Ze zijn diva’s : diverse inspirerende vrouwen van een andere afkomst. Aan allochtonen tonen ze dat je dromen mag en kunt realiseren, aan autochtonen dat betutteling niet hoeft. Vier kleurrijke vrouwen vertellen hun verhaal. Een verhaal van doorzettingsvermogen en sociaal engagement.

HABIBA BOUKHATEM

?Op mijn zesde belde ik aan bij Eva Bal, die in mijn straat woonde. Dat ene moment bepaalde de rest van mijn leven. Ik had gehoord dat ze met theater bezig was. ‘Speel jij toneel ?’, vroeg ik haar. ‘Waarom dan niet met mij ?’ Dat zette haar aan het denken. Een jaar later maakte ze met het Speeltheater de voorstelling De tuin, waarin behalve ik nog een hoop andere kinderen uit de buurt meespeelden. Eva is sindsdien een grote steun gebleven.”

?Ik heb een moeilijke jeugd gehad. Mijn biologische vader heb ik nooit gekend. Gelukkig kwam er vrij snel een nieuwe, Belgische man in mijn moeder haar leven, die ik als mijn vader beschouw. Door problemen thuis – mijn mama sukkelde met een verslaving – ben ik op mijn veertiende weggelopen. Ik kwam in instellingen en in een internaat terecht. Soms vond ik ook onderdak bij Eva of zwierf ik rond. Wel ben ik, uit een zeker overlevingsinstinct, altijd naar school blijven gaan. Ik hield in die periode een gedachteboek bij, dat Eva later gebruikte als basis voor de voorstelling Bentekik.”

?Na mijn middelbare studies probeerde ik eerst het conservatorium, maar daar was ik te vrijgevochten en eigenwijs voor. Dan volgde de studierichting sociaalpedagogisch werk. In het begin was dat niet simpel. Als je als opvoeder aan de slag wilt, moet je zelf in het reine zijn met je verleden. Dat was een moeilijker proces dan ik had gedacht. De klik kwam toen een leerkracht me zei : ‘Waarom zou jouw pijn groter zijn dan de pijn van iemand die elke dag met veel toewijding haar nagels mooi lakt en een nagel breekt ?’ Dat leren begrijpen én accepteren, was een belangrijke stap. Voordien kon ik er niet bij dat iemand die schijnbaar een perfect leven leidde, zo aangedaan kon zijn door een stom ongelukje.”

?Jongeren bijstaan geeft mij veel voldoening. Zelfs als ik maar één klein aspect in iemands leven positief kan beïnvloeden, ben ik blij. Ik besloot als jeugdwerkster bij Het Meisjeshuis met een theaterproject te beginnen. Ik sprak jongeren in de Gentse wijk Brugse Poort aan. Probeerde hen warm te maken voor mijn theaterproject, zodat ze niet doelloos op straat zouden blijven rondhangen. Zelf heb ik veel aan het theater te danken. Het heeft mijn karakter gevormd. Dansen of acteren is een vorm van expressie. Het werkt bevrijdend. Daarom wou ik dat graag doorgeven aan jongeren.”

?Omdat de voorstellingen echt van hen waren, vervulden ze de jongeren met trots. Eigenlijk hechtte ik nog meer waarde aan het proces dan aan het resultaat. In het begin bereikte ik vooral de tweede generatie allochtonen. Nadien kon ik ook Romajongeren over de streep trekken, en in een nog latere fase kwamen ook Belgische buurtbewoners en mensen met een beperking mee theater spelen. Een bonte en hechte bende was het : mooi om te zien. Door samen te werken, kreeg de ene meer inzicht in de situatie van de andere.”

?Na een tijd kreeg ik het er moeilijk mee dat ik er alleen voor stond. Ik moest de contacten met de betrokken organisaties verzorgen én de groepen begeleiden én over de financiën waken. Mocht ik een partner gevonden hebben die zich over het artistieke ontfermde, zodat ik me op het sociale aspect van het werk kon concentreren, dan had ik ermee kunnen doorgaan. Maar anderzijds is het goed dat ik even wat rust heb gevonden met mijn huidige job als opvoeder in het Koninklijk Instituut Woluwe. Eerst begeleidde ik er pubers met gedrags- en emotionele stoornissen, nu autistische tieners. Ook hen wil ik in een later stadium aanmoedigen om iets creatiefs te doen, maar laat ons eerst een goede vertrouwensband opbouwen. Vind ik ooit een goed kader, dan begin ik opnieuw een theaterproject.”

FREDA NKANSAH

?Toen we nog klein waren, verliet papa Ghana om naar België te komen. Zo’n twintig jaar geleden zijn mijn twee zussen en ik hem gevolgd. Ik was toen zestien. We werden een beetje voor de leeuwen gegooid. Buiten papa kenden we hier niemand. Een andere taal, een ander klimaat, een andere cultuur… Achteraf bekeken moet de aanpassing groot geweest zijn, maar op het moment zelf voelde dat niet zo aan. Het is zelfs zo dat ik, sinds we hier wonen, nooit meer ben teruggekeerd naar mijn geboorteland. Ik voel die behoefte niet. Wellicht omdat ik op mijn zestiende nog niet zo verankerd was in Ghana. Dat mama pas twaalf jaar na ons is overgekomen, vond ik niet zo erg. In Ghana zat ik al op kot : ik zag mijn moeder toen ook weinig en was daardoor op jonge leeftijd vrij zelfstandig.”

?Aan de unief ging ik toegepaste economische wetenschappen studeren, met een specialisatie in finan-ciële economie. Het finan-ciële en commerciële is echt mijn ding. Daar ga ik mee slapen en sta ik mee op. Mijn ouders beweren dat ik altijd al een goed onderhandelaar was. Vanaf mijn twaalfde begon ik speelgoed te ruilen. Ik werd ook steeds nieuwsgieriger naar hoe de economie in elkaar zat. Na mijn studies ben ik twee jaar in Nederland en daarna zes jaar in de diamantsector gaan werken, als adviseur van een financieel manager. Dat waren acht mooie jaren, maar toch miste ik iets. Ik wou méér dan een goede baan, ik wou de maatschappij iets teruggeven. Bovendien was ik zwanger van mijn oudste zoon. Het leek me tijd om zelf iets op te starten. Heel kleinschalig begon ik, als zelfstandige in bijberoep en van thuis uit, met huishoudelijke dienstverlening. In 2008 richtte ik de bvba Comfort Masters op.”

?Mijn grootste drijfveer is sociale tewerkstelling realiseren. Ik wil mensen aantrekken die minder kansen hebben, of de durf missen om zich te profileren op de arbeidsmarkt. Soms is de taalbarrière een drempel, soms het lage diploma, soms een gebrek aan zelfvertrouwen. En dus ga ik op zoek naar mensen die iets van hun leven willen maken, maar niet weten hoe. Het is zelfs de bedoeling dat ze, als ze meer in zich hebben, via onze coaching evolueren naar een ambitieuzere job. Soms zijn die mensen door omstandigheden gestopt met dromen en blijven ze bij de pakken neerzitten. Onbewust zal mijn eigen achtergrond wel een rol spelen in dat sociale engagement. Ik heb kansen gekregen en wil die nu ook aan anderen geven.”

?Na vijf jaar hebben we drie vestigingen en 85 mensen in dienst. Maar nog belangrijker : ik zie onze medewerkers openbloeien. Hun arbeidsvreugde geeft mij energie. Als baas sta ik absoluut niet op mijn strepen. Ik hou wel van duidelijkheid en structuur. We maken afspraken, maar hoe ze die invullen, dat beslissen de medewerkers zelf. Als werknemer was ik vroeger ook het creatiefst op de momenten dat de bazen mij vrij lieten.”

?Ik ben dankbaar voor de manier waarop mijn leven is gelopen. Ook al is Ghana een van de veiligste landen van Afrika en woont er nog altijd veel familie van me, ik mis niets. Ik heb hier in België veel mensen leren kennen, die ik nu ook als mijn familie ben gaan beschouwen. Maakt niet uit of ze een andere kleur hebben. Wat is familie ? Een warm nest. Iedereen bij wie ik me geborgen voel, is een stuk van mijn familie.”

SADDIE CHOUA

?Ik was een van de eerste kinderen uit een gemengd huwelijk. Langs alle kanten werd aan mij getrokken. Constant werd erop gewezen dat ik anders was. Ik voelde me erg Marokkaans, terwijl ik zo graag Belgische wou zijn. Nu pas besef ik hoe pijnlijk dat was.”

?Even heb ik met het idee van filmstudies gespeeld, maar het werd sociologie. Mijn ouders wilden dat ik ‘hoger’ mikte. Ik besloot losse jobs aan te nemen, zodat ik zelf mijn studies kon bekostigen. Tijdens mijn eerste licentie aan de VUB kreeg ik ongepland een zoon. Hoewel de vader me in de steek liet, wou ik absoluut mijn diploma halen. Het verplichtte me om een vaste job te zoeken en mijn zigeunerleven op te geven. Ik werd intercultureel programmator in het cultuurcentrum de Pianofabriek, en combineerde dat met mijn tweede licentie. Dat bracht even wat meer structuur in mijn leven, maar na verloop van tijd besefte ik dat ik mijn hart moest volgen. Tegen alle adviezen in nam ik mét kind mijn zwervend bestaan weer op. Ik ging naar Burkina Faso, waar ik een onderzoek deed naar Afrikaanse soap. Ik liep drie maanden op een set rond en voelde me er als een vis in het water. Ik kocht een camera en draaide mijn eerste film : demaking-of van die soap.”

?Mijn films helpen me dingen te begrijpen en te plaatsen. Ze visualiseren hoe ik nadenk over de wereld. Neem nu Mijn zus Zahra. Toen bekend raakte dat mijn jongste zus lesbisch is, vonden mijn ouders dat het mijn taak was, als oudste, om die ‘zotheid’ uit haar hoofd te praten. Dat wou ik niet, maar na een tijdje kiemde het idee om er iets creatiefs mee te doen. Omdat mijn ouders dachten dat ik een film zou draaien over mijn zus als migrante die haar weg zocht, stonden ze erop dat ik ook hen interviewde. Tot mijn verbazing antwoordden ze op mijn vragen over de seksuele geaardheid van mijn zus. Mijn vader heeft de film nooit willen zien, en mijn moeder was heel ongelukkig met het resultaat. Toch waren ze in zekere zin blij voor mij dat de film belangstelling losweekte.”

?Ook al probeer je aan een aantal patronen te ontsnappen, je wordt snel terug op je plaats gezet : die van de allochtone kunstenaar. De ene keer word je bejubeld, de andere keer hoor je er niet bij. Je bent te wit of te zwart. In België spreekt men vaak over ‘migrantenkunst’. Alsof het niet universeel zou kunnen zijn. Misschien wil ik met een verhaal over een Marokkaanse familie wel iets vertellen over de Belgische maatschappij. Ik wil ook verhalen brengen die men niet graag hoort. Autochtonen moeten me niet komen vertellen wat ik wel of niet kan tonen. Waarom zouden allochtonen niet klaar zijn voor een film over homoseksualiteit ? Behalve mijn ouders reageerde niemand negatief op Mijn zus Zahra.”

?De revoltes in de Arabische wereld brachten vrouwelijke bloggers, advocaten en mensenrechtenactivisten onze huiskamer binnen. Ik heb de indruk dat sindsdien naar die vrouwen wordt opgekeken. Met het idee : knap dat ze zich afzetten tegen de generatie van hun ouders. Als mensen mij een sterke vrouw noemen, is dat volgens mij nochtans niet te wijten aan mijn familie of mijn afkomst, maar vooral aan de Belgische maatschappij. Allochtonen met een hoger diploma hebben het moeilijk om op het niveau te komen waar ze zouden moeten geraken. De vele afwijzingen ontmoedigen mensen. Als ik al een heldin zou zijn, dan is het omdat ik niet opgeef. Echt, blijven geloven in jezelf is een grotere opgave dan in opstand komen tegen je ouders.”

MELAHAT TOP

?Op zoek naar een beter leven vertrok mijn vader uit zijn dorp in Noordoost-Turkije. Wat later liet hij zijn gezin overkomen. Omdat mijn ouders nooit hadden kunnen studeren, was het hun grote droom dat hun kinderen dat wel zouden doen. Hoewel dat niet voor de hand lag, stuurden zij ons naar de universiteit. Niet toevallig kozen we allemaal studierichtingen die veel kans op werkzekerheid boden : rechten, financiën & boekhouding, regentaat… Ik ging voor economie. Een algemene richting die mij boeide.”

?Ja, er waren moeilijke momenten aan de universiteit. Voor vele studenten was ik de eerste Turk die ze leerden kennen. Plots werd ik overdonderd met vragen en gebombardeerd tot spreekbuis van mijn gemeenschap. Dat maakte me bang. Ik wou als individu erkend worden. Daar kwam nog bij dat de cultuurverschillen heel duidelijk worden als je op kot zit. Ik ben heel traditioneel opgevoed en praktiserend moslim. Soms was het nodig om uit te leggen waarom ik iets deed, zodat de anderen mij zouden begrijpen en respecteren. Ook financieel was het niet altijd eenvoudig. Maar : moeilijk gaat ook. What doesn’t kill you, makes you stronger.

?Omdat ik goed was in het financiële, kwam ik bijna vanzelf in de bankwereld terecht. Ik solliciteerde bewust bij grotere ondernemingen, omdat die meer mogelijkheden bieden om je loopbaan goed uit te bouwen. Mijn doel is en blijft dat ik iets kan betekenen in mijn job. Dat ik meerwaarde kan leveren.”

?Als ik naar het personeel bij de bank kijk, dan zie ik daar toch wel wat kleur. De raden van bestuur in het bedrijfs- en verenigingsleven blijven wél grotendeels bastions van blanke mannen. Een jaar of zeven terug startte het project Antena, dat de raden van bestuur van culturele instellingen kleurrijker wil maken. Ik ben daar meteen mee ingestapt. Als jongere zetelen in de raad van bestuur van HetPaleis bezorgde me een ruimere blik, maar helaas ben ik er na drie jaar uit tijdsgebrek mee moeten stoppen.”

?Omdat ik tussen twee culturen ben opgegroeid en altijd heb geprobeerd om me aan te passen en tegelijk mezelf te blijven, kan ik goed inschatten wat mensen willen. Van beide culturen heb ik iets meegenomen. Ik combineer de diplomatie van de Vlaming met de oplossingsgerichtheid van de Turk. Weet je, het leven geeft je kansen en beperkingen. De kansen moet je grijpen, de beperkingen ombuigen tot iets positiefs. Kansen met beide handen durven aannemen, is vandaag een groot knelpunt. De laatste jaren is er veel geïnvesteerd in gelijkekansenbeleid, maar niet altijd op de juiste manier. De inspanningen bereikten soms niet de mensen die het nodig hadden. Als je in een vicieuze cirkel zit, moet je al véél kracht hebben om daar uit te breken. Toen wij kind waren, spraken mijn ouders amper Nederlands. Daardoor konden ze ons niet helpen met ons huiswerk. We waren zélf verantwoordelijk voor onze resultaten. Dan moet je als kind discipline hebben. Evident is dat niet.”

Info : de term diva’s leenden we uit een tekst van de Koning Boudewijn- stichting over het gelijkekansenbeleid in Vlaanderen : www.genderatwork.be/wp-content/uploads/PUB–1908–Divas–2009.pdf

DOOR PETER VAN DYCK & FOTO’S DIEGO FRANSSENS

FREDA NKANSAH: ?Ik heb kansen gekregen en wil die nu ook aan anderen geven”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content