Ja, Margriet Hermans is nu een doodgewone vrouw. Moeder, echtgenote, volksvertegenwoordiger. Onopvallend, onherkenbaar haast. En neen, zij heeft haar Dikke Medemens niet verraden. Integendeel, meer dan ooit trekt ze hun kaart.

Annemie Struyf / Foto’s Lieve Blancquaert

“Vet wordt in onze maatschappij ten onrechte als ongezond beschouwd,” vertelt ze mij verontwaardigd, “terwijl het in feite een positief en natuurlijk gegeven is. Vroeger was dat wel anders. Denk maar aan de extreem dikke vrouwen- en vruchtbaarheidsfiguurtjes uit de oudheid. Elke mens heeft zijn eigen innerlijke geaardheid die zich in een specifieke lichaamsvorm uitdrukt: lang of kort, dik of dun, breed of smal. Alle vormen zijn goed en gezond, variatie is trouwens eigen aan de natuur. Kijk naar de linde en de knotwilg, de populier en de berk. Zelf voel ik mij een stevige eik, vol gezondheid, kracht en levenslust. Ook in de dierenwereld zijn er apen en olifanten, herten en beren. Een olifant hoeft niet aan een liaan te slingeren, een beer verplaatst zich trager dan een hert. Vermageringskuren en diëten zijn uit den boze omdat ze je innerlijke natuur altijd geweld aandoen.”

Onvermijdelijk haast komt het gesprek op Margriet Hermans. “Ik geef vaak voordrachten en advies,” legt Christiane uit, “ik heb veel contact met dikke mensen. En ja, heel wat vrouwen voelen zich teleurgesteld, verraden zelfs door Margriet. Ik begrijp die reacties best. Iedereen kende haar als een goedlachse, stralende, struise, ronde vrouw. Als een ‘krachtig boerenpaard’ zou ik haast zeggen. En plots capituleert ze, onder maatschappelijke druk, voor dat absurde slankheidsideaal. Wat is er in godsnaam lelijk aan een buik of dikke billen? Kijk naar de Lachende Boeddha. Zijn buik zit hem toch ook niet in de weg? Ik veroordeel Margriet niet, ik vind het alleen jammer voor haar. En onnodig. Als ze die vreselijke ingreep niet had ondergaan, als ze erin geslaagd was zonder angsten en complexen door het leven te gaan, was ze spontaan op haar natuurlijk gewicht gebleven.”

“Bovendien ben ik iemand die in het leven niets wil missen, alles wil proeven. Zo graag wil ik op uitdagingen kunnen ingaan. Toen de producer van Vlaanderen Vakantieland mij drie jaar geleden voorstelde in Schotland een reportage te gaan maken, was ik laaiend enthousiast. Overdag werkten we aan één stuk door, ’s avonds was ik kapot, geradbraakt. Alles deed pijn. Terwijl de anderen nog op café gingen, lag ik van ontgoocheling te huilen op mijn bed: ‘Nooit zal ik zulke dingen nog kunnen doen.’ Haarscherp besefte ik dat ik een invalide geworden was. Ik, die zo graag in de tuin werkte, kon zelfs niet meer door mijn knieën buigen. Als een oud vrouwtje kon ik alleen nog op een bankje zitten en naar de bomen kijken. Zo eindigen, met een wakkere geest en veel ambitie? Vastgekluisterd, gegijzeld in mijn lichaam? Neen, dat wilde ik niet. Toen heb ik beslist: Margriet, nu moét je iets ondernemen.”

Ik speel ‘advocaat-van-Christiane-B’. “Begrippen als gezondheid en immobiliteit behoren tot het rijk van de ideeën en de overtuigingen”, luidt haar stelling. “Margriet en ik zijn leeftijdgenoten, allebei 47 jaar. Stel dat we beiden 135 kilo wegen. Hoe komt het dat zij zich ongezond en immobiel voelde, terwijl ik fit en krachtig door het leven ga? Mijn echtgenoot is huisarts en beweert dat ik de gezondste vrouw ben die hij kent. Wie tevreden is met zijn aard, en bevrijd is van stress en angst, blaakt van gezondheid. Sinds ik niet meer geloof dat vet lelijk en ongezond is, voel ik mij prima.”

“Hetzelfde geldt voor immobiliteit. Alles zit in je hoofd, je hart en je gevoel. Waarom zou ik even snel moeten bewegen als een atleet? Zoals een olifant zich niet moet meten met een aap, zo ga ik ook geen vijf verdiepingen trappen klimmen. Zonder problemen pas ik mijn bewegingen aan mijn lichaamsvorm aan. Ik fiets en zing graag, en doe dat met plezier en overgave. Luister naar Pavarotti, luister naar de vroegere Margriet. Hun lichaam, inclusief vet- en vleesweefsel, is een fantastische klankkast. Waarom in godsnaam zou mager beter zijn dan dik? Tegen een magere man die stijf staat van de pijn, zegt de arts: ‘Jij werkt te hard.’ Tegen een dikke mens met hetzelfde probleem klinkt het: ‘Jij bent te zwaar.’ Onzin toch!”

“En heus, ik ben niet bezweken voor het slankheidsideaal. Trouwens, ondanks meer dan vijftig kilo gewichtsverlies ben ik nog steeds niet slank. Opmerkingen over mijn uiterlijk? Daar kon ik altijd om lachen. Oké, sommige grapjes, van Jacques Vermeire bijvoorbeeld, waren inderdaad grof, maar ik kon best tegen een stootje en wist dat zulke mannen het niet slecht met mij meenden. Humor is nu eenmaal vaak het overdrijven, het karikaturiseren van een persoon of situatie. Veel erger vond ik de opmerkingen van mensen die het stout bedoelden. Zoals die uitlating van een belangrijk ex-VRT-man: ‘Die Margriet is veel te dik en veel te lelijk. Zij mag niet meer op het scherm.’ Dat neem ik hem kwalijk, voor de rest van zijn leven. Waarom? Omdat die woorden ingegeven waren door haat. Een diepgewortelde haat tegen dikke mensen, tegen alles wat er niet perfect uitziet. ( boos) Wat een domme man! Ooit wordt hij daarvoor gestraft, denk ik dan maar.”

“Kom,” zegt ze, opnieuw rustig, “laat ons eerst lekker gaan eten.” Ik durf haar niet bekennen dat ik net gegeten heb en volg haar naar een Chinees restaurant in de buurt van het Vlaams Parlement. Tot mijn verbazing bestelt ze een volledig menu: soep, voorgerecht, hoofdschotel en dessert. “Alles mag ik nu eten, behalve suikers”, grinnikt ze tevreden. “Zoveel ik wil, en zonder te verdikken. Weet je wat dat voor mij betekent? Ik, die zo van het bourgondische leven hou. Ik, die de maaltijden tot de mooiste momenten van de dag reken. Wel moet ik elke maand op controle om mijn bloed te laten onderzoeken. Omdat mijn dunne darm drastisch is ingekort, kan ik slechts weinig voedsel opnemen. De laatste keer stonden alle waarden – vitamines, mineralen, eiwitten, ijzer – zeer laag. Dan moet ik supplementen nemen, om de tekorten aan te vullen.”

“Toen ik vijftien was, ging ik in Leuven op onderzoek, bij professoren die gespecialiseerd waren in de dieetleer. Hun redenering was: ‘Eerst hongeren we haar uit, daarna zetten we haar op een streng dieet van 300, 400, maximaal 500 calorieën.’ Drie weken lang heb ik niets gegeten: nul-komma-nul! Ik dronk alleen water en vermagerde spectaculair. Maar telkens ik opnieuw begon te eten, was ook die appetijt er weer. In de jaren die volgden, heb ik alle, werkelijk alle diëten uitgeprobeerd. Alles heb ik meegemaakt, de hele rimram. En ik verzeker je, het leidt tot niets. Oké, als je vijf of zes kilo te veel weegt, helpt een dieet misschien. Maar meestal plooit een lichaam zich, na elk vermageringsoffensief, opnieuw naar zijn oorspronkelijke vorm. (eet smakelijk) Er zijn mensen die kunnen zeggen: ‘Ik bestel iets, en eet slechts de helft op.’ Zoiets kàn ik niet. Ik hou te veel van eten. Ik geniet te veel van tafelen.”

Het voorgerecht is niets speciaals, eenvoudig maar toch lekker. Een krokant loempiarolletje met een zachte sojasaus. “Mmm, niet slecht”, oordeelt Margriet. “Als puber was ik niet echt ongelukkig met mijn uiterlijk, al wenste ik mezelf natuurlijk een ander lichaam toe. Ik vond mezelf ook niet lelijk, heb nooit een hekel aan mijn lijf gehad. Ondanks het feit dat ik zo dik was, was ik toch best tevreden met (trekt een denkbeeldige lijn onder haar borsten) dit bovenste stuk. Mijn hele leven lang ben ik ook blij geweest dat ik kleine borsten heb. Maar toegegeven, als puber dacht ik vaak: ‘Wat is het leven toch gemakkelijk als je slank bent!’ Noodgedwongen leerde ik mijn zelfzekerheid uit andere dingen te putten. Ik was rebels, had een grote mond en gedroeg me als een jongen. De opmerking dat iets ‘niets voor meisjes’ was, was voor mij voldoende reden om dat juist wel te doen. Het had ook met mijn opvoeding te maken. ‘Leer zelf je boontjes doppen’, zei mijn vader altijd. ‘Kies nooit een man omdat je hoopt of verwacht dat hij voor jou zal zorgen.’ Dat was een heel verstandig advies.”

“Ik was ook wat jaloers op jongens, vond dat zij veel vrijer waren dan ik. Als meisje voelde ik mij wel hun gelijke – mijn beste vrienden waren trouwens jongens – maar ik wist niet hoe ik hen versieren moest. ‘Hoeft dat wel?’, vroeg ik mij dan af. Want wat ik wilde, was dat een jongen voor mij, Margriet, zou kiezen. Wie op mijn uiterlijk afknapte, was mij gewoon niet waard.”

“Ach ja, natuurlijk was ik, zo’n gevoelig meisje, soms ook diep ongelukkig. ‘Wat zou het fijn zijn om samen naar de film te gaan en in het donker wat te vrijen’, dacht ik dan, en raakte er stilaan van overtuigd dat ik nooit een man zou vinden. ‘Als ik dan toch niet kan trouwen, word ik prostituee’, zei ik op een goede dag tegen mijn moeder. ‘Maar Margrietje toch!’ reageerde zij, gechoqueerd tot in het diepste van haar ziel. Wat later veranderden de dingen toch, en leerde ik dat je ook met een man kunt vrijen zonder dat je per se met hem hoeft te trouwen. Soms had ik ronduit pech. Als ik verliefd werd, en de liefde niet wederzijds bleek te zijn. Dat was heel erg.”

“Nu ik zelf niet meer tot die groep behoor, merk ik dat ik anders naar dikke mensen kijk. Sommigen charmeren mij ontzettend, maar extreem zwaarlijvigen kunnen mij nu ook degouteren. Soms moet ik mij bedwingen niet naar hen toe te stappen om hen te overtuigen iets aan hun probleem te doen. Alsof ik een geloof te verkondigen heb. Een man van 160 kilo? Die kan ik echt niet meer charmant vinden. Hoeveel weegt Christiane?” informeert ze terloops.

“Dat weet zij zelf niet,” antwoord ik naar waarheid, “zij heeft zich al vijftien jaar niet meer gewogen.”

“Aha, blinde vink spelen, hé? Dat heb ik ook jarenlang gedaan, tot ik zwanger wilde worden. Stel je voor, ik wilde geen kind dragen én 150 kilo wegen. Dus ging ik voor de zoveelste keer op dieet, met amfetamines. Dat is heuse speed. Dan leef je dubbel, sta je te trillen op je benen, kun je niet meer slapen. Achtenveertig kilo ben ik toen vermagerd. Help, wat heb ik mijn lijf toch allemaal aangedaan? ( milder) Of beter: wat heeft mijn lijf mij allemaal aangedaan?”

“Eén belangrijk aspect heb ik echter nooit verwaarloosd: lichaamshygiëne. Angstvallig zorgde ik ervoor dat ik altijd proper en netjes was, dat ik nooit naar zweet rook. Walgelijk toch, als je iemands huidplooien kunt ruiken. Hoe slordig ik soms ook gekleed was, altijd had ik mooie lingerie aan. Ooit had ik in de turnles een beeldschoon meisje gezien dat haar uniform uittrok om haar turnpakje aan te doen. Zij had een vreselijk onderbroekje aan: uitgelebberd en versleten. Dat vond ik ontluisterend.”

“Zit het jou niet dwars dat die operatie zo schadelijk, zo ongezond is?” wil ik weten.

“Ja, natuurlijk zit mij dat dwars”, antwoordt ze zonder enige aarzeling. “Geloof me, als ik een andere uitweg had gezien, had ik die zonder aarzelen gekozen. Maar alle diëten hadden gefaald, en die andere oplossing, een maagverkleining, vond ik ook maar niks: na vijf jaar word je opnieuw dik. Want je maag past zich aan en je darmen beginnen gewoon harder te werken. Het was kiezen tussen twee kwaden: drastisch ingrijpen of in een rolstoel belanden. Op mijn zestiende al wist ik dat die ene mogelijkheid, die elke verstandige arts zijn patiënten afraadt, bestond. “No way!” heb ik altijd gezegd. Maar uiteindelijk ben ik toch gezwicht. En ja, mijn lichaam heeft zich heftig verzet. Toen ik van de operatietafel kwam, kreeg ik plots een vreselijk hoge bloeddruk. Zo erg dat ik dacht dat ik doodging. Nu besef ik dat het de woede van mijn lichaam was: ‘Wat doe jij mij aan? Ik plooi niet!’ En inderdaad, die eerste maanden ben ik nauwelijks vermagerd. Anderen verloren onmiddellijk vijftien of twintig kilo, ik slechts vier of vijf. Pas na een half jaar heeft mijn lichaam zijn verzet opgegeven: ‘Oké, als jij dat vet niet meer wilt, hou ik het niet langer vast.'”

“Sinds die ingreep heb ik honderden brieven gekregen van dikke mensen. De meesten vragen om informatie: ‘Hoe is het verlopen? Hoe voel je je? Ben je tevreden?’ Al die brieven beantwoord ik persoonlijk. Dan vertel ik wat er precies gebeurd is, wat de voor- en de nadelen van een darmverkorting zijn. Dat beschouw ik als mijn plicht.”

“Onlangs, in bed, nam mijn man mij vast en riep geschrokken uit: ‘Eèèk, ik voel een bot.’ Dat had hij nog nooit gevoeld. ‘Stop nu met vermageren,’ zegt hij soms, ‘straks herken ik je niet meer.’ Ook ik kan soms nog even schrikken: ‘Hé, ik voel mijn ruggengraat.’ Misschien geniet ik wel méér van mijn lichaam dan andere mensen. Omdat alles minder gratuit, minder vanzelfsprekend is. Naakt in bed liggen en de warmte van de eerste lentezon op mijn huid voelen, dàt vind ik ongelooflijk. Herboren voel ik mij dan. Ook geuren kunnen mij in verrukking brengen. Een zweetlucht kan zo afstotend zijn, maar de geur van mijn partner vind ik onweerstaanbaar. Vrijen met hem vind ik heerlijk. Vroeger, als ik een dieet gevolgd had, stond ik heel scherp. Nu ik zo hard werk, ben ik ’s avonds uitgeteld. ‘Toe nou’, paait mijn echtgenoot dan. ‘Neen jongen, ik kan niet meer’, krijgt hij dan te horen. ’s Ochtends heb ik dan weer zin, maar krijg ik hem niet wakker.

Alsof hij haar woorden heeft gehoord, onderbreekt hij, per gsm, ons gesprek. “Liefste!” roept ze, blij verrast, en geeft hem in vogelvlucht het verslag van de dag. Gezellig kletsen ze met elkaar, zo verliefd dat ik wijselijk tot een toiletbezoek besluit. Terug aan tafel werpt ze hem telefonische afscheidskussen toe.

“Het postduiveneffect”, glimlacht ze verontschuldigend. “Hij werkt in een mannenboetiek in Brugge, ik pendel tussen Turnhout en Brussel. De tijd die we samen doorbrengen, is zo beperkt en kostbaar. Wij kennen elkaar acht jaar, binnenkort zijn we twee jaar getrouwd, en nog steeds zijn we verliefd. Iets minder dan vroeger natuurlijk. Maar goed ook, want die hevige verliefdheid was gewoon niet vol te houden. De godganse dag liep ik als een zombie rond. Raar toch, dat ik getrouwd ben met zo’n nette tiep. ‘Jij bent een echte baron’, zeg ik als hij weer eens een deftig kostumeke aan heeft. Dat ik zo weinig om kleren geef, stoort hem niet. ‘Dat past bij jou’, zegt hij dan.”

“Voor mij heeft schoonheid veel meer te maken met stijl, charme en seksuele uitstraling dan met leeftijd of gewicht. Je hebt het of je hebt het niet. Je hoeft daarom zelfs niet bijzonder mooi te zijn, wel iets sensueels of prikkelends op te roepen. Meestal heeft het ook iets met zelfzekerheid te maken, want zonder zelfvertrouwen kun je geen schoonheid overbrengen.”

“Sommige vrouwen stralen zoveel charme uit dat zelfs ik, hetero, mij tot hen aangetrokken voel. Zo vind ik Yasmine bijvoorbeeld een erg aantrekkelijke vrouw. Haar uitstraling trof mij: ambitieus, goede drive, aantrekkelijk, mooi en stijlvol. A la limite is ieder van ons met een speciale radar uitgerust. Daardoor gaan sommigen onopgemerkt aan ons voorbij, terwijl er bij anderen een lichtje gaat branden. Onbewust, vaak op enkele seconden tijd, taxeer je iemand. ‘Wat een arrogante zak’, denk je dan. Of: ‘Mmm, dat lijkt mij wel een leuke kerel.’ Heel vaak blijkt dat te kloppen.”

“Onlangs vroeg een journalist mij welke mannen ik in het parlement aantrekkelijk vind. ‘ Patrick Dewael zeker?’ suggereerde hij, want haast iedereen is het erover eens dat die man een bijzondere charme heeft. Maar ik dacht onmiddellijk aan een andere man die ik nog een stuk charmanter vind. Niet zozeer vanwege zijn uiterlijk, wél om de aparte manier waarop hij met vrouwen omgaat. ( lacht) Zijn naam wil ik hier niet noemen, want hij is van een andere partij. ( fijntjes) Haha, die reclame gun ik hem niet. Soit, vanwege die ongrijpbare aantrekkingskracht is het geen boutade om te beweren dat ‘ware schoonheid vanbinnen zit’.”

“Help,” schrikt ze plots, na een blik op haar horloge, “ik moet er onmiddellijk vandoor. Om vier uur begint de stemming in het parlement. Die mag ik onder geen beding missen.” Jas en tas graait ze bij elkaar, dan spurt ze de straat op, hups en gezwind, vrolijk richting parlement.

’t Komt dik in orde, Christiane Beerlandt, uitgegeven in eigen beheer, 153 p., 13,63 euro, ISBN 90-75849-01-X.

Margriet Hermans: “Ik heb het altijd opgenomen voor de dikke mensen. Maar dat doe ik nog steeds. Omdat ik weet wat het is om extreem zwaar te zijn, altijd bekeken te worden, bespot en gediscrimineerd.”

Christiane Beerlandt: “Elke mens heeft zijn eigen innerlijke geaardheid die zich in een specifieke lichaamsvorm uitdrukt: lang of kort, dik of dun, breed of smal.”

Margriet Hermans: “Haarscherp besefte ik dat ik een invalide geworden was. Ik, die zo graag in de tuin werkte, kon zelfs niet meer door mijn knieën buigen.”

Christiane Beerlandt: “Wie tevreden is met zijn aard, en bevrijd is van stress en angst, blaakt van gezondheid. Sinds ik niet meer geloof dat vet lelijk en ongezond is, voel ik mij prima.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content