Met het graf van een Merovingische koning en een kathedraal waarvan het silhouet op een draak lijkt, heeft Doornik een hoog riddergehalte. De geschiedenisboekjes noemen de stad pocherig ‘de navel van de wereld’, maar eigenlijk is Doornik een dromerig provincienest.

Dat van die draak is echt waar. Omdat er geen hoogbouw staat en Doornik een beetje in een vallei ligt, beheersen de talrijke stadstorens het panorama. Vooral de dicht tegen elkaar staande torens van de beroemde romaanse kathedraal doen denken aan een veelkoppig monster. Natuurlijk mag je iets dergelijks nooit aan een fiere stadsgids vertellen, die dit bouwwerk als een van de belangrijkste monumenten van ons land beschouwt. En terecht, want voor die kathedraal alleen al moet je naar Doornik.

“Wat komt er in je op als je aan Doornik denkt ?” begint Francis Van De Putte zijn rondleiding. Even peinzen. Eerst de kathedraal en dan de wandtapijten en ook het porselein. En als historische figuur natuurlijk Clovis, maar die blijkt niet hier geboren te zijn en werd in Reims gedoopt. “Verkeerde historische bronnen vermelden dat het in Doornik plaatsvond, maar dat is onjuist. Maar we hebben in de vijfde eeuw wel zijn vader gehad, koning Childerik, die slag leverde met de Visigoten en de Saksen. Zijn graf werd al in 1653 in de stad ontdekt. Enkele jaren geleden werd op die plaats nog eens opgegraven en kwamen de restanten van zijn cavalerie te voorschijn. Maar de schat van Childerik, zijn gouden offergaven, zijn we lang geleden kwijtgespeeld”, preciseert Francis met enige spijt. “Dat goud, een hele hoop trouwens, werd eerst naar Wenen gestuurd en vervolgens cadeau gedaan aan Lodewijk XIV. Ten slotte ging alles in Parijs verloren, een deel van het goud werd hersmolten of kwam in de Seine terecht, stel je voor !” Jammer voor de oude Scheldestad. Anders had ze een schat uit een historische periode waaruit niemand iets heeft : Merovingische vondsten zijn uiterst zeldzaam. Het enige wat aan die schat herinnert, is een herdenkingsplaat aan de gevel van een arbeiderswoning, naast de Sint-Brixiuskerk : goed voor een pittoresk detail.

Kerken te veel

De stad heeft zoveel meer te bieden uit die riddertijd. Momenteel kan je in de kathedraal zelfs de vloer zien waarop Childerik heeft gelopen. In een hoekje van dat gebouw vinden er in deze periode opgravingen plaats. Van Francis moest ik heel diep in de put kijken om een paar gigantische vloerstenen te bewonderen. “Onder de vloer van het jaar 1000 ligt nog een ouder niveau, misschien wel van de eerste kerk. Er zal hier altijd wel iets hebben gestaan, want daaronder zit nog een Romeinse laag.” Daar kijk je in de buik van Doornik, die wordt afgedekt met een dikke speklaag, goed voor bewoningsniveaus van tweeduizend jaar geschiedenis.

Doornik, dat weten we nog van de geschiedenisles op school, is een van de oudste steden van ons land, met een rijke Romeinse voorgeschiedenis. Ooit stonden er hier evenveel tempels als er nu kerken zijn, gis ik. En dat zijn er bijna te veel. “Dat is hét probleem van de stad”, fluistert de gids ons in het oor. “Tja, zoveel kerken kun je niet onderhouden. Verschillende zijn sinds jaren buiten dienst en gesloten. Het zijn prachtige gebouwen, maar onze stad is te klein om er iets mee te doen.”

Zelfs de kathedraal lijdt aan een serieuze ouderdomskwaal. “Een van de torens helt bijna één meter over, omdat die op een zwakke ondergrond steunt. Die toren duwt tegen het schip, waardoor er enorme barsten ontstaan. Men kan nog niet met de restauratie beginnen omdat er eerst jarenlang vooronderzoek nodig is. De beweging van de barsten moet in kaart worden gebracht. Het opknappen zal ongeveer tien, twaalf jaar in beslag nemen.” Je kan die scheuren dus maar best van ver bewonderen, zonder onder die gewelven door te lopen.

Blauwe steen

Na het kathedraalbezoek heb je een flinke portie ‘natuursteen’ verwerkt. Dit is de streek van de vermaarde Doornikse blauwe hardsteen, waaruit talloze monumenten in Vlaanderen zijn opgetrokken. Wie in deze steen geïnteresseerd is, kunnen we een fietstocht in de omgeving van de stad aanbevelen, waar er nog steengroeven en kalkovens zijn.

In Doornik zie je dus amper baksteen, behalve in enkele trapgevels in een soort Vlaams-Brabantse stijl. Voor de rest ogen alle torens en muren blauwgrijs. En dat zijn er heel wat, want Doornik is een stad van omwallingen.

Bij bouwwerken komen er overal resten vrij van oude stadsmuren. De recentste vondst is La tour rouge, een 24 meter hoge mastodont in de rue Perdue, die tot voor enkele jaren verscholen zat achter de huizen. Op het marktplein valt de blauwe kalkzandsteen minder op. “Dat komt omdat er hier wat meer baksteen is. De markt werd grotendeels in de twintigste eeuw gereconstrueerd, want het centrum werd tijdens de Tweede Wereldoorlog gebombardeerd. Voor de rest is de stad aan de twintigste-eeuwse bouwwoede ontsnapt”, legt de gids uit. De gevels op het marktplein zijn dus reconstructies. “Sommigen betreuren dat er eind jaren veertig en begin jaren vijftig geen moderne stijl werd gebruikt. Maar in de zijstraten, waar die historische bouwstijl niet vereist was, zie je pas hoe banaal die half moderne architectuur was”, meent Francis Van De Putte.

Ouderwets

Hij heeft niet helemaal ongelijk, want rond 1950 beleefde de moderne architectuur toch een creatief dieptepunt. De moderne stijl werd pas na ’55 weer interessant. De ouderwetse gevels van de markt passen ook beter bij de oude monumenten en de geest van de stad.

“Doornik is altijd een beetje ouderwets geweest”, verklaart de gids eerlijk. “Kijk naar de Lakenhalle op de Grote Markt : onderaan nog wat gotisch van stijl en daarboven een beetje renaissance. Enkel de dakkapellen lijken wat barok, en toch is alles al zeventiende-eeuws.” Maar bouwstijlen, en eigenlijk alle kunsttakken, waren minder tijdgebonden dan we denken. De gotiek en barok leefden nog eeuwen na hun hoogtepunt door. “Dat gaat zelfs op voor de kathedraal in romaanse stijl, die werd gebouwd toen op sommige plaatsen in Frankrijk de gotiek al enkele tientallen jaren in de mode was”, aldus de gids.

Maar in Doornik is lang niet alles donkergrijs. Op de top van de heuvel waarop de stad rust, staat een riant stadspaleis uit de achttiende eeuw in een groot landschapspark. Het hoofdgebouw, nu het stadhuis, was een deel van de machtige Sint-Maartensabdij die werd opgedoekt tijdens de Franse Revolutie. Rondom deze groene oase botsen we op enkele cultuurtempels, zoals een pittoresk Natuurhistorisch Museum en het Museum voor Schone Kunsten, waarin de gids me pas later wenst rond te leiden. Hij wil alles liefst min of meer chronologisch behandelen. Niet geheel ten onrechte, want we hebben de schilderachtigste delen van de stad nog niet gezien.

Verre Westen

Het eigenlijke hart rond de Grote Markt en de kathedraal werden platgebombardeerd tijdens de tweede wereldbrand, maar wat errond ligt niet. Dus ook de overkant van de Schelde niet, de wijk die men de Rive Gauche noemt. Er is geen enkele gelijkenis met de gelijknamige Parijse buurt, maar er is ook veel te zien én dit stadsdeel heeft een historische eigenaardigheid. “Het viel onder de bevoegdheid van het bisdom Kamerijk, het centrum van de stad kende daarentegen een Vlaams bewind, wat er nog eens op wijst dat Doornik echt een grensgeval is. En dat is altijd in ons nadeel geweest. We zaten aan de rand van Vlaanderen en van Frankrijk. Nog steeds wordt Doornik door de Walen als het Verre Westen beschouwd”, jammert de gids.

Dit zou niet de enige reden zijn waarom de stad economisch geïsoleerd is. “In de negentiende eeuw was het een rijke textielstad, veel bedrijven stonden op de Rive Gauche. Welnu, ik denk dat we verraden werden door onze eigen burgerij. Eenmaal rijk, hebben ze hun fabrieken gesloten en zijn gaan rentenieren, waardoor de werkgelegenheid verloren ging.” Dit neemt niet weg dat er op de linkeroever prachtige huizen staan, zoals de romaanse huizen naast de Sint-Brixiuskerk, ze huisvesten tegenwoordig de protestantse kerk. Net zoals Korsele in Oost-Vlaanderen, vinden we de oudste protestantse gemeenschappen van het land in Bergen en Doornik.

In de buurt van de place Verte, in het najaar de plek van een heuse veemarkt en waar ook kaatsbal wordt gespeeld, en de rue du Curé-du-Château ontdekken we eeuwenoude rijtjeshuizen in de zogenaamde Doornikse stijl, met rond de vensters robuuste blokken natuursteen. Op de Scheldekaai en de rue Saint-Bruno hangt aan een art-decowoning een curieuze plaquette met daarop : Vlaamse parlement. Hier stond ooit een regionaal justitiepaleis gebouwd onder Lodewijk XIV. Wat verder stroomafwaarts, aan de noordkant van de stad staat het merkwaardigste monument, de Pont des Trous, een dertiende-eeuwse stadspoortbrug over de Schelde. Bij de reconstructie na de Tweede Wereldoorlog werd dit gevaarte met hydraulische hefbomen twee meter hoger getild ! Een titanenwerk, om er grotere boten onderdoor te laten varen. In de toren vinden we een restaurant en op de brug staat een potsierlijk terras, maar het uitzicht is mooi.

Jongere schatten

Doornik heeft ook jongere schatten in huis, zoals art-nouveaugevels in de stationswijk (place Carbonel) en een prachtig museum van niemand minder dan Victor Horta. Voor een privé-collectie ontwierp hij in 1907 een modern museum, dat na vele aanpassingen pas in 1928 was afgewerkt. Ondertussen ontdekte Horta in de States de art-decostijl, waarvan het interieur al sporen draagt. Van buiten lijkt het op een klassieke tempel, binnen is het een licht en luchtig kunstpaviljoen met een aantrekkelijke collectie. “Het is natuurlijk een mooi gebouw, maar het was in die tijd, de jaren twintig, eigenlijk al wat voorbijgestreefd”, bekent de gids.

Naast het museum zie je de wonderlijke woning van de kleurrijke Doornikse architect Henri Lacoste, gebouwd in de jaren dertig en versierd met eigenaardige bronzen deuren : alweer geen toonbeeld van progressief modernisme, maar is dat wel nodig ? Doornik is de perfecte provinciestad met een traag kloppend hart, waarvan je lekker rustig wordt. En als je al die eeuwenoude gebouwen hebt bewonderd, besef je hoe onbelangrijk het is om bij de tijd te zijn. Doornik mocht dan ooit een koning huisvesten, een trendy hoofdstad is het nooit geweest.

Piet Swimberghe / Foto’s Michel Vaerewijck

“Dat is hét probleem van de stad, zoveel kerken kun je niet onderhouden. Sommige zijn al jaren gesloten. Het zijn prachtige gebouwen, maar onze stad is te klein om er iets mee te doen.”

“De kathedraal in romaanse stijl werd gebouwd toen op sommige plaatsen in Frankrijk de gotiek al enkele tientallen jaren in de mode was.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content