiezen tussen mijn ijdelheid en kwaliteit, ik heb voor het laatste gekozen. Geert is beter dan de prezentator die ik ooit had durven dromen. En dat is eigenlijk nog een understatement. Hij heeft niet eens kwalijke tics. Ik zou niets op kunnen noemen waaraan ik me in hem erger. Zelfs niet aan het feit dat hij op zijn gewicht zou moeten letten. Terugkijkend op die twintig jaar is er niets, maar dan ook niets, dat ik in zijn nadeel en zonder dat de bandopnemer aanstaat zou willen of kunnen zeggen.

Geert Segers : Hoe ben ik eraan begonnen ? Absoluut niet vanuit een voorkeur voor klassieke muziek. Ik was een jong, beginnend regisseur-omroeper, had nog geen vast programma. Een beetje meid voor alle werk. Toen werd een prezentator gezocht voor Frans’ programma. Er was misschien sprake van een zekere voorbestemdheid, omdat mijn vader nog in het BRT-koor had gezongen. Mijn interesse ging toen zeker niet naar opera uit. Nu gebeurt het wel dat ik een Verdi-koor wil opleggen, of een populaire aria. Maar ik heb nog nooit een voet in de opera gezet. Daar ben ik helemaal niet fier op. Ik schaam me er zelfs voor, maar het is niet anders. Frans maakt daar ook geen punt van. Vroeg of laat doe ik het toch eens, hoewel ik niet zeker weet of ik een hele opera drie uur lang kan uitzitten.

Na twintig jaar samenwerking hebben Frans en ik een soort haat-liefdeverhouding ontwikkeld. Een goed huwelijk, dus. Vijf procent haat en vijfennegentig liefde. Zoiets. Die vijf procent bestaat uit kleine details, die voor Frans niet wezenlijk zijn, maar die ik heel belangrijk vind. Alles moet goed op poten staan voor we eraan beginnen. Niet te laat komen in de opnamestudio. In dat soort zaken is hij naar mijn smaak wat te nonchalant. Studiotijd is zeer afgemeten. Ik krijg de teksten van tevoren niet te zien en toch moeten ze er van de eerste keer goed opstaan. Dat vergt organizatie.

Eigenlijk zijn de teksten mij op het lijf geschreven, dus zo moeilijk is het niet om ze te lezen. Zelfs in het begin viel het nogal mee, omdat zijn stijl mij toen al beviel. Helemaal niet radiofonisch, echte spreekteksten zijn het. Ik zou ze zelf geschreven kunnen hebben, wat jammer genoeg niet het geval is. Veel luisteraars, ook vrienden en kennissen van me, denken dat ik de auteur van die teksten ben. Dat is natuurlijk onterecht. Anderzijds ben ik het lang niet altijd eens met de inhoud of de verwoording. Als hij weer laat uitschijnen hoe goed wij wel zijn met ons programma, dan wil ik dat gerelativeerd zien. Of als hij de belgicistische toer opgaat, dan haak ik af. Daar liggen wat wrijvingspunten waarover we in een soort ruziënde diskussie tot een kompromis moeten zien te komen. Dan zeg ik gewoon : dit kan ik niet lezen, dit bén ik niet. Persoonlijke belevenissen van hem in de ik-vorm, bijvoorbeeld. Dat kan ik toch niet doen ? Als hij de studio uit is of even niet oplet, laat ik het ook gewoon weg. Dat merkt hij achteraf wel, maar het leidt nooit tot echte ruzies. Een moeilijk moment is elk jaar weer de “heropening der scholen”. Dan trekt hij zijn belerend pak aan en staat een uitzending lang de schoolmeester uit te hangen. Daar heb ik het moeilijk mee. Frans wordt vaak te persoonlijk. Hij is ook veel te slim hoor, te begaafd om in het onderwijs te staan.

Echte rellen heeft hij binnenshuis, in dit omroepgebouw, nooit veroorzaakt. Ongenoegen wel, over kleinigheden. En als je aan La Callas raakt, heb je gegarandeerd prijs. Niet dat Frans zich onheus over deze diva zou uitlaten, hij is een fan van haar, maar zijn ironie wordt niet altijd begrepen. Mensen luisteren niet, of verkeerd. Dan moeten wij weer dingen rechtzetten die eigenlijk als een grapje waren bedoeld.

Heel soms, in het programma, zal ik afstand nemen. “Frans van den Broeck heeft gezegd” dat soort zinnetje las ik dan in. Dat recht heb ik, vind ik. Hij laat dat ook passeren, schopt geen rel. Eigenlijk is hij, vind ik, soms een tikje te zachtzinnig, vooral als er verzet van hogerhand komt. Als de producer weer een brief van de Callas-klub heeft ontvangen en wil dat er een halve zin wordt geschrapt, zou ik me hardnekkig trachten te verzetten. Hij niet. Zijn drang naar perfektionisme, daar heb ik niet zo’n last mee, want ik vind ook dat alle namen behoorlijk uitgesproken moeten worden. Ik heb er een hoop van geleerd. Anderzijds, wie heeft er wat aan dat ik Russische en Hongaarse namen of titels op de originele wijze in de mond neem ? Soms is het verschil met de klassieke uitspraak zo groot dat vrijwel niemand nog weet waarover het gaat. Dat noem ik maniakaal.

Natuurlijk identificeer ik me ook met dat programma. Ik doe het al zo lang. En, zonder te willen bluffen, ik denk dat maar heel weinig mensen in staat zijn het deskundig te prezenteren. Eigenlijk zou ik dit programma nog méér tot het mijne willen maken. Niet zozeer qua teksten als wel wat de muziekkeuze betreft. Soms. Iets minder kirrende sopranen, iets minder gierende bassen. Dat moet je volgens mij niet op Radio 1 brengen. Wie dat wil horen, moet maar naar de opera gaan. Ik zou graag teruggaan naar wat we vroeger deden : het programma opentrekken naar alle genres van het gezongen toneel. En rechtstreeks. Niet vooraf opgenomen. Live uitzenden, geeft een kick, de wil om jezelf te overtreffen. Adrenaline moet vloeien. Wishful thinking, waarschijnlijk.

Van luisteraars krijgen we veel en positieve reakties. We hebben echt een trouw publiek. Ikzelf zie die brieven jammer genoeg te weinig, het is Frans die ze beantwoordt. Daar heeft hij ook nog een dagtaak aan, denk ik. En, terloops, ik vind dat Frans voor de tijd, de energie en de inventiviteit die hij hierin steekt schandelijk onderbetaald wordt.

Hoelang ik dit nog volhoud ? Soms denk ik, nu is het genoeg geweest, ik stop. Maar onmiddellijk voel ik dan een krimp in mijn hersens, het kàn toch niet dat een ander het van me over zou nemen ? Voor mij zou het een persoonlijk gemis zijn, een soort amputatie. Zolang Frans operafragmenten stoffeert met geschiedkundige achtergrond ; zolang hij verbanden legt tussen Goethe, Wagner en weet ik wie ; zolang hij mooie huldeprogramma’s maakt over al die zangers en komponisten ; zolang zal ik dit met plezier blijven doen. Als ze mij dit willen afnemen, zal ik me met hand en tand verzetten. En als het toch gebeurt wat totaal ondenkbaar is, maar alla dan zal ik met leedvermaak luisteren naar mijn opvolger.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content