In een stille buurt van Manhattan krijgen we een ode te zien aan de art deco: een loft ingericht door Peter Marino, dé architect van de rich and famous.

De naam en faam van architect Peter Marino klinken tot ver buiten New York. Toch vind je hem niet terug in alle publicaties over moderne architectuur, omdat hij zich meer toelegt op het interieur dan op het exterieur dat doorgaans meer aandacht krijgt in de media. Bovendien is hij vrij discreet, precies omdat hij ontwerpt voor beroemdheden.

Toen hij zijn bureau in 1978 opstartte, was Andy Warhol zijn eerste klant. Marino richtte zijn woning in en renoveerde de legendarische Factory. Daarna belde Yves Saint Laurent aan voor een pied-à-terre in het Pierre Hotel aan Central Park. Marino werd dé interieurontwerper van de fashion-jetset. Sindsdien ontwierp hij in de omgeving van Madison Avenue en Fifth Avenue woningen en winkels voor Ralph Lauren, Carla Fendi, Louis Vuitton, Giorgio Armani en Donna Karan. Op Madison Avenue bots je op zijn bekendste luxetempels: de winkels van Giorgio Armani en de Barneys store.

Maar Marino is evenzeer in Europa actief. In Parijs richtte hij de grote boetiek in van Christian Dior op de Avenue Montaigne en in Antwerpen het Diamantcentrum.

Toch zijn creaties van Peter Marino niet altijd even herkenbaar, omdat hij geen vaste stijl hanteert. Je herkent hem wel aan de feilloze afwerking, de rake vormgeving, de aandacht voor details en het gebruik van maatwerk waarmee hij sinds de jaren ’80 enorme invloed uitoefent op zijn Europese collega’s. In zijn bijna honderd man sterke bureau werken trouwens veel Europeanen, ook Belgen. Voor velen is een kort verblijf in het hectische bureau een leerrijke ervaring, want Marino legt de lat erg hoog omwille van zijn veeleisende klanten. Dat verklaart ook het vele maatwerk, hij gebruikt nauwelijks iets uit fabriekscatalogi.

Doordat Peter Marino losjes omspringt met stijlen, nemen niet alle architectuurcritici hem au sérieux. Naast minimalistische ontwerpen bouwt hij ook stijlinterieurs. Hij houdt net zoveel van Louis Seize als van Le Corbusier. Volgens hem is dat eclecticisme juist typisch voor onze tijd. Hij vindt aandacht voor exquise materialen even belangrijk als de stijl. Zijn gevoeligheid voor texturen en kleuren is alombekend. Marino heeft een hekel aan plastic omdat het niet veroudert, in tegenstelling tot hout dat steeds mooier wordt. De revival van hout in het interieur hebben we trouwens min of meer aan Marino te danken. Door het materiaal overvloedig in winkels toe te passen voor vloeren, wanden en meubels, heeft hij een trend helpen verspreiden die ook bij ons grote bijval kent.

Deze flat in New York verraadt Marino’s bewondering voor de strakke jaren ’30. De loft is trouwens onderdeel van een flatgebouw uit die tijd. Aan de zuiver functionele structuur van de betonnen balken merk je dat hier nooit eerder een woning was: de ruimte diende als een enorme wintertuin voor een bloemist.

Dat industriële aspect heeft de architect bewaard, maar de stoffering ademt de rijkere sfeer uit van de vooroorlogse traditie. De deuren zijn hiervan de beste illustratie: de ijzeren voordeur met het gebobbeld glas, de slaapkamerdeur met het gezandstraalde hout en de deuren bekleed met gehamerde zinkplaten. Op zich stralen deze materialen geen rijkdom uit, ze doen dat wel door hun subtiele afwerking. Het oneffen glas van de inkomdeur is overigens een Amerikaanse uitvinding. Het wordt gegoten op oneffen metaalplaten. Victor Horta heeft dit materiaal helpen populariseren. Ook het gezandstraalde hout, waarvoor Marino Amerikaanse notelaar gebruikt, geraakt nu bij ons bekend. Het wordt wel zwart gebeitst, waardoor het van ver niet op hout lijkt.

Uiteraard heeft de architect een bijzonder oog voor de proporties van de deuren: ze zijn hoog, breed, zwaar en draaien op een scharnierpunt boven en onder.

Marino zette het grondplan van de loft helemaal naar zijn hand. Hij ontwierp een strakke symmetrische structuur met in het midden een grote hal om mensen te kunnen ontvangen voor een feest. Dakvensters zorgen voor een zachte lichtinval, ideaal om kunstwerken te exposeren. Rond de hal liggen diverse vertrekken. Zithoek en bureau-bibliotheek zijn niet afgesloten, de rest wel. De grote televisiekamer is voorzien van een enorme schuifwand. Naast de kleine eethoek kom je in de diepe keuken die ontwikkeld werd in samenwerking met de Boffi Studio: de ruimte heeft wat weg van een spoorwegwagon.

Marino tekende het plan van het interieur en zorgde voor de afwerking van het vast meubilair. De losse zitmeubels zijn van een Mexicaanse kunstenaar: Generoso Villareal van de firma Generous Miracles USA. Het ensemble is vervaarigd van gepatineerde metaalplaat.

De combinatie van een eenvoudige, symmetrisch opgebouwde architectuur met een sobere aankleding – nergens staan meubels of objecten te veel – is een ode aan de art deco. Niet de frivole stijl van de dolle jaren ’20, maar de sombere variant uit de thirties. Peter Marino voelt zich spiritueel verbonden met die periode. Toen werd in high society-kringen de taak van de assemblier – de decoratiefirma die alles leverde, van gordijn tot bibelot – stilaan overgenomen door de interieurarchitect-decorateur. Vanaf de jaren ’20 treden in New York, Londen en Parijs ontwerpers op de voorgrond, die voor vrienden woningen inrichten. De Parijse decorateur en meubelontwerper Jean-Michel Frank, een cultfiguur voor veel moderne designers, werkte helemaal in de geest van Marino voor een gefortuneerd publiek. Veel van die ontwerpers werkten voor mecenassen of mensen uit de modewereld. In de jaren ’20 werd de interieurdecoratie min of meer als een zijtak van de mode beschouwd.

Zo zie je dat er niets nieuws is onder de zon. Net als zijn vooroorlogse confraters wordt meer over Marino gepubliceerd in Vogue of Harpers’Bazaar dan in architectuurmagazines.

Piet Swimberghe / Foto’s Jan Verlinde

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content