Terugkijkend, was het wellicht beter geweest om mij niet uit te sloven in de wereld van de drukpers, maar twintig jaar geleden een krot of vijf te hebben gekocht en dat te hebben opgekalefaterd, want daar zat de reuzenwinst. Dat ondervond ik deze week weer, toen ik verderop in de straat een pand te koop zag staan en naar het vastgoedkantoor belde, dat dit huis aanprees als ‘indrukwekkende statige karaktervolle klassewoning overladen met een prachtige lichtinval en een overvloed aan ruimte dit alles afgewerkt met een enorme weelderige zuidgerichte sprookjestuin en een formidabel zongericht luchtterras’. Ze hebben daar een enthousiaste aanpak. In werkelijkheid betrof het een ietwat uitgeleefd pand met een overvloed aan glimmende tegels en kruisbeelden tegen vergeeld behangpapier in elke kamer.

“Er is géén verkoopprijs vastgesteld, mijnheer”, zei mij de vastgoedmakelaar zwierig. “U mag natuurlijk altijd een bod doen, dan laten wij dat weten aan de eigenaar. Hij zal dan contact opnemen met de partijen die het hoogste bod hebben uitgebracht.”

Je kunt er niet precies de vinger op leggen, maar hier wordt weer een grens verlegd, van eerlijke handel naar woeker- en Far West-toestanden. Toch blijft zo’n huis zelden langer dan enkele weken staan, een eigenaardige situatie in tijden van zogenaamde crisis. Zogezegd gaat het slecht, maar vastgoed wordt voor steeds hallucinantere prijzen verpatst en stielmannen sturen nog altijd vrolijk hun kat, omdat ze blijkbaar verzuipen in het werk.

Om niet “in de negativiteit te blijven hangen”, zoals spirituelere lieden dan ik het zouden uitdrukken, ga ik op een dergelijke middag al eens zwemmen met haar die ik sinds kort mijn oudste dochter mag noemen. Naar de zes jaar gaat zij nu stilaan en ze straalt een diertjesachtige doorzondheid uit, met alerte ogen en een stem zo helder dat je er bang van zou worden. Soms ruik ik haar adem, die geurt naar appelen en clementines, naar een heldere februariochtend, zo heel anders dan de ranzige adems die ik vaak van volwassen mensen ruik, vlees dat tussen tanden is bestorven en de weerslag moet zijn van alle argwaan en frustratie.

De glijbanen in het zwembad, zwambed schreef ik haast, zijn uitgehouwen in steen, keihard en glad om een doodsmak te maken. De eerste gecompliceerde botfractuur of schedelbreuk lijkt slechts een kwestie van tijd. Toch zoeven we naar beneden, ik beducht op lichaamsvreemde tenen maar zij op mijn schoot onbezorgd joelend. Beneden helpen een andere ‘papa’ en ik, zoals we heden tot pars pro toto zijn herleid, elkaar de kinderen veilig aan wal te trekken. Een beer van een vent, maar ook hij vindt het gevaarlijk.

“Jullie hebben samengewerkt he”, constateert mijn dochter achteraf voldaan, met de nadruk op samen. Zij is gek op samenwerken en zit tjokvol eigenschappen zoals empathie en gevoel voor rechtvaardigheid, die ik geweldig vind, maar waarvan ik mij afvraag of ze haar niet zullen kwetsen in de wereld daarbuiten, uit dezelfde gladde steen gehouwen.

Even later verplaatsen wij ons naar het kleine bad, waar ik haar de waterkanonnen leer gebruiken. Er is een soort sproeier die een paddenstoel van water vormt, een gordijn waaronder wij ons kunnen verschuilen. Zo zitten wij daar, in ons huisje, in onze tijdcapsule lijkt het, de wereld daarbuiten iets koeler en dover. Zij maakt er een spel van te verdwijnen terwijl ik de wacht moet houden in het huisje.

“Rap terug naar binnen, papa,” zegt ze, “want buiten is het drie meter koud.” Ze heeft al veel onder de knie, maar de temperatuurschaal van de heer Anders Celsius, in 1744 op 42-jarige leeftijd in Uppsala bezweken aan tuberculose, is daar voorlopig nog niet bij.

Na de waterpret zitten we met onze knapzak op de heuvel voor het zwembad. We drinken fruitsap en eten de boterhammen die ik heb meegebracht.

“Wat heb jij er het liefst tussen ?” wil ze weten.

“Kaas of salami”, zeg ik wazig, maar zij verlangt precieze rangschikkingen en duidelijke keuzes. Toptienen van broodbeleg en kleuren. Geel is haar lievelingskleur nu, roze viel in ongenade en haar schoenmaat is zopas in de dertig geklommen, wat al neigt naar voeten van volwassen vrouwen.

Zelfs de almachtige Mega Mindy is onlangs van de troon gestoten, door de Kronieken van Narnia. “Mieke is gewoon agente en ze pakt boeven”, legt dochter haar ontrouw uit, met rollende ogen verveeldheid veinzend. “Maar in Narnia gaan ze op zoek naar mysteries. Veel spannender toch, papa ?”

“Ja”, grinnik ik. “Daar zou je wel eens gelijk in kunnen hebben.” En met een pijntje, zoals zij haar kleine verwondingen noemt, denk ik aan al het spannends dat haar nog te wachten staat, van hier tot waar ik niet meer zal kunnen volgen.

jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content