Een derde van ons leven brengen we slapend door. En op die onbewaakte momenten zien dromen hun kans om ons te bespringen. Soms verblijden ze ons met een paradijselijke vredigheid, soms verzuren ze onze rust met angstaanjagende hallucinaties. Maar wat zijn dromen eigenlijk? Waarom dromen we? En wat betekenen ze?

Griet Schrauwen / Foto Guy Kokken

Droo-oomen zijn bedrog! Droo-oomen zijn bedrog! En als ik wakker word met jou dan droom ik nog.” De godganse rit naar Gent galmt Marco Borsato’s jarenoude hit door mijn hoofd. “Dat is niet waar”, zegt ons reisdoel, de jonge psychiater Thibault Van Lysebetten. “Dromen zijn géén bedrog. Wie beweert dat het wel zo is, heeft volgens mij een en ander te verbergen.” Is daar een psychiater aan het woord? Een man die het verborgene opspeurt en overal spijkers op laag water zoekt? “Nee”, lacht hij. “Maar een psychiater die zijn patiënten niet uitsluitend met medicatie behandelt en ook tijd maakt voor gesprekstherapie, komt vroeg of laat uit bij dromen.”

Wat bedoelt u precies als u zegt dat dromen geen bedrog zijn?

Thibault Van Lysebetten: Dromen gebeuren natuurlijk niet echt, maar ze zijn wel zeer persoonlijk. Al wat je droomt, komt uit jezelf. Jij droomt, jij bent de scenarist en de regisseur, jouw persoonlijke handtekening staat eronder. Ook al weet je meestal niet goed waar ze op slaan en wat ze betekenen, dromen zijn veel meer dan zomaar een verhaal. En als je er eerlijk naar kijkt, kun je er veel van leren.

Hebt u in uw kabinet een dromenencyclopedie, een verklarend woordenboek van het genre ‘Beeldentaal uit de droomwereld van A tot Z’?

(lacht) Ach, iedereen die de kans krijgt, kijkt wel eens in dat soort boeken. Dromen spreken nu eenmaal tot de verbeelding. Maar vaak wordt nogal simplistisch gedaan over de betekenis van dromen. Koningen staan voor ouderfiguren, reizen staat voor sterven; een grot, een kast, een open ruimte, een gang, dat zijn allemaal symbolen voor een vagina. Een zwaard en een paraplu zijn dan weer fallussymbolen. Groen vertegenwoordigt nijd. Nee, zo eenvoudig is het niet. Een droomwoordenboek waarin per woord de betekenis wordt uitgelegd, is onzin. Als dromen ter sprake komen tijdens een therapiesessie, stel ik vragen zoals: “Wat voelt u als u zich die droom herinnert?” In een therapie is het werken met dromen vaak makkelijker om een onderwerp te behandelen dat anders moeilijk bespreekbaar is, maar als therapeut moet je er wel voorzichtig mee omgaan. Stel dat een vrouw droomt dat ze met haar moeder de trein neemt. Maar de moeder talmt, wil niet opstappen, sukkelt uiteindelijk onder de trein en verongelukt. In die droom is er alleszins een dubbele bodem te ontdekken in de relatie van de dochter met haar moeder, maar dat wil niet per se zeggen dat ze haar haat en van haar afwil.

Wat zijn dromen eigenlijk?

Die vraag houdt de mensheid al heel lang bezig. De oudste geschriften daarover stammen uit de tijd van de Egyptenaren. Ook bij de Grieken en de Romeinen werden dromen beschouwd als een vorm van communicatie van de goden met de mens. Maar in de Middeleeuwen werden dromen des duivels en hadden ze plots met hekserij te maken. De macht van de Kerk was zo groot geworden, dat God niet rechtstreeks met de mens kon communiceren. God regelde zijn zaakjes met de Kerk, en die gaf de boodschap dan wel door. Dat is niet onlogisch: mensen dromen wel eens van dingen die de Kerk verbiedt, dat kon toch onmogelijk van God komen? Dromen waren dus zondig en schuldbeladen, dromers waren bezetenen. Wat dat betreft, duurden de duistere Middeleeuwen tot Sigmund Freud ( een Oostenrijks neuroloog en psychiater die leefde van 1856 tot 1939) er zijn zegje over deed. In 1900 publiceerde hij Die Traumdeutung, waarin de droom als een onbewuste manifestatie van een diep verdrongen verlangen tot uiting kwam. Hij kwam tot Die Traumdeutung onder meer na een kritische analyse van zijn eigen dromen. In één droom gaf hij zijn vrouw een bos verdroogde bloemen. Bij dat gegeven betrok hij allerlei dingen. Hij legde een verband met zijn wetenschappelijk onderzoek naar de verdovende werking van cocabladeren, dat hij niet volledig had afgewerkt. Dus: frustratie en schuldgevoel omdat hij het onderzoek had laten schieten. Hij ontdekte ook een schuldgevoel tegenover zijn vrouw en nog verder associërend, kwam hij bij het gevoel dat hij tekortschoot tegenover zijn vader. In één droom zaten voor hem allerlei verbanden met oppervlakkige en minder oppervlakkige thema’s. Dat was voor hem de aanleiding om over dromen te denken als een warrige organisatie van geheugennetwerken.

En een slimme manier om het geheime aan de oppervlakte te brengen?

Freud stelde vast dat in de droom onderbewuste driften hun stem verheffen, driften waarmee we het liefst niet te veel te maken hebben. Volgens Freud valt lang niet al het psychische van de mens samen met het bewustzijn. Via de associatietechniek probeerde Freud door te dringen tot de onderbewuste lagen van de menselijke geest. Die deelde Freud op in het Ich, het Über-Ich en het Es. Dat laatste zijn onze driften, instincten en hartstochten, die alle gericht zijn op lustvolle bevrediging. De tegenpool van het Es wordt door Freud het Über-Ich of Ideal-Ich genoemd. Dat is de strenge gewetensfunctie, de censor: geboden en verboden die oorspronkelijk door ouderfiguren zouden zijn opgelegd. De derde instantie, het Ich, heeft een integrerende functie en probeert beide krachten te verzoenen met behulp van verdringingsstrategieën zoals projectie en ontkenning. In dromen kunnen onopgeloste conflicten of genegeerde driften zich vermomd aanbieden.

Slaapt onze censor, het Über-Ich, ’s nachts?

Gedeeltelijk. De verdringingsstrategieën kunnen ook in dromen worden herkend, wat er indirect op wijst dat het Über-Ich nog waakzaam is, maar op een lager pitje. De driften mogen even de kop opsteken en zelfs een beetje bevredigd worden. Je wordt er meestal niet wakker van, want de censor bewaakt de dosering ervan. Soms is het misschien wel jammer dat je slaapt terwijl je droomt.

Carl Gustav Jung, een Zwitsers psycholoog en psychiater (1871-1961), had andere ideeën over dromen, maar welke precies?

Jung heeft vijf jaar met Freud samengewerkt, maar daarna scheidden hun wegen en hebben ze alle contact verbroken. Hun ideeën liepen ook sterk uiteen. Bij Freud lag de nadruk vooral op verdrongen, want onaanvaardbare driften zoals seks, dood en agressie. Voor hem werden de driften zelfs in de droom nog half onderdrukt.

Freud klinkt een tikkeltje Victoriaans.

Inderdaad. Voor Jung waren dromen ook signalen uit ons onderbewuste, maar dan meer in positieve zin: onze dromen brengen ons in contact met delen van onszelf die we nog niet kennen. Jung hechtte meer belang aan het creatieve, het opbouwende. Hij was veel positiever dan Freud die het meestal had over het negatieve en onaanvaardbare karakter van de onbewuste driften. De belangrijkste tegenstelling tussen beiden is dat Freud zich afvroeg wat dromen te verbergen hebben, terwijl Jung zich afvroeg wat dromen ons vertellen. Volgens Jung kun je via dromen dingen over jezelf ontdekken die onder druk van sociale normen niet aan bod kunnen komen.

Mannen als Freud en Jung benaderden de droom vanuit de psychologie, een menswetenschap. Hoe keken specialisten uit de exacte wetenschappen, zoals neurologen en biologen ertegenaan?

Zij formuleerden totaal anders hoe een droom ontstaat. Zij beschouwen de droom als een product van onze hersenen, puur biologisch. Zij hebben het over the dreaming brain, menswetenschappers vooral over the dreaming mind, zij bestuderen vooral het geestelijke, inhoudelijke, psychologische aspect. Voor velen is er een conflict tussen beide, maar ik geloof dat ze elkaar aanvullen.

Wetenschappers hebben geprobeerd de theorieën van Freud op een technische manier te weerleggen. Interessant was dat wel, maar of het zinvol was, is nog maar de vraag. Hoe ze dat deden? Begin jaren vijftig werd de elektro-encefalograaf het toestel bij uitstek om de werking van de hersenen, ook tijdens de slaap, te onderzoeken. Met dat toestel werd in 1952 de remslaap ontdekt. ( rem staat voor ‘rapid eye movement’) In dat stadium van onze slaap zijn onze hersenen even actief als tijdens de waaktoestand. De hersenen zijn heel alert en actief, alleen is er geen motorische activiteit. We zijn compleet verlamd, maar wel in een hoge staat van opwinding. De biologie zegt dat vanuit de hersenstam totaal willekeurige elektrische signalen worden aangevoerd, die in de cortex geheugensystemen activeren waardoor je droomt.

Maar zij spreken over ‘willekeur’. Dat is: zuiver toeval. Hoe kan het dan dat je terugkerende dromen hebt?

Precies, dat kan onmogelijk toeval zijn. Ook de wetenschap heeft geprobeerd linken te leggen tussen the dreaming mind en the dreaming brain: men zocht verbanden tussen de inhoudelijke betekenis van dromen en het biologische fenomeen. Volgens de psychologie is er ontegensprekelijk een correlatie tussen de bekommernissen van de dromer en de meeste van zijn dromen, en daar ben ik ook van overtuigd. Hedendaagse wetenschappers hanteren begrippen die in dezelfde richting wijzen, ook de exacte wetenschappers die bepaalde circuits in de hersenen onderzoeken, die verantwoordelijk zijn voor de organisatie van het geheugennetwerk.

Dromen moéten wel iets te maken hebben met de werkelijkheid. Hoe kun je anders dromen van een onlangs overleden vriend die troostende woorden tot je spreekt?

Precies. In zo’n geval sta je nergens met een uitleg over willekeurige elektrische signaaltjes van je hersenen. Zulke dromen zijn aan een reële gebeurtenis gekoppeld. Dat een dierbare overledene je in je dromen komt troosten of advies komt geven, behoort bij de verwerking van het verlies. Het zijn steeds gevoelens die het neurologisch proces sturen. Ook daarom is de betekenis van dromen niet in een droomwoordenboek op te sporen. Die betekenis zit in de onderliggende sfeer, het bijbehorende gevoel.

Maar waarom dromen én slapen wij überhaupt? Ik heb lang gedacht dat het was om alle rotzooi die we overdag vergaren, ’s nachts netjes op te bergen in de archieven van ons geheugen.

Ook daarvoor heeft de wetenschap nog geen duidelijke verklaring. Men is het erover eens dat slapen een herstelfunctie heeft, zowel lichamelijk als geestelijk. Dromen zijn belangrijk voor het geestelijke evenwicht, ze zijn een vorm van hygiëne. Ze verfrissen onze geest en hebben inderdaad een belangrijke functie in het verwerken van informatie. Het verhaal dat onder studenten soms de ronde doet, en zonder enige twijfel naar het rijk der fabelen verwezen kan worden, is dat je ’s nachts een geluidsbandje naast je bed kunt laten afspelen opdat je de volgende dag een glansrijk examen zou afleggen. Het neurologische verwerkingsproces is veel complexer dan dat.

Omdat wij niet wakker worden van onze dromen, zei Freud dat de droom de beschermer is van de slaap. Volgens de huidige wetenschap, en psychoanalytici zijn het daarmee eens, is het omgekeerd: de slaap is de beschermer van de droom. De slaap maakt dromen mogelijk, en die zijn nodig of we worden nerveuze wrakken. Proefpersonen van wie men de remslaap, dat is de belangrijkste droomfase, onderdrukte met medicijnen, werden al een paar dagen nerveus en prikkelbaar.

Er zijn nochtans mensen die beweren dat ze nooit dromen.

Dat is onmogelijk. Iedereen droomt, maar veel mensen herinneren zich hun dromen niet. Het onthouden van dromen is een onderwerp op zich, want dromen zijn zo weer weg. De realiteitszin komt op gang als je wakker wordt. Je kunt overdag flarden krijgen van: “Goh, dáárover heb ik gedroomd vannacht”, maar de meeste dromen verdwijnen gewoonweg bij het opstaan.

Bestaan er trucjes om ze toch te onthouden?

Jawel. Om te beginnen moet je je er goed van bewust zijn dat je dat wilt. Vooraleer je in slaap valt, prent je jezelf in dat je de volgende ochtend nog wilt weten wat je gedroomd hebt. En ’s ochtends mag je zeker niet opstaan vooraleer je je droom actief in herinnering hebt gebracht en hem ook hebt vastgelegd in een schrift of op een bandrecorder.

Kun je je dromen ook bewust beïnvloeden als ze je niet bevallen?

Je kunt ze proberen te dirigeren. Het succes is niet voor honderd procent gegarandeerd, maar er is kans dat het werkt. In dat geval tracht je je controlerende instantie te activeren om bijvoorbeeld het dramatische van een steeds terugkerende nachtmerrie te verzachten. Ook dat doe je door jezelf toe te spreken voor je gaat slapen: je vertelt jezelf hoe je de droom wilt hebben. Om een voorbeeld te geven: “Als ik weer droom dat ik aangerand word, wil ik zeker niet het slachtoffer zijn. Deze keer jaag ik de aanrander op de vlucht.”

Het gebeurt ook dat ik in mijn slaap, midden in een nachtmerrie, bedenk: ‘Het is niets, ’t is maar een droom.’

Dat zijn wat men noemt ‘lucide dromen’: je beseft dat het een droom is terwijl je hem droomt. Gewoonlijk is dat een gevolg van bepaalde inconsistenties. Zoals je in een winkel een biljet van anderhalve euro terugkrijgt. Plots besef je: “Zo’n biljet bestaat niet. Ik droom.” Je ontwaakt als het ware in je slaap, zonder wakker te worden.

Wat nachtmerries betreft: doorgaans treden die voor het eerst op bij kinderen van zeven, acht, negen jaar. Nachtmerries zijn typisch voor kinderen van de lagereschoolleeftijd, maar met het opgroeien doven ze uit en komen ze slechts sporadisch terug. Als iemand pas als adolescent of als volwassene voor het eerst nachtmerries krijgt, moet er bij een therapeut een alarmbelletje rinkelen: het is best mogelijk dat daar een trauma achter zit. Ook als nachtmerries zeer frequent voorkomen, mag je beginnen te denken aan akelige gebeurtenissen in het verleden van de patiënt.

U – of was het Freud? – zei dat men van dromen niet wakker wordt, maar het is mij al wel overkomen. Gillend, nog wel.

Een ‘gewone’ nachtmerrie gaat gewoonlijk over stresserend gebeurtenissen zoals aanhoudend blijven vallen, ergens naakt verschijnen, te laat komen op een examen waarvoor je niet gestudeerd hebt… Maar sommige nachtmerries ontaarden in regelrechte existentiële confrontaties. Verlammingen of voor een vuurpeloton staan zijn zulke intense levensbedreigende ervaringen dat je eruit wakker schrikt. Gelukkig maar.

“De belangrijkste tegenstelling tussen beiden is dat Freud

zich afvroeg wat dromen te verbergen hebben,

terwijl Jung wilde weten wat dromen ons vertellen.”

“Een geheugentrucje? ’s Ochtends zeker niet opstaan voor je

je droom actief in herinnering hebt gebracht en hem ook hebt vastgelegd

in een schrift of op een bandrecorder.”

“Nachtmerries zijn typisch voor kinderen. Als iemand pas als

volwassene voor het eerst nachtmerries krijgt, moet er bij een therapeut

een alarmbelletje rinkelen.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content