Op sportbladzijden worden ze wel eens vergeleken met Laurel and Hardy. Niet dat ze voortdurend op elkaars kap zitten, maar omdat ze zo onafscheidelijk zijn. Veldrijders Bart Wellens en Sven Nys : concurrenten in het slijk, vrienden op het podium.

B art Wellens (25) moet nog altijd lachen als hij terugdenkt aan 1992, toen hij voor het eerst de naam Sven Nys (27) hoorde vallen : “Sven koerste als nieuweling en was topfavoriet voor het Belgische kampioenschap in Hengelhoef, maar na honderd meter lag hij al op zijn bakkes. Zoiets blijft je bij. Het jaar daarop ontmoetten we elkaar elke week op de wedstrijden. We reden wel samen door de modder, maar waren nog geen rechtstreekse concurrenten omdat we in een andere categorie crossten.”

Huidig wereldkampioen Bart Wellens en Belgisch kampioen Sven Nys kampten in 1997 voor het eerst voor een titel bij de beloften. Bart won het nationale kampioenschap in Geraardsbergen, Sven werd tweede. Hetzelfde jaar werd Sven in München wereldkampioen, voor de neus van Bart. Sindsdien lossen ze elkaars wiel niet meer en stapelen ze de overwinningen op.

Rijpt die band met de jaren ?

Wellens : Onvermijdelijk. Want overal waar Sven werd uitgenodigd voor een cross vroegen ze mij ook en omgekeerd. We liepen elkaar als het ware voortdurend voor de voeten.

Nys : In 1998 won ik opnieuw het wereldkampioenschap. Bart eindigde weer tweede. Ik hoor het ons nog zeggen op het podium : “Wij zullen nog dikwijls samen op de foto staan.” En die voorspelling kwam uit. Al vijf jaar lang. Maar het is vooral tijdens de selectietrainingen voor de wereldkampioenschappen dat we elkaar niet alleen als crosser, maar als vriend leerden kennen. Bart blijft mijn zwaarste concurrent in de koers en ik moet proberen om hem eraf te rijden. Ik speel het keihard.

Wellens : Dat is wederzijds. Maar na de wedstrijd moet je opnieuw kunnen lachen en zwanzen. Of de dingen die fout liepen, uitpraten.

Nys : Als ik een stuurfout maak of Bart op een onverantwoorde manier passeer, dan hoor ik hem wel eens vloeken. Maar dat moet je achteraf in de pers niet breed uitsmeren. Vergeet niet dat er volgende week weer een koers is. We zien elkaar het hele seizoen elk weekend. Bij andere sporten ligt die frequentie lager. De sfeer tussen ons twee moet goed zitten. Dat stralen we af op onze supporters, zodat die elkaar ook niet in de haren vliegen.

Wellens : We fietsen iedere week tegen elkaar, vliegen in hetzelfde toestel naar de wereldbekermanches, delen hetzelfde hotel. Wat is daar nog plezierig aan als je elkaar niet kunt horen of zien ? Dan zou ik liever een andere job zoeken.

Dat maakt jullie nog geen boezemvrienden ?

Nys : We lopen elkaars deur niet plat. Daarvoor wonen we iets te ver van elkaar, hij in Vorselaar, ik in Baal.

Wellens : Als beloften zagen we elkaar vaker. Toen trokken we nog samen met de vriendinnen op skivakantie. Intussen heeft Sven vrouw en kind. En ik leef mijn leven. De weinige vrije tijd die we hebben, gaat naar gezin en familie. Wat niet uitsluit dat we soms samen eens ‘uitbollen’.

Nys : Echte maten weten alles van elkaar. Wij zullen wel samen het parcours verkennen, maar als ik niet in topvorm ben, vertel ik hem dat liever niet. Ook niet welke trainingstactiek ik volg. Hij blijft tenslotte de concurrent.

Wellens : Andere renners, trainers, maar ook perslui zouden ons liever met getrokken messen tegenover elkaar zien staan. Ongelooflijk wat sommige profs van de oude stempel allemaal proberen om mij en Sven tegen elkaar op te zetten. Ze kunnen maar niet begrijpen dat hard tegen hard ook vriendschappelijk kan. En de pers springt graag mee op die kar, want dat zorgt voor extra sensatie. Gelukkig kennen we elkaar zo goed dat we ons daar niet door laten meeslepen. Maar zeg nooit nooit. Volgende week kan Sven iets doen waardoor ik geen woord meer tegen hem spreek.

Nys : Dat gebeurt bij de beste vrienden. Kijk naar Paolo Bettini en Michele Bartoli na hun machtswissel. Ik hoop dat het ons nooit overkomt.

Verdelen jullie de overwinningen onderling ?

Wellens : Ik begrijp dat andere renners gefrustreerd raken omdat Sven of ik meestal met de eerste plaats gaan lopen. Wij kunnen het toch niet helpen dat we niet geklopt worden ? Uit die frustratie groeien geruchten.

Nys : Het is ook nooit goed voor de buitenwereld : als één sportman boven de rest torent, is het te saai. Zijn er twee, dan ‘verkopen’ ze de overwinningen aan elkaar. Maar een grote wedstrijd geef je niet cadeau aan je concurrent.

Wellens : Sven moet een gezin onderhouden, ik een huis afbetalen. We steken niet onder stoelen of banken dat we goed willen verdienen. Als we al zouden afspreken, dan zouden we niet tegen elkaar rijden, maar de koersen onderling verdelen : jij die cross, ik de andere. Dan winnen we allebei.

Nys : Maar Bart fakete geen onderkoeling in de wedstrijd om de wereldbeker in Sankt-Wendel en ik ging in Gavere niet vrijwillig tegen de grond. Ik knijp mijn remmen niet dicht om Bart de superprestige te laten winnen. Wie dat spel zou spelen, valt heel snel door de mand bij de supporters. En zelf zouden we er ons ook heel slecht bij voelen.

Wellens : Zo is dat.

Een cross rijd je met meer dan twee. Speelt jullie kameraadschap soms in het nadeel van de andere renners ?

Wellens : Dat wel, op het kampioenschap van België 2002 spraken we af om er een ferme patat op te geven en de wedstrijd op geen enkel moment stil te laten vallen. Dat was de beste manier om onze kansen veilig te stellen. De anderen zetten alles op alles om aan te klampen. Maar door samen eerst de concurrentie van ons af te schudden, moesten we in de laatste ronden alleen nog elkaar in het oog houden. Ik sprint liever met ons tweeën dan met vijf, zes man in mijn wiel.

Nys : Hij geeft plankgas en ik doe hetzelfde. Ik laat Bart op geen enkel moment ontsnappen. Er is een groot verschil tussen helpen en niet dwarsliggen. Stel : Bart rijdt weg. Ik sluit aan, maar neem geen kopwerk voor mijn rekening. Dan gaat Bart ook de benen stilhouden. Wat alleen maar in de kaart speelt van de achtervolgers. En dat kan niet. Op zulke momenten volstaat één blik naar elkaar en we schieten weg. Tot grote frustratie van het peloton dat het niet kan hebben dat wij de koers maken.

Wint afgunst het op jullie vriendschap ?

Nys : Doordat Bart moest opgeven in Sankt-Wendel sta ik hoger gerangschikt voor de wereldbeker. Als ik blijf presteren, kan hij mij niet meer bijbenen. Verlies ik een manche, dan hoop ik dat Bart die wint. Zo hou ik mijn directe achtervolgers op afstand.

Wellens : In de superprestige zijn de rollen omgekeerd. Ieder voor zich zijn we ontgoocheld door ons falen, maar niet afgunstig.

Zouden jullie individueel beter presteren, als jullie niet bevriend waren ?

Nys : Zonder Bart had ik nooit zoveel wedstrijden gewonnen. En andersom. Omdat Bart zo sterk is, wil ik nog beter worden. En omdat wij tweeën zo goed presteren, gaat ook de rest sterker rijden. Ik zou in elk geval niet zoveel plezier beleven aan mijn job.

Wellens : Onze band vormt wellicht de basis van ons succes.

Zit de kans erin dat jullie na de crosscarrière dik worden ?

Nys : Waarom niet ? Onze karakters botsen niet. Ik kan lachen met Barts gezwans. Het is zijn manier om zich af te reageren. Ik ben vaak veel te ernstig op de fiets. Zo vullen we elkaar perfect aan. Met andere renners loopt dat niet zo losjes.

Wellens : Wie weet gaan we na onze carrière andere dingen samen doen. Of staan we regelrecht tegenover elkaar als trainer van onze kinderen.

Samen : Als het maar klikt. n

Tekst Johan Van Praet l Foto’s Guy Kokken

Sven Nys : “Echte maten weten alles van elkaar, maar als ik niet in topvorm ben, vertel ik hem dat liever niet.”

Bart Wellens : “Andere renners, trainers, maar ook perslui zouden ons liever met getrokken messen tegenover elkaar zien staan.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content