Een spectaculaire doorbraak voor de een, ‘business as usual’ voor de ander. Nieuwkomer Djimon Hounsou doet niet onder voor veteraan Morgan Freeman in Spielbergs slavenepos “Amistad”. Van Mugler-protégé tot charismatisch leider: portret van een rising star.

Djimon Hounsou kan nauwelijks geloven wat hem is overkomen. Aan de vooravond van de Amerikaanse première van “Amistad”, praat hij in een New Yorkse hotelpalace met de internationale pers over de – inmiddels omstreden – slavernijfilm van Steven Spielberg. Als nieuwkomer deelt hij daarin zo maar even het doek met Anthony Hopkins, Matthew McConaughey, Morgan Freeman, Nigel Hawthorne en Pete Postlethwaite. Inderdaad een indrukwekkende doorbraak voor de 33-jarige West-Afrikaan die eerder alleen optrad in videoclips van Madonna en Janet Jackson, in Parijs modeshows liep voor Thierry Mugler, en uitvoerig geportretteerd werd door sterfotograaf Herb Ritts. Zijn filmcarrière beperkte zich tot een klein rolletje in de thriller “Unlawful Entry” en het poseren als een Egyptische god tussen de ruimtekitsch van “StarGate”.

Allemaal prestaties waarin de klemtoon ligt op het showen van zijn gespierde lijf en zijn gebeeldhouwde kop, die Robert Mapplethorpe had doen watertanden. Ook Spielberg maakt optimaal gebruik van Hounsou’s indrukwekkende fysiek: als Cinque, de aanvoerder van de slavenopstand aan boord van het Spaanse schip La Amistad in 1839, is hij een overrompelende verschijning. Spielberg introduceert hem eerst als een angstig dier – een slaaf beroofd van zijn menselijkheid – maar tijdens de juridische nasleep ontpopt hij zich tot een charismatisch leider, die zijn ketens met grote waardigheid draagt, en die met simpele wijsheden de onderdrukking en ongelijkheid in Amerika aan de kaak stelt. Wat rethorische hoogstandjes oplevert als: “Wat is dit voor een land dat wetten heeft die soms wel en soms niet gelden?”

Wanneer u dit stuk leest, weet u of de eerder al met een Golden Globe bekroonde rol, Hounsou ook een Oscar-nominatie heeft opgebracht. Niet kwaad voor een beginnend acteur, die een tiental jaar geleden als dakloze een koude Parijse winter overleefde, en er enig opzien baarde toen hij zich waste in een fontein bij Beaubourg.

De acteur vertelt hoe hij op zijn 13de door zijn ouders voor zijn opvoeding naar Parijs werd gestuurd – zijn geboorteland Benin was tot 1960 een Franse kolonie en stond vroeger ook bekend als Slavenkust. “Ze hoopten dat ik op een dag als dokter of geleerde naar mijn geboortedorp zou terugkeren.” Hounsou wil niet opscheppen met zijn armoejaren en ziet die nu als een prima leerschool. “Eerst was ik nog ingeschreven als student, maar als schoolverlater had ik niks meer, en moest ik op straat zien te overleven. Ik haalde mijn voedsel uit de vuilnisbakken. Het was toen al een slechte periode om in Parijs aan een job te geraken, zeker als je geen enkele kwalificatie had. Veel Afrikanen werden opgepakt en de situatie is er alleen op verslechterd. Omdat ik geen verblijfsvergunning had, moest ik telkens aan de politiecontroles ontsnappen. Het ergste dat ik me herinner, is dat ik geen warme kleren had, en dat ik maar tot één uur ’s nachts in de metro kon schuilen.”

Hounsou werd uit zijn ellendige situatie bevrijd toen een fotograaf zijn oog op hem liet vallen, en hem introduceerde bij modekoning Thierry Mugler. Die gebruikte hem als boegbeeld voor diverse campagnes en etaleerde zijn monumentale fysiek uitgebreid in een luxueus fotoalbum. “Thierry was een echte mentor voor mij”, zegt Hounsou, opmerking waar het groepje journalisten aan de ronde tafel nogal ongelovig op reageert. “Mentor? Zal wel. Heb je zijn lijf gezien?”, fluistert een Franse collega, een decadente Parijzenaar, niet in staat om door het uiterlijk ‘het edele in de mens’ te zien!

Voor de 22-jarige zwarte was die modewereld een gek gedoe, waarvan hij aanvankelijk niet veel begreep. “Gelukkig maakte ik ook veel plezier. Het werk was er natuurlijk, maar ik herinner me vooral de party’s na de shows. Ik voelde ook veel jaloezie in dit milieu. Ik zal maar niet vertellen wat Gaultier me allemaal in het oor fluisterde.”

Hoe werd op het thuisfront op zijn nieuwe carrière gereageerd? “Om ze te laten zien hoe ik mijn brood verdiende, stuurde ik mijn ouders enkele foto’s van mij op de catwalk. Mijn moeder was zo ongelukkig dat ze lange tijd weende. Ze begreep toen nog niets van de entertainment- en mode-industrie en vroeg zich af wat ze daar allemaal met mij uitspookten.”

Hounsou was echter gefascineerd door het acteren. In het huisje waar hij opgroeide, was er noch elektriciteit, noch lopend water. Maar in het dorp was er wel een cinema waar hij zich kon laven aan in ’t Frans gedubde cowboyprenten met John Wayne en Cary Cooper. Op vrij jeugdige leeftijd speelde hij al toneel in Benin. “Ik ben van nature schuchter. Het spelen van toneel heeft me bevrijd. Vermits je een ander portretteert, kan je jezelf verbergen achter het personage. Dat voelt veilig aan.”

Acht jaar geleden verhuisde Hounsou naar de States, in de hoop het daar als filmacteur te maken. Engels leerde hij door naar tv te kijken. Hij kwam net terug uit Vancouver, waar hij “Deep Rising” had gedraaid (“een SF-actiefilm waarin geschoten wordt op alles wat beweegt”), toen hij voor Amistad een auditie mocht doen. Toen Spielberg enkele dagen later ook met hem wou praten, was Hounsou met verstomming geslagen. “Het was de meest overweldigende ervaring van mijn leven.”

Sinds Amistad stromen de aanbiedingen binnen. Hounsou heeft nog niets concreet toegezegd, maar er is een project met Costa-Gavras voor een politieke film over Haïti en dictator Duvalier. “Na de film van Spielberg moet ik voorzichtig zijn. Ik ben zo hoog begonnen dat het zeer moeilijk zal zijn om de volgende keer niet op mijn bek terecht te komen.”

Patrick Duynslaegher / Foto’s Van Parys

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content