Jonge filmers zoeken een uitweg voor hun creativiteit in het documentairegenre. Met een kleine ploeg, een klein budget en veel moed trekken ze naar het verre buitenland. “Elke documentaire moet in feite een zelfportret zijn.”

Illegaal filmen bij de Mosuo

Nachtelijke Bezoekers heet de eerste documentaire van An van Dienderen, een film over een matriarchale volksstam in China. Ze moest het zonder Vlaams overheidsgeld stellen. “Ze vonden mijn project heel interessant, maar dachten dat we er niet in zouden slagen het gebied binnen te geraken.” In China moest de filmploeg de overheidscontrole inderdaad omzeilen om met interessante beelden te kunnen terugkomen. Het lukte, maar niet zonder problemen.

“Vóór mijn film was ik al een tijd op zoek naar iets dat met matrilineariteit te maken had. Polyandrie en matriarchaat komen veel voor, maar er bestaat geen geschiedschrijving over. Uiteindelijk ben ik tijdens een doktersbezoek op een artikel over de Mosuo gestoten in een damesblad. In universiteitsbibliotheken vind je er niets over. Daarna heb ik me gerichter kunnen informeren en heb ik het vliegtuig naar China genomen.

Uitgangspunt van mijn film is een citaat uit De Woorden en de Dingen van Michel Foucault. Daarin wordt beschreven hoe de Chinezen de dieren indelen in categorieën zoals dieren die de keizer toebehoren, tamme dieren, dieren die juist een kruik gebroken hebben, enzovoort. Omdat culturen kennis bekijken op verschillende manieren, is het vaak zo moeilijk elkaar te begrijpen. Bij de Mosuo bestaat er geen woord voor echtgenoot. Men spreekt er van nachtelijke bezoeker. De man komt alleen maar ’s nachts bij de vrouw slapen en woont overdag in bij de familie van zijn grootmoeder. De eigendommen gaan er over van moeder op dochter.

Sinds kort is het gebied van de Mosuo ontsloten met wegen, elektriciteitsvoorziening, communicatiemiddelen… Omdat de Han-Chinezen, die als meerderheid de dienst uitmaken bij de overheid, de Mosuo niet kunnen wegtoveren, wordt de etnische minderheid er zo’n beetje als toeristische attractie behandeld. De streek wordt enorm gesubsidieerd en er worden waanzinnige hotels gebouwd. Natuurlijk besef ik dat ik met mijn film meewerk aan de commercialisering of zelfs corrumpering van hun samenleving, maar de Mosuo hebben wel vrijwillig met mij samengewerkt en ik heb er ook op gelet hen niet te romantiseren. Op een lager niveau beïnvloed je je onderwerp trouwens evenzeer. Alleen al de vragen die je stelt, komen vanuit je eigen cultuur.

Normaal moet je in China officiële toestemming vragen om te filmen, maar dan weet je dat je van begin tot eind gecontroleerd wordt. Wij zijn naar China vertrokken zonder toestemming en hadden een verhaaltje klaar voor elk stuk filmuitrusting dat we bij ons hadden. Uiteindelijk zijn we zonder problemen overal doorgeraakt, maar we moesten vaststellen dat we met een andere gids op stap waren dan gedacht. Hij bracht zelf de mensen aan die we moesten interviewen, en dat waren partijfunctionarissen. De zogenaamde Mosuo-boer die hij presenteerde, was een of andere gedrogeerde. Na enige tijd hebben we onze gids dik betaald om op te hoepelen. We waren toen vooral bang dat hij onze afreisdatum te weten zou komen, want dan konden we ons filmmateriaal kwijtraken aan de douane.

Hoe dan ook, toen de man verdwenen was, stelden we vast dat de Mosuo een mondje Engels spraken. En we vonden iemand die goed Engels kon en ons echt wou begeleiden. Voordien werd elke informatie gefilterd door onze tolk. Drie weken ter plekke kan misschien kort lijken, maar als je zo intensief werkt als wij, kom je met voldoende materiaal naar huis.

Ook de beperkingen en de problemen die we in China ondervonden, komen aan bod in mijn film. Dat zegt even veel over het gebied en over hoe de overheid omgaat met de etnische minderheden. De Chinezen ontkenden zelfs de speciale positie van de vrouw bij de Mosuo. Vroeger gingen onderzoekers naar de volksstammetjes in Afrika en namen ze een camera mee om beter te kunnen rapporteren. De camera was zogezegd een neutraal werkinstrument. Tegenwoordig beseft men dat je als filmer een selectie maakt. Daarom laat ik in mijn documentaire ook zien hoe de film tot stand komt. Met een tweede, kleine Super-8-camera hebben we the making of gedraaid, de reacties op de eerste camera en hoe wij omgaan met de mensen.

Er zijn genoeg andere manieren om het maakproces en de constructie achter een film te tonen, maar als je het nalaat, plaats je jezelf in een machtspositie. Dan kan je publiek ook niet controleren op welke manier jouw beelden informatie bevatten. In feite moet elke documentaire een zelfportret zijn. De authenticiteit moet van jezelf komen, niet van je onderwerp.”

Een Mongools hondenleven

Peter Brosens en Peter Krüger leiden al enkele jaren samen Inti Films, een klein bedrijfje dat zich gespecialiseerd heeft in de productie van auteursdocumentaires. Ze zijn zelf ook actief als filmers. Van Brosens en de Mongoolse coregisseur Dorjkhandyn Turmunkh kwamen enkele maanden geleden State of Dogs uit, het fictieve levensverhaal van een doodgeschoten straathond in Mongolië die zich ermee moet verzoenen dat hij als mens zal reïncarneren. Krüger werkte vorig jaar Nazareth af, een triptiek over het christelijk geloof op drie plaatsen in de wereld die Nazareth heten.

Brosens: “Ik ben nog niet zo lang met films bezig. Ik werkte eerst een tijd in Ecuador als stedelijk geografisch antropoloog voor een interuniversitair project. Maar na die opdracht besloot ik te doen wat ik altijd graag had willen doen: films maken. Door mijn ervaringen in Zuid-Amerika en een opleiding in antropologische documentaires in Manchester, evolueerde die interesse. In Manchester leerde ik vooral hoe ik documentaires níet wil maken.”

Krüger: “Bij mij is de interesse voor documentaires ook pas later gekomen, bij Inti Films. De creativiteit in dit genre blijft in een zeer groot deel van het wordingsproces een rol spelen. De montage is rijker dan bij een speelfilm en je zit niet in die mate aan een scenario gebonden.”

Brosens: “Mijn eerste film, City of the Steps, is bijna toevallig tot stand gekomen en louter het resultaat van improvisatie. In ’93 was ik als productieleider en locatiezoeker in Mongolië om een project van een collega, Odo Halflants, voor te bereiden. Ik was nog nooit in Mongolië geweest en had een cameraatje mee. Daar heb ik mijn eigen beelden mee geschoten. Het resultaat is een film geworden over een land in overgang, vlak na de ineenstorting van de Sovjet-Unie: beelden van overblijfselen van een oud tijdperk en van een nieuw dat zich aankondigt. Uiteindelijk heeft die film het op festivals en bij tv-stations goed gedaan, al heb ik er niet veel geld aan overgehouden.”

Krüger: “Je moet vermijden om een documentaire over een ver land te maken omwille van het exotische of het vreemde, want dan verval je gauw in het banale. Met mijn film over de dorpen Nazareth in België, Israël en Ghana ben ik op zoek gegaan naar wat het christelijk geloof op die verschillende plekken betekent. Het Vlaamse Nazareth was een dorp dat niks vreemds heeft voor mij; in het Afrikaanse Nazareth belandde ik op een zeer exotische plek. Om naar het vertrouwde met een frisse blik te kijken en in het exotische iets vertrouwds op te roepen, dat was voor mij een interessante uitdaging.”

Brosens: “De mensen in mijn film spelen in zekere zin wel een rol, maar zijn wat ze in het dagelijkse leven zijn. De dichter is een echte dichter, de herder een herder, de hondenjager een hondenjager. Dat we die hondenjager vergoed hebben voor het aantal honden dat hij door ons niet heeft kunnen afschieten, vind ik maar normaal. Sommige mensen vinden dat hij een afschuwelijk werk uitvoert, maar ik kan me daar moeilijk over uitspreken. Mongolië kent een straathondenprobleem en die man wordt door de staat vergoed om daaraan te verhelpen.

Bij het filmen van mijn eerste documentaire City of the Steps heb ik meer problemen gekend in Mongolië, omdat de mensen het nog niet gewoon waren dat er beelden werden gemaakt van negatieve facetten van hun land. Tijdens het communisme werd de televisie als een propagandamiddel beschouwd. Een paar keer hebben we het voor dronken Mongolen op een lopen moeten zetten.”

Krüger: “In Israël ben ik bij de research voor mijn film op een lamme priester gestoten die al 23 jaar aan multiple sclerose leed. Vooral dat heeft me geleid naar de thematiek van mijn film: wat is lijden en hoe gaat de mens in zijn onmacht daarmee om? Ik heb wel zeer lang via een tolk met die man moeten praten over het waarom van de film, want hij vond het vernederend om in zijn toestand gefilmd te worden. Pas toen ik zijn vertrouwen gewonnen had, ben ik met mijn camera gekomen en heb ik drie weken met hem geleefd. Om de mensen te kunnen tonen in hun eigen leven, moet je de tijd nemen. Met een televisieploeg moet je dat niet proberen.”

Brosens: “Er zijn een aantal persoonlijke redenen waarom ik in Mongolië draai. Het licht, de magie die uit het landschap straalt… Aan de ene kant is er weinig begroeiing en heerst er schaarste, aan de andere kant geeft dat het landschap ook een volheid. De individuele elementen zijn bouwstenen die je het landschap doen begrijpen. Een heuvel staat ergens voor in de religie van die mensen. Dat maakt in zekere zin een Mongoolse heuvel interessanter dan een Limburgse. Ik wil gerust nog een derde film maken over Mongolië. Tenslotte heb je in een bepaald gebied research gedaan en heb je er relaties opgebouwd.”

Krüger: “Met Inti Films is het niet de bedoeling een groot aantal documentaires voor televisie af te leveren. We willen kwaliteitsproducten maken en er is tijd voor nodig om die gefinancierd te krijgen.”

Amsterdam in de IJszee

Als creatieve documentairemaker kan Rob Rombout al een aantal werkstukken voorleggen. Zijn baan als docent, onder meer aan de Sint-Lucasschool in Brussel, laat hem zelfs toe zich als filmer alleen nog maar aan dit soort persoonlijk werk te wijden. Voor zijn laatste documentaire, Amsterdam via Amsterdam, trok Rombout met coregisseur Rogier van Eck in het spoor van de twee illustere 16de-eeuwse Nederlandse zeevaarders Willem Barentsz en Cornelis van Houtman naar twee onbewoonde eilandjes Amsterdam. Om Amsterdam in het uiterste zuiden van de Indische Oceaan te bereiken, moest de vierkoppige ploeg van Rombout en Van Eck een vijf weken durende boottocht trotseren. Omdat de boot op zijn rondvaart sowieso voor een wetenschappelijke expeditie het eiland Kerguelen aandeed, schoten de filmers ook maar meteen beelden voor een tweede documentaire, de Val van Kerguelen.

“Amsterdam via Amsterdam wekte niet onmiddellijk enthousiasme op bij de officiële geldschieters in België. Als het onderwerp niet te ver van huis ligt, en niet te persoonlijk en experimenteel maar wel sociaal is, zullen ze sneller met geld over de brug komen. Ons project was het tegenovergestelde: niet sociaal, want er woont niemand op de bezochte eilanden, en experimenteel. We hebben snelle en luchtige videobeelden gemengd met filmbeelden die een soort schilderijen vormen van onderweg. Ze verwijzen naar de tekenaars en schilders die vroeger meevoeren om reisimpressies vast te leggen.

Dat de film gemaakt is, is te danken aan verschillende mensen en instellingen die ons het nodige materiaal ter beschikking hebben gesteld. Bovendien is tot nu toe geen enkele medewerker betaald; een no-budgetfilm als je wil. Toch heeft Willy Stassen, één van de beste cameramannen van België, eraan meegewerkt. Jongeren die ik had aangesproken om te assisteren bij de opnames, vielen erover dat het niet betaald werd. Willy twijfelde ook wel, maar tot mijn verrassing alleen omdat hij nog nooit een documentaire had gemaakt.

Natuurlijk is het een krankzinnig idee om op twee afgelegen onbewoonde eilandjes een documentaire te gaan filmen. Een programma als Ushuaia is gemaakt door jonge, sportieve mensen met een duidelijk doel voor ogen. Willy en ik zijn wat oudere mensen met niet zo’n duidelijk doel voor ogen. Het eiland Amsterdam in de Noordelijke IJszee is in die zin interessant dat er zich in de 16de eeuw een Nederlandse vestiging bezighield met de distillatie van walvistraan. Er is veel lijden geweest, maar daarvan is nu niets meer te zien. Omdat er geen enkele boot aanlegde, hebben we ons met een zodiac moeten laten afzetten. Vier dagen verbleven we op een plek waar helemaal niks was behalve wind, sneeuw, regen en kou.

Het grote plezier van een documentairemaker is om een oorspronkelijk idee tegen alle verwachtingen in te realiseren. Zo is het grappig dat wij als een van de weinigen op die twee eilanden Amsterdam zijn geweest. Maar je moet wel de confrontatie aandurven als je ter plaatse bent en denkt: ‘Hier zit geen film in’. Zulke crisissen, die er onvermijdelijk komen, moet je tot iets positiefs weten om te vormen. Dat onderscheidt volgens mij de filmmaker van de niet-filmmaker, die gewoon zou terugkeren naar huis.

Zoiets overkwam ons ook op het eiland Kerguelen. Wij hadden gelezen dat het om een zeer barre plek ging met veel wind. Dat wil je dus gebruiken voor je film. Maar ginder aangekomen was er helemaal geen wind! Uiteindelijk is de film een milde, ironische kijk geworden op de wetenschappers die er onderzoek doen naar een populatie verwilderde katten. In feite zijn die mensen net zo’n vreemde lichamen op het eiland als de zeevaarders die het eiland vroeger ontdekten en er een dagboek over hebben nagelaten. Dat heb ik in de documentaire met elkaar vermengd.

Een idee zoals dat voor Amsterdam via Amsterdam begint vaak met een grap. Zo waren we na onze documentaire over de trein Parijs-Moskou over een nieuw onderwerp aan het nadenken. Iemand van de ploeg zei toen: ‘Laten we dit keer een boot nemen.’ Waarop een ander: ‘Ja, maar dan wel de grootste ter wereld.’ Daar moesten we hard om lachen, maar een jaar later zaten we op het grootste passagiersschip ter wereld.

Alles is al gefilmd, dus waarom zou ik niet zo’n projecten als Amsterdam via Amsterdam of Kerguelen aanvatten? Ik neem geen opdrachten meer aan, wil mijn films zo persoonlijk mogelijk houden. Als een film af is, ben ik er altijd tevreden over. Dat is allemaal mogelijk omdat ik les geef en niet van mijn films afhankelijk ben. En het voordeel is ook dat op mijn manier van werken geen tijdsdruk zit. Daardoor kan ik het in feite heel mijn leven voortdoen.”

“State of Dogs” speelt op 21 en 28 september in de Limelight in Kortrijk. Vertoningen worden ook nog verwacht in de Actors Studio in Brussel.

“Nachtelijke Bezoekers” is op 21 oktober te zien in Filmplateau in Gent.

Over de vertoning van “Kerguelen” en “Amsterdam via Amsterdam” staat voorlopig niets vast.

1

An van Dienderen: “Normaal moet je in China officiële toestemming vragen om te filmen, maar dan weet je dat je gecontroleerd wordt. Wij vertrokken zonder toestemming en hadden een verhaaltje klaar voor elk stuk filmuitrusting dat we bij ons hadden.”

2

Rob Rombout: “Je moet de confrontatie aandurven als je ter plaatse bent en denkt: ‘Hier zit geen film in’. Zulke crisissen moet je tot iets positiefs omvormen. Dat onderscheidt de filmmaker van de niet-filmmaker, die gewoon naar huis zou terugkeren.”

3

Peter Brosens (rechts) en Peter Krüger: “Je moet vermijden om een documentaire over een ver land te maken omwille van het exotische of het vreemde, want dan verval je in het banale.”

Bart Vandergeten / Foto’s Guy Kokken

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content