Hij is op de dool, mijn kameraad Pieter. Dat zie ik aan zijn koortsige blik en aan de pizzadozen in de gang van het huis waar hij zijn intrek heeft genomen. Zijn ogen zijn bloeddoorlopen, dat komt van het plots weer alleen te leven. Vele jaren was het omgekeerd : hij zat gebeiteld in zijn relatie met C. terwijl ik rondzwierf over een kaal aardoppervlak waaraan ik niettemin bleef haperen, nu eens aan een tuin waar meikevers zaten, dan weer aan een huis in de voorstad dat mij paste als een vliesdunne jas op een kille herfstavond.

Aan zijn haar zie ik hoe Pieters kop vannacht heeft gelegen bij het slapen. Zijn studio is zo benepen dat hij alles kan pakken door alleen maar zijn hand uit te steken, bij wijze van spreken. Een fornuis met twee pitten en het armtierige woord butagaz. Gradaties van zwart, want om de een of andere reden kiezen mannen altijd voor zwart. Ze vinden dat viriel en praktisch, hun veilige haven in een wereld van verwijfde tinten. Het strijkijzer staat gebruiksklaar op de plank, want hij heeft gezworen zich niet te laten gaan en verzorgt zichzelf met tegenzin en discipline. De schimmige alkoof is slechts door een gordijn van de rest van zijn woonvertrek gescheiden. Op de – zwarte – kast staat een blikken robot die is meegereisd uit vrolijker tijden.

Zo heb ik ook geleefd, niet eens zo lang geleden. Het vreemde was dat vrienden die met vrouw en kind in mooie huizen woonden, jaloers om zich heen keken als ze mij kwamen opzoeken in mijn spelonk. Je zag een vonk van afgunst in hun ogen om zoveel haveloze vrijheid. “Hier wil ik gerust ook een paar maanden doorbrengen”, zei er een, een steelse blik op het klapbed werpend. Zichtbaar fantaserend over een leven vol verlokkingen en zonder verplichtingen. Daarna keek hij op zijn horloge, deed alsof hij schrok en vertrok, naar een babyborrel en een keuken die verbouwd moest worden.

“De carrière is gemaakt, de kinderen zijn het huis uit en de hypotheek is afbetaald”, zegt Pieter. “Zo wordt your average veertiger getypeerd in het lifestyleblad dat ik in de fitness las. Ik zal mij moeten haasten want ik ben 35 en aan geen van die drie posten ben ik zelfs nog maar begonnen.”

We zitten inmiddels in ons met lange tussenpozen bezochte stamcafé, waar de blonde Chouffe de tongriemen smeert. “Soms ben ik pokke-eenzaam”, geeft Pieter toe, schoorvoetend want hij blijft een echte man, niet loslippig over gevoelens. “Ik ontmoet natuurlijk wel vrouwen maar altijd vergelijk ik die met C. Ik zoek kopietjes van haar, lookalikes. Als ik ze beter leer kennen, vallen ze natuurlijk tegen. Ze draaien puberale cirkeltjes bij het tongzoenen. Of ze hebben, zoals het meisje waarbij ik onlangs bleef slapen, iets hards onder hun hoofdkussen. Bleek dat een knoert van een dildo te zijn. Daar ben ik op afgeknapt, man.”

Je haïs ce sexe en gros, je l’adore en détail, citeer ik Voltaire, niet eens zo enorm toepasselijk. Ik overstelp Pieter met raad, hoewel ik weet dat je sommige dingen niet uit de mond van een ander moet horen. Dat hij goed moet eten en koken voor zichzelf, zeg ik, vooral met gember en citroengras. Dat hij nu vooral, en vooral nu, zijn werk niet mag laten slabakken. Dat hij, als hij zich rot voelt, voor ogen moet houden dat er altijd, en soms al heel snel, weer een gelukkig moment komt en je niet meer begrijpt waarom je zo diep hebt gezeten. Dat mij dat heeft rechtgehouden in mijn darkest hour.

Ik schaam mij over de holheid van mijn woorden maar Pieter stoort er zich blijkbaar niet aan. “Ik had onze afspraak bijna afgebeld want ik zag ertegen op”, zegt hij bij ons afscheid. Ik begrijp dat. Toen ik was zoals hij, verafschuwde ik ook confrontaties met gelukkige stellen of hun zelfvoldane helften. “Maar ik ben blij dat ik het gedaan heb, ik voel me een stuk beter dan daarnet.” Hij slaat mij op de schouders, alsof ik het ben die getroost moet worden. We stappen in zijn aftandse Subaru waar een vel plastic flapperend uit opbolt sinds – je zult het altijd zien – de zijruit is ingeslagen voor de zuignap van zijn gps.

Ik weet dat het overgaat, dat verterende gemis, alleen kan het een halveringstijd hebben als van plutonium. Maar op een dag zal ik Pieter bezoeken bij een ander lief in enig ander doorzond huis waar hij in de tuin cocktails zal serveren met verse blaadjes munt, die hij geplet heeft zonder ze te scheuren. Als zijn vriendin even haar neus is gaan poederen, zal hij zich naar mij toebuigen en zeggen : ze is twee maanden zwanger, samenzweerderig, met het soort glimlach waar een splinter weemoed in verborgen zit.

jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content