Lenig, ongenaakbaar en bliksemsnel : de cheeta of jachtluipaard is een bravourestukje van de natuur. Die binnenkort voorgoed van deze wereld dreigt te verdwijnen. Al is dat buiten Laurie Marker gerekend, een gedreven Amerikaanse die in de Namibische wildernis een ambitieus beschermingsprogramma opzette.

De grote kat komt recht op me afgestormd, zijn felle amberen ogen strak op zijn prooi gericht. Hij duikt scherp naar rechts, wolken zand en stof opwerpend en zwiepend met zijn lange sterke staart om in evenwicht te blijven. Zijn feilloze grip heeft hij te danken aan zijn klauwen, die als een soort permanente spikes altijd wel een beetje uitstaan. Dan neemt hij ineens een sprong en slaat zijn beide voorpoten uit.

Even zie ik niets dan het rood van opstuivend stof en zand, maar naarmate de warme avondwind de korrelige waas verdrijft, ontwaar ik een cheeta met zijn tanden in iets kleins en wits op de grond voor me. Daarna staat hij op, drentelt met een hautaine blik in mijn richting naar directrice Laurie Marker van het Namibische Cheetah Conservation Fund (CCF), en wrijft met zijn kop langs haar benen. “Goed gedaan, Ceecee, goed gedaan”, zegt ze enthousiast terwijl ze hem onder de kin krauwt en op zijn zij klopt. Wat verderop staat een groepje bezoekende tieners van een middelbare plattelandsschool zwijgend en met open mond toe te kijken.

Dit is Chewbaaka, een zevenjarige mannetjescheeta in volle groei. Hij heeft net een parcours van 300 meter lang afgerend, jagend achter een lap die aan een touw de baan rond werd getrokken. “Hij is onze ambassadeur”, vertelt Laurie, terwijl Chewbaaka water drinkt uit een houten kommetje in haar handen. “Hij vertelt veel meer dan een foto ooit zou kunnen. Al is het een verhaal dat we niet willen horen.” Het wrange nieuws is immers dat cheeta’s de zwaarst bedreigde diersoort in Afrika zijn. De kurkdroge wildernis van Namibië in Zuidwest-Afrika is hun laatste bolwerk en telt bijna een kwart van de hele populatie op het continent. Toch zijn er de afgelopen decennia in dit land alleen al ruim 7000 gedood, waardoor er nu nog maar amper 3000 over zijn.

“Vannacht ga ik over cheeta’s dromen”, roept de zestienjarige leerlinge Leiea McKay.

Koninklijk en verfijnd

Chewbaaka mag dan een indrukwekkende vertegenwoordiger van zijn soort zijn, hij heeft er ook wel eens anders voorgestaan. Drie jaar oud was hij toen hij als een ziek en uitgemergeld hoopje vacht door een boer bij het CCF werd binnengebracht, nadat zijn moeder was gevangen en zijn broertjes en zusjes waren gedood door boerenhonden. Marker heeft wekenlang gevochten om de welp in leven te houden. Nu is Chewbaaka groot en sierlijk, met een schouderhoogte van bijna tachtig centimeter en één en al kracht in zijn 54 kilo lenige spieren. Zijn ongenaakbare, haast vorstelijke voorkomen zit als gegoten. Nu, in het ‘natte’ seizoen, bestaat zijn rijk uit een uitgestrekte, kleurrijke savanne met lappen wuivend gras en links en rechts wilde bloemen zo ver het oog reikt. Ergens halverwege staren verspreide groepjes hartenbeesten, spiesbokken en struisvogels nerveus onze kant op. Op de achtergrond tekenen zich scherp de tanden af van een imposante rotswand van 40 kilometer breed, het Waterberg Plateau, met steile hellingen van rode zandsteen die tot 300 meter boven de vlakte oprijzen.

We bevinden ons op 80 kilometer van Otjiwarongo, een uitdijende woestijnstad in het noorden van het land. Van hier tot aan de hoofdstad Windhoek strekt het Namibische cheetarijk zich uit. Ruim negentig procent van de jachtluipaarden in Namibië leeft op het land van een kleine duizend boeren. Om te overleven moeten ze zich onzichtbaar maken, tussen omheiningen, boerderijen en vee door sluipen en vooral bij mensen uit de buurt blijven. Bij recent onderzoek bleek dat één van de mannetjesheeta’s van het CCF die een zenderband draagt in twaalf maanden tijd langs dertig boerderijen trok, een leefgebied van bijna 3500 vierkante kilometer dekte en tot 69 kilometer per week aflegde. Toch worden er elk jaar naar schatting zo’n 180 neergeschoten, gevangen of vergiftigd.

Ondanks hun uiterlijk zijn het nochtans tere beesten, gevoelige en verfijnde topatleten met lichte botten en een kleine kop, met dito bek en tanden. Het zijn geboren sprinters, geen afstandslopers. In drie seconden halen ze bijna honderd kilometer per uur, een explosie waar zelfs de snelste Ferrari niet aan kan tippen. Al houden ze dat zelden langer dan een seconde of twaalf vol en moeten dan, door hitte en uitputting gedwongen, minstens een half uur rusten om bij te komen. Het is de enige grote kat die vrijwel nooit mensen aanvalt. Al is de mens wel zijn grootste probleem, vertelt Laurie. “Je kunt een cheeta doodslaan met een knuppel. Je kunt ze gemakkelijk vangen met paarden en honden. Juist aan de onwetendheid van mensen proberen we iets te doen.”

Harde tijden

Markers fascinatie voor cheeta’s begon in 1974, toen ze als twintigjarige dierenartsassistente in een wildreservaat in de Amerikaanse staat Oregon werkte. Er leek weinig over ze bekend. “Het waren raadselachtige beesten, mysterieuze dieren die op een heuvel ver weg van de mensen werden gehouden. Niemand mocht zich daar wagen. Ik kreeg alleen telkens te horen dat ze bijzonder zijn en zich in gevangenschap niet gemakkelijk voortplanten.” Haar belangstelling groeide en het park gaf haar de leiding over het programma voor fokken in gevangenschap. In 1976 adopteerde ze een zes weken oud welpje uit een nest van vijf en noemde haar Khayam. “Ze was lief en rustig, terwijl de andere meer op blazende en spugende baaltjes wol leken”, weet ze nog. “We hadden een heel bijzondere band met elkaar.”

Toen Khayam één jaar oud was, nam Marker haar voor twee maanden mee naar Namibië. Het was een koude douche, herinnert de Amerikaanse zich : “Ik ontdekte dat jachtluipaarden er bij bosjes werden afgemaakt. Ze werden gehaat. Iedereen wilde ze uitroeien. Toen besefte ik dat er iets moest worden gedaan om de wilde cheeta’s te redden.” Terug in de Verenigde Staten trok Marker met Khayam het hele land door om aandacht te vragen voor het lot van de dieren. Ze ontmoette politici, sprak met beroemdheden en verscheen meerdere keren bij Johnny Carson in de Tonight Show. Ze ging samenwerken met genetici Stephen O’Brien van het National Cancer Institute en David Wildt van het Smithsonian Institution, die hadden ontdekt dat alle cheeta’s genetisch zeer nauw verwant zijn, haast als broers en zusters, ook al komen ze uit ver uit elkaar gelegen delen van de wereld. Een ernstige vorm van inteelt dus, die meteen ook verklaart het waarom het fokken met cheeta’s zo moeizaam gaat.

Nochtans zag het er voor de soort ooit veelbelovend uit. De eerste exemplaren van de ‘oudste kat ter wereld’ leefden circa 4 miljoen jaar geleden in het gebied van het huidige Texas, Wyoming en Nevada. Zo’n 20.000 jaar terug waren ze bijzonder talrijk en kwamen ze overal ter wereld voor. Tot de populatie zo’n 10.000 jaar geleden, rond het einde van de laatste ijstijd, volledig inklapte, in een periode dat veel grote zoogdieren uitstierven. Alle huidige cheeta’s zijn afstammelingen van de schamele tweehonderd die overbleven. Rond 1900 leefden er naar schatting ruim 100.000 verspreid over Afrika, het Midden-Oosten en India. Nu zijn er in Iran nog maar 100 over en leven er waarschijnlijk nog geen 12.500 verspreid over 30 landen in Afrika.

Gecoördineerde actie

In 1986 overleed Khayam aan een nierontsteking. Als eerbetoon werd er in het centrum van Winston, een stad niet ver van het safaripark, een meer dan levensgroot standbeeld van haar opgericht. Het jaar daarop verliet Marker Oregon voor een baan in de nationale dierentuin in Washington DC, waar ze het International Cheetah Studbook opzette voor de registratie en coördinatie van het fokken en verzorgen van jachtluipaarden in gevangenschap. Hier ook kwam ze samen met collega’s op het idee van een fonds voor het behoud van de bedreigde soort. In 1990, met de onafhankelijkheid van Zuid-Afrika voor de deur, besloot Marker om haar opvangcentrum naar Namibië te verplaatsen.

De afgelegen boerderij waar ze zich aanvankelijk vestigde, had geen elektriciteit, geen generator, en het tinnen dak van het drie kamers tellende gebouw met daarin haar laboratorium, kliniek, slaap-ruimte en kantoor was zo lek als een mandje. Tussen 1991 en 1993 reisde ze het hele land door in een gedeukte Land Rover en bezocht ze honderden boeren om hun problemen met hun vee en met roofdieren beter te begrijpen. Ze merkte al snel hoe diep de afkeer van de cheeta was. Eén boer riep woedend : “Verdwijn toch naar Amerika en neem die stomme beesten maar mee !” Nochtans bleek de plaatselijke bevolking vrijwel niets over de soort te weten en gaven ze toe dat luipaarden en jakhalzen meer schade aanrichtten. Wat hen er evenwel niet van weerhield massaal jacht op te maken op de cheeta’s. “Ik besefte dat het nog maar even zou duren, misschien een jaar of twintig, voor de soort zou uitsterven in Namibië. Of zelfs maar vijf jaar in andere gebieden”, aldus Laurie. “Er waren goede, creatieve oplossingen nodig.”

Het huidige onderkomen van het CCF, de 15.000 hectare grote boerderij Elandsvreugde en het onlangs gereedgekomen fraaie hoofdkwartier, mogelijk gemaakt door donaties vanuit de hele wereld, omvat onder andere onderzoekslaboratoria, kantoorruimtes en een voorlichtings- en beschermingscentrum met twaalf vaste medewerkers en gastonderzoekers. Samen met deskundigen van het Smithsonian Institution wordt sperma van zoveel mogelijk cheeta’s samengebracht in een waardevolle collectie met genetisch materiaal, voor als er ooit wilde populaties dreigen weg te vallen. Even verderop staan ook grote kooien met veelal geredde dieren die niet meer in het wild kunnen worden uitgezet.

Betere wereld

In het kader van het ‘buitenprogramma’ worden er tevens scholen bezocht en spreekt het CCF regelmatig met boeren om hun vertrouwen te winnen en ideeën op te doen. “We moeten aan een goede verstandhouding met hen blijven werken”, vindt Harry Schneider-Waterberg, CCF-bestuurslid en eigenaar van een naburige boerderij. “Het heeft geen zin om te verkondigen dat zij de kwaaien zijn en wij bij het CCF de goeien. Dan zeggen ze ons dat we de boom in kunnen. We moeten hun aandacht trekken, hun interesse wekken en naar samenwerking blijven streven.”

Het CCF heeft er belang bij de boeren te adviseren hoe ze hun dieren en vee het best kunnen beschermen. Hoe minder last, hoe minder dode cheeta’s. In 1994 is een Livestock Guarding Dog-programma (LGD) opgestart met medewerking van deskundige Ray Coppinger van het Hampshire College in Massachusetts, die vier Anatolische herdershonden schonk. Dit kortharige ras met witte kraag is 6000 jaar geleden in Turkije ontstaan en gedijt uitstekend in het ruige landschap en het hete, droge klimaat van Namibië. Met hun autonomie, evenwichtige temperament, forse postuur en wendbaarheid kunnen ze zelfs wolven en beren weerwerk geven. Uit ervaring blijkt dat ze ook dapper genoeg zijn om hun mannetje te staan als ze worden geconfronteerd met bavianen, jakhalzen, cheeta’s en zelfs luipaarden. “Eerst konden we ze aan niemand kwijt”, aldus Susan Deshaies, één van de medewerksters aan het programma. “Nu hebben we wachtlijsten.” Dankzij de groeiende belangstelling zijn er inmiddels zo’n 150 honden bij boeren ondergebracht. Usiel Tjozongoro, een 22-jarige geitenhouder, heeft acht maanden geleden een Anatolische herder gekregen. “Ik ben meer dan tevreden”, vertelt hij. “Vroeger verloor ik veel geitjes. Soms wel twintig per jaar, vooral door cheeta’s en jakhalzen. Nu met de hond is er nog niet eentje aangevallen.”

Op mijn laatste dag bij het CCF klauter ik de met keien bestrooide hellingen op, mijn weg banend tussen takken en stengels vol doorns en stekels door, naar de voet van de steile rotsen van het Waterberg Plateau. Het uitzicht over de weidse vlakte met de vlekken van het struikgewas is spectaculair. Ooit was dit grotendeels open savanne, ideaal jachtterrein voor de cheeta, maar decennia zonder branden en de verdwijning van grote planteneters als de olifant, de neushoorn en de giraf gaven de wildernis vrij spel. Volgens onderzoekers hebben de cheeta’s zich hier aan de veranderende vegetatie aangepast door hun prooi nu vanuit een hinderlaag aan te vallen en niet meer met een snelle sprint. Ook de boeren passen zich aan. Om samen de natuurlijke diversiteit van gewone dieren, vee en roofdieren, inclusief zo’n vijftien tot twintig groepen cheeta’s, in stand te houden, hebben twaalf gezinnen en het CCF het Waterberg Conservancy in het leven geroepen, een groepering van 200.000 hectare boerenland. Er zijn tekenen die erop wijzen dat sommige jongere boeren zich toleranter opstellen tegenover roofdieren. “Ooit gold hier het recht van de sterkste”, vertelt Maria Diekmann, die samen met haar man Jörg een 11.000 hectare grote boerderij beheert en sterk afhankelijk is van wildtoerisme. “Nu moet je je plaats zien te vinden tussen het leven om je heen. Ik geloof in biodiversiteit. De cheeta is onmisbaar voor ons land.”

“Het begon allemaal met een simpele droom”, blikt Marker terug. “Ooit zal ik nog meemaken dat we de armoede, onwetendheid en verloedering de wereld uit kunnen helpen en misschien wel een betere aarde aan de toekomstige generaties door kunnen geven. Ik geloof dat je de wereld kunt redden dankzij de cheeta.”

Info : Cheetah Conservation Fund,

PO Box 1755, Otjiwarongo, Namibië,

www.cheetah.org.

Praktisch

Papieren

EU-paspoort volstaat. Voor een verblijf langer dan 90 dagen is een visum vereist. Check bij uw reisagent.

Inentingen

Vraag medisch advies. Doorgaans zijn inentingen tegen difterie, tetanus, poliomyelitis, hepatitis A en gele koorts verplicht. Malaria afhankelijk van het seizoen en de streek.

Vrijwilligers

CCF is het hele jaar door op zoek naar vrijwilligers, voor een periode van minimaal vier weken.

Info : ccfinfo@iway.na.

David Higgs

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content