Jongste dochter brengt mij nu dartelend de schoentjes die oudste dochter droeg op die laatste avond in het hospitaal. “Mooie schoentjes !”, zei de vrouw die mij heeft opgevoed. We wisten toen nog niet dat het haar laatste compliment zou worden en dat haar ziekenhuisbed zich als een sterfbed zou ontpoppen. Op moderne sterfbedden staat hooguit een zilveren stickertje van de fabrikant, naast wat banale adviezen die niet echt op de grond van de zaak betrekking hebben.

Ik vroeg de vrouw die avond of ze bang was. “Waar zou ik bang voor moeten zijn ?”, antwoordde ze, met een kin die deed denken aan Winston Churchill toen die verklaarde dat ze zouden vechten in de straten en op het strand. “Omdat je maar enkele uren meer te leven hebt”, hadden wij kunnen zeggen. Maar dat wisten wij nog niet, zoals wij doorgaans niets weten, doof en blind als wij de toekomst instormen, de meesten van ons enthousiast, als was de toekomst een rollercoaster waarvan het ons geen moer kan schelen dat de bouten van de karretjes loszitten zodat er al eens iets in de diepte valt.

Later hebben de schoentjes Рgele, met een cr̻pezool en uitgeponste gaatjes Рjaren in mijn kast gestaan, waar ik ze soms in het schemerduister ontwaarde met dat spreekwoordelijke steekje in het hart. Ik durfde ze amper tevoorschijn te halen. Ze lagen daar maar, als emotionele springtuigen, naast een lege fles shampoo tegen chute des cheveux, die ik ook al niet weg durfde te gooien omdat ik ze van haar cadeau had gekregen : een vorm van moederlijke zorg die zich als haarwasmiddel had vermomd.

Maar sinds enkele weken worden de gele schoentjes dus dapper ontmijnd door mijn dochter, die nu dezelfde maat 21 heeft als destijds haar zusje. Elke ochtend brengt zij ze trouw, waardoor die telkens wat springlevender en minder treurig worden. Alsof mijn dochtertje werkt voor een soort DOVO van het hart. Ze kan al aardig stappen nu, geeft onomatopoëtische zoentjes en zegt bij alles wat ze krijgt danku – ook als ze je zelf iets aanreikt trouwens.

Ik wou dat de vrouw in het bed haar zo kon zien, alsook het meisje dat nu zeven jaar is en hiëroglyfen ontcijfert. Ik wou dat ik haar foto’s kon opsturen zoals ik vroeger deed en waarmee ze de muren van het rust- en verzorgingstehuis bekleedde. Na haar dood ben ik die zelf moeten gaan verwijderen, tezamen met voortbrengselen van menselijk comfort die op zulke momenten kaal als tegelvloeren lijken, zoals waterkokers en afstandsbedieningen voor televisies waarop toch niets meer valt te zien.

“Mensen moeten sterven, he papa, anders zou er geen plaats zijn voor nieuwe mensen.” Oudste zus zegt het zalvend, met dat klaterende stemmetje en logica die even kinderlijk is als onontkoombaar. Ik knik en zeg dat het waar is, terwijl ik met een half oog loer naar de schoentjes. Samen kijken wij naar Baby tv, waar insecten musiceren die heen en weer schommelen met obscene achterlijven waarin ik graag eens zou willen knijpen. “De machine maakt vandaag lieveheersbeestjes”, jubelt een stem off-screen. “Nu weten wij allemaal wat het is, joepie !”

Oudste zus kijkt gretig mee, hoewel ze zich genoodzaakt voelt te zeggen dat ze het eigenlijk niet écht mooi vindt, omdat je bij Baby tv vooraf weet dat er nooit iets spannends zal gebeuren. Zij mag al kijken naar Karrewiet, het jeugdjournaal dat aardbevingen en hongersnood aan kinderen verpatst in begrijpelijke woorden, zoals ook het Jaar van het Paard en de dood van de oudste flamingo, de dominosteentjes van Tom en Koen, het afborstelen van in de grond aangetroffen geraamten en al die andere voortbrengselen van een wereld waarin de duivel wrokt tegen God.

jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Sinds enkele weken worden de gele schoentjes dapper ontmijnd door mijn dochter, die nu dezelfde maat 21 heeft als destijds haar zusje

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content