“De Mens” is een vat vol tegenstellingen :

Michel De Coster (l.) is een punker met yuppie-allures,

Frank Vander linden is een folkie met punkmanieren.

Michel De Coster : Terwijl wij wilde spelletjes deden op de speelplaats, was Frank de jongen die meer met zijn neus in boeken zat. Wij waren straatjochies : roken, achter de grieten aanzitten en toch de eerste van de klas zijn. Genialiteit en platvloersheid hebben mekaar in mij gevonden. Frank was zeker geen vriend toen. Hij was echt niet de flashy gast die hij nu is, Frank was nog lang niet uit zijn kokon gekomen. Hij zat alleen op zijn kamer, akoestische folkliedjes te zingen voor meisjes die er niet waren. Dat sullige in hem haatte ik. En nog steeds. Ik ben naar zijn solo-optreden gaan kijken en ik was echt fier. Behalve als hij zijn sullige kant liet bovenkomen. Hij bespeelt die dualiteit in hem, maar ik kan met die ouder wordende sulligheid niet leven. Vaak moet ik hem ook verdedigen tegenover kennissen en dat is absurd. Want het heeft niets met zijn onbeslistheid te maken, hij is gewoon te soft.

Maar hij had wel iets, een aparte stijl van spelen ook en we zijn samen beginnen muziek maken. Destijds noemden we onze groep Never Mind, nadien is dat Nicholson geworden. Hij heeft dan ook een tijd met mijn zus gevrijd, werd daardoor bij de familie betrokken. Hij zegt nog altijd ‘mami’ tegen mij moeder en toen mijn vader gestorven is, heeft dat ook bij hem tekens nagelaten. Het heeft ons ook dichter bij mekaar gebracht.

Frank kan met periodes hard werken, op andere momenten is dat minder konkreet, dan denkt hij. Hij is geen eenzaat meer, wel artiest. Ik vind dat wel sjiek.

Ik denk dat De Mens zowel voor Frank als voor mij ongeveer hetzelfde betekent : het is onze wilde-jongens-onder-mekaar-uitlaatklep. Maar hij houdt zich alleen met dat artistieke bezig, ik heb daarnaast nog een funktie met verantwoordelijkheden en ik wil die werelden strikt gescheiden houden. Ik ben mij nu ook gaan omkleden ; ik kan toch niet in een Armanipak gaan poseren voor De Mens ? Straks moet ik naar een klant in Verviers, dus dat betekent terug snel even omkleden. Sommigen van mijn kollega’s, de jonge verkopers, zijn al eens naar De Mens komen kijken en die vinden dat tof. De anderen verstaan dat niet. Het interesseert hen ook niet maar ik heb het zothuis genaamd De Mens wel nodig om uit de bol te gaan. Ik hang eens graag het beest uit, ik doe graag onnozel. Maar tegelijk ben ik veel materialistischer ingesteld dan Frank. Ik ben zo’n nouveau riche, ik heb graag schone dingen rondom mij. Daarom verkoop ik telefooncentrales en houdt Frank zich uitsluitend met muziek bezig. Voor hem is een tof huis niet essentieel, een goed kot om in te repeteren wel.

Ik heb hem gevraagd om peter te worden van mijn oudste zoontje. Mijn eigen peter was een kunstzinnig mens en ik heb daar veel van geleerd. En voor Maxime wilde ik ook iemand die hem iets extra’s bijbracht. Wij verwachten niet dat hij daar elke verjaardag met een cadeau staat, daar gaat het niet om. Maar Frank is nu eenmaal vrij excentriek, praat ontzettend mooi en ik hoop altijd maar dat mijn kinderen daar iets van opsteken. Ik ben een arrivist hé, alles staat altijd wel in funktie van iets.

Feit is, dat hij in het verwoorden van dingen, zowel in konversaties als in songs, heel sterk is. Ik spreek over ‘dinges’ en dan zal hij zeggen “Verzorg uw taal ! Dat heeft een naam ! ” Maar niet alleen de songs, zelfs het optredenschema dat hij als roadmanager opstelt, zit vol humor en gevatheid. Bij de teksten van De Mens fungeer ik een klein beetje als eindredakteur, nooit als tegenpool. Voor de muziek ligt dat anders. Hij komt aandraven met een soort melodie, met flarden tekst, met een aantal akkoordenschema’s en dan gaan we dat ver-Mens-en. Ik sluit mijn ritmebox aan en struktureer het samen met hem. Er wordt behoorlijk wat afgediskussieerd, maar het is een toffe manier van werken. Muziek maken en tot de subtop behoren, vraagt veel energie. Dus op bepaalde momenten trekt hij de kar, op andere momenten doe ik dat.

Frank wil mij altijd de indruk doen geven dat ik een conformistische, reaktionaire gast ben. Dat is niet waar ! Ik vind alleen dat je niet altijd moet meeheulen met wat er gebeurt. Nu is het weer jungle, als je dat niet goed vindt, lig je er zogezegd buiten. Sorry, dat is niet zo. Af en toe moet je eens nee kunnen zeggen en je eigen zin doen. Ook al betekent dat dat ik op het podium mijn hemd in mijn broek laat steken. Ik ben niet Michael Stipe of Tom Barman ! Ik ben ook een sportfanaat. Als het formule-1 seizoen begint, dan ben ik niet van de televisie weg te slaan en Frank hààt dat. Toen Ayrton Senna stierf, dat was drie maanden na het overlijden van mijn vader, was dat een zware schok. Zoiets begrijpt hij niet. Maar toen Kurt Cobain stierf, heb ik daar niet bij stilgestaan, hij wel. Ik durf zelfs eens naar de zonnebank gaan, dat kan er bij hem niet in. Maar anderzijds kan een hond met een hoed op Franks mening veranderen. We nemen een managementsbeslissing, overwegen alle details en zetten het zelfs op papier en een maand later komt hij toevallig iemand tegen die zegt dat een bepaald nummer iets te zacht is en hup, dan wil hij ineens harder gaan spelen. Als muzikant zit je nu eenmaal in een wereld waarin iedereen om aandacht schreeuwt. Frank doet daaraan mee, maar kan dat ook wel flink relativeren. Behalve als we met hem naar een feestje gaan. Of backstage Werchter rondlopen. Dan gaat hij op kop, kletst in het rond en wij scharrelen als hondjes achter hem aan. Hij verwijt me regelmatig dat ik niet genoeg rock’n’roll ben, maar uiteindelijk is hij dat ook niet. Frank, dat is folk met een zwart hemd aan.

Frank Vander linden : Michel was het slimste jongetje, maar tegelijk ook het grootste krapuul van de klas. Dat was zo in het tweede leerjaar van het ateneum van Zaventem en een kwarteeuw later we kennen elkaar al zesentwintig jaar ! is hij nog altijd het prototype van het haantje-de-voorste. Hij kan honderd procent onuitstaanbaar zijn, maar tegelijk ook tweehonderd procent charmant. Michel is een typisch voorbeeld van een go-getter ; hij is dan ook commercieel direkteur bij Telenorma en heeft zestig mensen onder zich. Hij heeft een enorme overtuigingskracht en een punkmentaliteit die hij op zijn werk niet echt kan uitleven, maar die hij ook niet volledig wegstopt. Vindt hij dat het pak van een bepaalde klant totaal debiel is, dan laat hij dat soms ook blijken. Voor een ander verkoper is dat fataal, voor Michel niet. He gets away with murder.

We zijn pas aan de VUB vrienden geworden, door en voor de muziek. Hij speelde in een groep in Overijse en had een zanger nodig. Ik was een bluessnob in die zin dat ik alles wat na 1930 gemaakt is, niet goed vond. Onze gemeenschappelijke faktor vonden we uiteindelijk in groepen als The Cure, The Jam en The Police. Michel heeft eerst nog anderhalf jaar bij The Employees gespeeld en toen wilde hij met mij weer een groep beginnen.

We zijn een soort stiefbroers ; een broerrelatie die werd uitgediept, ook omdat ik met zijn zus heb samengewoond. En we zijn familie gebleven ; we zien mekaar graag, we haten mekaar ook en soms zijn we beschaamd voor wat de andere doet. Maar als ik alleen op stap bent, dan doe ik niets anders dan hem bestoefen.

Toen hij 26 was, werd ce petit Belge naar Parijs geroepen als marketing-direkteur. Ik had niet veel zin om met andere mensen een groep op te starten en kwam, na werk voor onder meer Weekend Knack, vast bij Humo in dienst als muziekjournalist. Wanneer hij na drie jaar terugkwam, was VTM er. Michel keek één keer naar Tien Om Te Zien en was ervan overtuigd dat we dringend weer moesten beginnen muziek maken, met z’n tweeën. Ik ben lager beginnen zingen dan vroeger en in het Nederlands. En van dan af zat er ook meteen gevoel in De Mens, want buiten zelfmedelijden kregen we in het Engels weinig uitgedrukt. Een demo was er snel en in september 1992 kwam onze eerste cd. Zijn wilskracht en dadendrang hebben mij uiteindelijk over de brug geholpen. Daar ben ik hem nog steeds dankbaar voor. Ik heb mijn job bij Humo opgegeven en mijn leven drastisch omgegooid. Mijn ambitie is simpel : de rest van mijn leven dingen doen waar ik plezier aan beleef. Michel wil misschien hetzelfde, maar onze metodes zijn anders : ik houd mijn materiële ambities zo laag mogelijk zodat ik niet meer voor een baas moet gaan werken. Ik woon in een soort vrijgezellenflat ; ik ben niet echt arm, maar ik ben evenmin uit op luxe. Het enige waar ik geld aan uitgeef zijn gitaren en boeken en ik rijd met een kleine auto en niet met een diesel zoals mijn vader vindt dat ik zou moeten hebben. Michel daarentegen heeft een gezin en een mooi huis ; een vrij gesetteld burgerleven waarin zijn waanzin gekanalizeerd is. Hij is een zekere levensstandaard gewoon en zal voorlopig zijn job niet opgeven voor de muziek.

Hij blijft alvast één van de mensen die mij het hardst aan het lachen kan brengen. Qua vuile praat zijn we aan mekaar gewaagd, tot ergernis van onze respektievelijke vrouwen, ouders en omgeving. Als we alleen zijn, is dat in de hand te houden, maar samen hebben we iets onuitstaanbaars. Zowel in de studio als in privé-sfeer. Dat jongensachtige, dat punkachtige maken we in mekaar wakker. Ik heb nu wel mijn solo-uitstapje en Michel zal knarsetandend moeten toegeven dat ik als zijgewasje kan bestaan op mezelf. Maar om Mensmuziek te maken, met meer assertiviteit, agressiviteit en energie, heb ik hem nodig. Ik heb ook de neiging om mij op te sluiten in mijn muziek, om urenlang naar mijn Dylanplaten te luisteren, naar mijn bluesplaten, heel gesloten introverte muziek. Hij brengt het extraverte in mij naar buiten. Zelf is hij een heel instinktieve, rotgetalenteerde muzikant. Hij kan geen noot muziek lezen en is daar zeer fier op. Hij wordt in muzikantenmilieus benijd voor zijn attack. Andere bassisten vragen mij : hoe doet hij dat ? Met welke versterker, welke basgitaar ? En dan zeg ik : met zijn handen en zijn slecht karakter ! Hij speelt zoals de ware punkbassist, alleen maar downstrokes, de jonge Jean-Jacques Burnel of Metallica achterna.

Vrouwen ? Ik hou van meisjes met een minirokje en bottines, hij van meisjes met minirok en hoge hakken, wat in zijn wereld ook meer voorkomt. Daarover hebben we alvast nooit ruzie. Over kleren daarentegen… Dat gaat van “laat dat T-shirt nu eens uit uw broek hangen” tot “Michel, je gaat dat T-shirt van Youssou’n’Dour toch niet aanhouden zeker ! Dat is hier een grungepubliek ! ” Net twee schoolmeisjes. Maar diskussies op dat niveau betekenen ook dat je mekaar echt goed kent en graag ziet. Anders kan je dat absoluut niets schelen. Ik weet alleen dat we een heel ander leven hebben en daar hebben we allebei bewust voor gekozen. Of ik nu optreed, voor een klas ga spreken of thuis werk, dat is allemaal één ding. Ik heb altijd graag gekommuniceerd met woorden en met muziek. Bij Michel is dat eerder een Jekyll & Hyde-situatie.

Grappig hé, die kleinmenselijkheden. Mij fascineert dat. Ik ben er ook van overtuigd dat grote, internationale groepen op exact dezelfde wijze met elkaar omgaan. Als we bij Michel thuis zitten, dan vraagt hij soms aan zijn vrouw : “Sjoeke, waar ligt mijn schriftje ? ” Welk schriftje ? “Awel, mijn schriftje van De Mens. ” Waarschijnlijk vraagt Mick Jagger ook wel eens aan Jerry Hall waar ze zijn schriftje van The Stones heeft gelegd.

MARLEEN WYNANTS

FOTO : LIEVE BLANCQUAERT

Andere bassisten vragen mij : hoe doet Michel dat ? Met welke

versterker, welke basgitaar ? En dan zeg ik : met zijn

handen en zijn slecht karakter !

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content