Een niet-aflatende stroom bezoekers overspoelt Firenze. Wij weten nu waarom, want we vielen er ten prooi aan een lichte vorm van het syndroom van Stendhal. Een ervaring die we u niet willen onthouden : deze zomer trekt Weekend Knack met zijn lezers naar de bakermat van de Italiaanse renaissance.

Zijn SPQR. Anekdotische gids voor Rome is vijf jaar oud en in de vijfde druk, een gigantisch succes dus. Nu ligt wat de uitgeverij “een waardige opvolger” noemt in de winkels : Firenze. Een anekdotische reisgids voor Florence. En het is een waar genoegen om bijna letterlijk aan de hand van Luc Verhuyck, de schrijver ervan, de stad te bezoeken.

Nee, het is niet voor het eerst dat ik in Firenze kom. De vorige keer (de derde ?) liep ik net niet gillend weg vanwege de drukte. Maar de kans om te vluchten, of de zin daartoe, krijg je niet in het gezelschap van Luc Verhuyck. Met hem als gids is de stad niet langer alleen ‘de parel aan de Arno’, ‘het juweel van Europa’, ‘de geboortestad van de renaissance’ of ‘de bakermat van het humanisme’. Met hem als gids wordt Firenze een stad van anekdotes en volkswijsheden, van wonderen en mysteries.

Als leraar kwam Verhuyck jaar na jaar naar Italië met de meest kritische toeristen die je je kunt voorstellen : zeventien- en achttienjarige collegestudenten. “Dat publiek kun je echt niet boeien met uitsluitend namen, data en afmetingen”, zegt Luc Verhuyck. “In het begin wist ik ook niet meer dan de gemiddelde gids. Ik wilde dat die jonge mensen méér uit hun schoolreis zouden halen, daarom ben ik met kenners gaan praten, en heb ik allerlei dingen opgezocht en nageplozen. Over Rome deed ik vijf jaar, over Firenze even lang. Ook in deze stad bracht ik de laatste vijf jaar elke zomervakantie een volle maand door. Ik toerde door de stad op z’n Italiaans, op een Vespa. Bij elk bezoek ontdek ik nieuwe dingen, nog steeds.”

Voor zijn nieuwste boek heeft hij om en bij de tweehonderd publicaties geraadpleegd in bibliotheken, boeken in de ramsj opgesnord, volksverhalen en stadslegendes opgespoord. Die oogst verzamelde hij met de hardnekkigheid en de precisie van een middeleeuwse monnik in een plezierige reisgids van ongeveer 450 bladzijden, met als pluspunt : de achterkant van de feiten, de petites histoires van schilders en beeldhouwers, van filosofen en dichters, van devote en minder devote pausen.

Ook wat dat betreft ben ik als een zeventien- of achttienjarige scholier. Laat maar weg, de afmetingen en jaartallen. Laat maar komen, die verhalen over liefde en lijden, over mirakelen en wonderen, over ontrouw en overspel, over moord en doodslag.

Da Vinci’s vliegtuig

Verhuyck neemt ons mee naar de Duomo en het Baptisterium. Hier is een waarschuwing op zijn plaats : in een hele middag leggen wij nog geen vijfhonderd meter af, want bij elke straathoek, bijna bij elke straatsteen heeft Verhuyck een verhaal klaar. Genre : “In dit huis experimenteerde Da Vinci met het mechanisme van het vliegen.” En of wij weten waarom Florence Nightingale, de Britse grondlegster van de moderne verpleegkunde, die naam kreeg ? Omdat ze in 1820 in Firenze, ook Florence genoemd, werd geboren. Verhuyck heeft het over bekende Florentijnse figuren als Cosimo de Oudere, Piero de Jichtige, Lorenzo de Prachtige, Piero de Ongelukkige (allemaal Medici’s), over de buitenechtelijke dochter van Keizer Karel die moest trouwen met de zoon van paus Clemens VII : roddels en achterklap van de bovenste plank, om duimen en vingers bij af te likken.

“Oké”, zegt Verhuyck handenwrijvend. “We beginnen bij San Giovanni, want zo heet het Baptisterium. Het staat vast dat Dante, de schrijver van La Divina Commedia, daar gedoopt is op 26 maart 1266. Ook Michelangelo werd hier boven de doopvont gehouden.” Toen die laatste opgroeide, was hij zeer enthousiast over de vergulde bronzen deuren aan de oostkant van de kapel, net tegenover de Duomo. Hij vond ze zo mooi dat hij ze Porta del Paradiso noemde, Paradijspoort, en zo heet ze nog steeds. Volgens Verhuyck was ook de negentiende-eeuwse Russische schrijver Dostojevski dermate geestdriftig over die Porta dat hij zich voornam om – als hij ooit rijk zou zijn – foto’s ervan op ware grootte te laten maken, zodat hij die in zijn werkkamer kon ophangen. Maar dat hij rijk zou worden, zat er helaas niet in : Dostojevski was een onverbeterlijke gokker.

De Paradijspoort die we vandaag kunnen zien, is een vrijwel perfecte kopie van de echte, die bij de overstroming van 1966 zo verschrikkelijk beschadigd was dat ze nog steeds niet helemaal is hersteld. Door de kracht van het water werden er toen vijf panelen losgerukt en anderhalve kilometer verder teruggevonden.

“Op een klein leeuwenkopje na, kwamen gelukkig alle stukken weer terecht”, zegt Verhuyck. “Helaas kan dat niet gezegd worden van het goud en de diamanten van de juweliers op de Ponte Vecchio. De Arno stond toen onverwachts zo hoog, dat het water de benedenverdieping van alle goudwinkeltjes overspoelde en al wat blonk meesleurde. Op de bodem van de rivier ligt ongetwijfeld nog een fortuin.”

We ontkomen niet helemaal aan data en cijfers, dus daar gaan we. Sinds 1177 heeft de Arno Firenze maar liefst 54 keer onder water gezet en zwaar geteisterd. De voorlopig laatste overstroming, waarbij de stad werd getroffen door 500.000 ton modder, was die van 4 november 1966. Die dag kwamen 35 mensen om, en werden er duizenden dakloos. Op sommige plekken stond het water wel zes meter hoog. Toen het zich had teruggetrokken, bleven er in de modder 15.000 autowrakken achter en werd de schade aan het kunstpatrimonium pas écht zichtbaar. Drieduizend vierkante meter fresco’s, 752 schilderijen op paneel of op doek, veertien beeldengroepen en 144 vrijstaande sculpturen werden beschadigd of vernietigd. Maar ook 3000 kleinere kunstobjecten, 40.000 archeologische voorwerpen, zes kilometer staatsarchief en 50.000 boeken : het wassende water waste alles weg.

Na die ramp stroomden spontaan duizenden jongeren uit de hele wereld toe om puin te ruimen en de boeken van de bibliotheek letterlijk uit de modder te redden. Daarom werden ze Angeli del Fango genoemd, ‘engelen van de modder’. In de cultfilm en Italiaanse familiekroniek La Meglio Gioventù van Marco Tullio Gior- dana zijn die prachtig en ontroerend in beeld gebracht.

Bedwelmd door kunst

Ondanks alles wat verloren is gegaan, blijft Firenze een onuitputtelijke bron van schoonheid en bezienswaardigheden. Een indrukwekkend leger vooraanstaande figuren uit de kunst- en cultuurgeschiedenis zijn er geboren of hebben er gewoond, en hebben er stuk voor stuk hun sporen nagelaten. Houd u vast, want dit is slechts een greepje uit het aanbod : de al genoemde Dante en Michelangelo, Boccaccio, Petrarca, Giotto, Donatello, Fra Angelico, Botticelli, Cellini, Brunelleschi, Da Vinci, Galilei, Machiavelli.

Verspreid over de stad, amper honderd vierkante kilometer groot, liggen zestig musea en meer dan honderdzestig kerken en kloosters, en ruim tweehonderd paleizen, torens en loggia’s. Omdat Firenze daarnaast ook nog een derde van de westerse kunstschatten bezit, kan de stad gevoelige zielen overweldigen. Want wie haar bezoekt, moet oppassen voor het syndroom van Stendhal. De Franse schrijver van onder meer Le Rouge et le Noir raakte in 1817 zo onder de indruk van de verpletterende schoonheid van Firenze, en meer bepaald van de Santa Croce, dat hij in zwijm dreigde te vallen. Nagekeken en dubbel gecontroleerd : het bestààt : “Het syndroom van Stendhal is een psychische aandoening die optreedt als je volledig overrompeld wordt door de schoonheid van kunst. Lichamelijke verschijnselen : een versnelde hartslag, duizeligheid, verwarring en flauwvallen.”

In Stendhals tijd – “hij leefde van 1783 tot 1842”, schudt Luc Verhuyck uit zijn mouw – was er geen fotografie, geen film, geen televisie. Alles wat hij over Firenze wist, had hij uit reisbeschrijvingen, brieven en dagboeken. Maar zelfs de dag van vandaag, waarin wij toch vertrouwd zijn met de meeste beelden van de stad en de kunstvoorwerpen die er te zien zijn, dreigt het Stendhalsyndroom. Ook mij valt het, gelukkig in een zwakkere vorm, te beurt. Een paar keer zelfs. Om te beginnen bij het aanschouwen van het overbekende schilderij Maria Boodschap van Leonardo da Vinci in zaal 15-16 van de Galleria degli Ufizzi. Kippenvel en sprakeloos door zo’n overdosis sereniteit en verbijsterende schoonheid. En ik ben zeker niet de enige die erdoor overdonderd wordt. De aanstaande moeder van filmacteur Leonardo DiCaprio moet hier een soortgelijke ervaring hebben gehad. Toen ze in deze zaal voor het eerst het kind in haar buik voelde bewegen, besloot ze het ‘Leonardo’ te noemen als het een jongen was.

Stendhal dreigt weer als ik oog in oog – nu ja – sta met een van ’s werelds allerberoemdste beelden : de David van Michel- angelo in de Galleria dell’Accademia, de eerste kunstacademie van Europa. Versnelde hartslag, van de kaart, zelfs vlinders in de buik : op het eerste gezicht smoorverliefd. Op een man van meer dan vijfhonderd jaar oud, nog wel ! (Op 8 september 2006 wordt hij 502.) Hij is 516 centimeter groot en weegt 5660 kilo : een hele brok om lief te hebben. Maar wat een buitenaardse schoonheid, wat een souplesse, wat een harmonie, wat een kracht !

Je ziet hem al van ver staan, onder een koepel die speciaal voor deze David gebouwd is. Mensen zitten op bankjes godvruchtig zwijgend naar hem te staren. Anderen, onder wie ikzelf, benaderen hem schoorvoerend en verdwaasd, in een gewijde stilte. Aan Davids voeten staat een computerscherm met een paar knoppen ernaast, waarmee je de gigantische man kunt manipuleren. Bijna wellustig doe ik David kantelen, bewonder hem langs alle kanten, ik strooi schaduwen over zijn sterke en volmaakte armen, op zijn gespierde rug en schouders, ik laat de zon schijnen op de vriendelijke rechterkant van zijn gelaat, daarna op de grimmige linkerkant, de gefronste wenkbrauwen… De mannelijke perfectie. En dan te bedenken dat Michelangelo pas 25 was toen hij aan dit meesterwerk begon.

Doorschijnende onderbroeken

David mag dan poedelnaakt zijn, in het San Marcomuseum gaat het er nog kuis aan toe. Daar hebben zelfs de blote gekruisigden op de Calvarieberg een doorschijnende onderbroek aan. “Michelangelo was de eerste die naakten schilderde”, vertelt Verhuyck, en dat was naar verluidt zo’n schandaal dat er een ‘broekenschilder’ aan te pas moest komen, een twijfelachtige eer die een begenadigd kunstenaar als Daniele da Volterra te beurt viel, die van paus Paulus IV de opdracht kreeg om (in de Sixtijnse kapel in Rome) een van de Zeven Werken van Barmhartigheid uit te voeren : de naakten kleden.

Het vroegere San Marcoklooster is een Fra Angelicomuseum geworden. Recht tegenover de toegang is aan het andere eind van de kloosterhof Sint-Dominicus knielt voor het Kruis te zien, van de hand van Fra Angelico, ook wel Beato Angelico genoemd, sinds de vorige paus hem tot de adelstand van de hemel verhief.

De vrome broeder leefde en werkte hier ten tijde van de Vlaamse Primitieven. Hij schilderde de paneeltjes Scènes uit het leven van Christus als een stripverhaal : Jezus’ leven, dood en verrijzenis in het gloednieuw ontdekte perspectief. “Telkens wanneer hij het lijden van Christus uitbeeldde, barstte hij zelf in tranen uit”, weet Luc Verhuyck. Boven aan de trap naar de eerste verdieping is er een verwarrende en adembenemende Annunciatie die verklaart waarom Fra Giovanni da Fiesole, de schilder van deze hemelse en engelachtige figuren, Angelico of ‘de engelachtige’ wordt genoemd.

Op die verdieping heeft de Zalige Engelachtige 43 kloostercellen van fraaie religieuze fresco’s voorzien, waarop alle mannen zich presenteren in een dominicanenpij – behalve de gekruisigden, die dragen zoals eerder vermeld enkel transparant ondergoed. Ook de twaalf apostelen op het grote Laatste Avondmaal in de kleine refter (“Een van de zestig Laatste Avondmalen in Firenze”) zijn allemaal dominicanen ofte predikheren.

Inspirerend en ontroerend

Die avond in Ristorante Giannino in San Lorenzo – de muren beschilderd met koepels van Brunelleschi en Toscaanse landschappen, en hier en daar een bleek huis van zandsteen met donkergroene cipressen rondom – staat er geen konijn met pruimen op het menu maar konijn met vijgen. En een kruik wijn heet hier Fiasco. Toch maar proberen, om te bekomen van alle emoties.

De dag na onze terugkeer uit Firenze kregen zowel Luc Verhuyck als ik een e-mailtje van Guy Kokken, de meereizende fotograaf, dertiger en vader van twee kleuters. Zijn bericht wil ik u niet onthouden omdat hij de sfeer zo treffend verwoordt, en omdat de repliek ook een en ander verduidelijkt.

“Leuke tijd gehad. En tof om teruggeflitst te worden naar de Renaissance. Ik voel me nu zelf als herboren. Inspirerend en ontroerend, ongelooflijk magnifiek… Superlatieven schieten tekort als ik terugdenk aan de prachtige praal die ik in real life kon bewonderen, m’n halve Van Altamira tot heden verzameld op enkele vierkante kilometers. (…) De propaganda voor het katholicisme was wel van een schitterend niveau. Zulke reclamecampagnes vind je nog maar zelden. (…) Sommige momenten moest ik de tranen terug in m’n oogkassen dringen. Overmand door de schoonheid van een icoon (Galleria degli Uffizi, eerste zaal, als je binnenkomt links, een icoon van ongeveer twaalf vierkante meter). Of was het de universele schoonheid van de moederliefde ?”

Antwoord van onze leermeester Luc Verhuyck : “Waarvan Guy zo onder de indruk was, is een op Byzantijnse voorbeelden geïnspireerd schilderij op paneel – een zogenaamde Maestà – van de Siënese schilder Duccio di Buoninsegna uit circa 1285, dat vroeger in de Santa Maria Novella hing, een dominicaner kerk die we niet hebben bezocht.”

Ziet u wat ik bedoel ?

Info lezersreis: p. 147.

Firenze. Een anekdotische reisgids voor Florence, Luc Verhuyck, Athenaeum-Polak & Van Gennep, WPG voor België, 448 p., 24,95 euro.

Weekend Knack organiseert in het najaar vier lezersreizen naar Firenze. Info p. 147.

Door Griet Schrauwen – Foto’s Guy Kokken

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content