Vliegen op Firenze, een halfuurtje de huurauto in en je bent ver weg van de drukte, in een magische middeleeuwse stad die trots is op haar isolement.

Ga nu eens niet voor een weekend naar Firenze, waar je tot laat in de herfst moet drummen in de massa om iets te zien. En waar je bovendien het risico loopt te bezwijken aan het Stendhalsyndroom, te veel aan kunst en cultuur in weinig uren samengeperst kan een mens schaden. Voor een rustig weekend, een paar dagen om van te genieten, biedt Siena alles wat de ziel nodig heeft.

Tegendraads logeren we nu eens niet in een van de talrijke landelijke hotels in de golvende Crete Senese, maar binnen de stadsmuren. Het driesterrenhotel Palazzo Ravizza ligt op wandelafstand van de Piazza del Campo. De gevel van het renaissancepaleis oogt streng, maar achter het restaurant en de salons met hun plafonds versierd met fresco’s, ligt een kleine tuin en daar ontvouwt zich het uitzicht op de eindeloze zachte lappendeken van de Toscaanse heuvels. Kamer 4 is de enige met balkon. Een Amerikaanse dame roept naar boven dat “it’s not fair” dat wij het genot daarvan hebben. Maar we kunnen ons haar verdriet echt niet aantrekken en genieten ’s ochtends en bij valavond van het licht en de kleuren die al zoveel fotografen en schrijvers geĆÆnspireerd hebben dat er nauwelijks nog een clichĆ© overblijft om ze te beschrijven.

De eerste avond lopen we een beetje doelloos te slenteren in de straatjes. EĆ©n goede raad: neem makkelijke schoenen mee want het klimmen en dalen valt niet mee voor vlakkelanders. Rond acht uur lijkt de stad verlaten. Siena zit aan tafel. Als we na de maaltijd zelf afzakken naar de Piazza del Campo voor een grappa en een sambucca, zijn de straten en steegjes gevuld met het geroezemoes van alle gesprekken die op straathoeken en al wandelend gevoerd worden. Parole, parole, parole… De magie van het schelpvormige plein is sinds eeuwen onveranderd. Al zou het veel winnen bij een minder ongenadig kille verlichting. Op een of andere manier noodt de lichte helling tot liggen. Honderden jonge mensen vleien zich neer in groepjes. Achter de openstaande verlichte ramen van de omringende palazzo’s kun je het leven gadeslaan. Maar het meest fascinerende is de Torre del Mangia, hĆ©t symbool van de eeuwenoude rivaliteit met Firenze. Zijn elegante hoogte staat niet in proportie tot de afmetingen van het Palazzo Pubblico, dat hij bekroont. Hij is het symbool van het superioriteitsgevoel van de Sienezen, die als allerlaatsten standhielden tegen de veroveringsdrang van de Medici tot in 1559.

Van Siena zijn is iets aparts. Een Sienees die “op de grijze steen geboren is” acht zich absoluut superieur aan iedereen van buiten de stadsmuren. Die van Siena zijn geen boeren of landlieden, wĆ©l commercanten, een edeler soort volgens hen. Niet voor niets werd hier in 1472 de eerste bank ter wereld gesticht: de Monte dei Paschi di Siena. Die is nu eigenaar van een overweldigende kunstcollectie en draagt uit haar fondsen bij tot de restauratie van het stedelijk patrimonium.

Een van de schitterendste voorbeelden hiervan is het middeleeuwse hospitaal Santa Maria della Scala, tegenover de trappen van de kathedraal. De pelgrimszaal met de fresco’s van di Bartolo, Vecchietta en della Quercia, vertelt de geschiedenis van het hospitaal en meteen ook die van de stad. La Scala is sinds een paar jaar niet langer als ziekenhuis in dienst. Het werd een kunstencentrum met onder andere een atelier waar je de restauratie van de grote rozas van de Duomo kan gadeslaan. In de kelders zijn de originele door de tijd aangevreten beelden en bas-reliĆ«fs van Jacopo della Quercia voor de Fonte Gaia tentoongesteld, de fontein op de Piazza del Campo. In een 19de-eeuwse vlaag van esthetiserende restauratie die de stad overspoelde, werden ze vervangen door kopieĆ«n.

Palazzo in, palazzo uit. Van de ene byzantijns aandoende Madonna van de Sienese school naar de andere, langs de ongeveer honderd kerken van Siena, kom je onvermijdelijk de heilige Catharina tegen. De kerk van de nobele Contrada van de Gans aan de via Santa Catharina, in het stadsdeel Camollia, was het atelier van wolverver Jacopo Benincasa, haar vader. Op de plaats waar nu het paard gezegend wordt op de dag van de Palio, bracht hij in de 14de eeuw de dochter groot die paus Gregorius XI met haar “mystieke vuur” ertoe kon bewegen om weer van Avignon naar Rome te trekken.

De contrada en de Palio behoren tot de magie van Siena. Twee keer per zomer gaat er als het ware vuur door de stad en stroomt het volk er van heinde en verre toe. Op 2 juli en 16 augustus gaat de historische stoet uit en wordt een bijzonder korte en soms wrede paardenrace gehouden, de Palio. De romantiek errond is een beetje vals volgens onze gids Cecilia. De rijke contradas huren racepaarden en professionele jockeys. “Die krijgen 50 miljoen lire om te verliezen en 500 miljoen om te winnen”, zegt ze met ontzag.

Maanden van tevoren bereiden de contradas zich voor. In het weekend klinkt door de hele stad het geroffel van de trommelaars die de cadans van de stoet oefenen, en op talloze pleintjes bij de kerken zijn kleine en grote vendelzwaaiers in de weer met de kleuren van hun buurtgenootschap. De 17 contradas, die meestal de naam van een echt of een mythisch dier dragen (de gans, de slak, de eenhoorn…) liggen sinds 1721 vast. Hun territoria zijn afgebakend door wapenschildjes aan de gevels en elke contrada heeft haar fontein. Kleine Sienesi worden twee keer gedoopt: door de pastoor in de kerk Ć©n door de contrada met het water van de eigen fontein. Je blijft je hele leven wat je bij de geboorte bent, er wordt niet overgestapt bij verhuis of huwelijk. De avond voor de Palio richt elke contrada een groot feestmaal aan. De overwinningsbanketten overtreffen echter alles. De hele wijk zit aan lange tafels in openlucht en zelfs het paard wordt gefĆŖteerd met haver en suikerklontjes op een zilveren schaal. Elke contrada heeft haar museum, enkel te bezoeken in het weekend. Sommige, zoals dat van de Contrada van de Gans, zijn zeer rijk.

De zaterdagse verkenning te voet van de stadsdelen CittĆ”, Camollia en San Martino, met een uitvoerig bezoek aan de Duomo, de pinakotheek en het palazzo publico, levert gloeiende voeten op en het verlangen om ’s anderendaags toch maar rustig wat te gaan toeren in de Crete Senese, het land waar veel van het lekkers vandaan komt waarvan de heren en dames van Siena zo gretig smullen aan tafels onder het maanlicht.

Van Siena rijden we op zondagmorgen naar Asciano. We zijn helaas Ć©Ć©n zondag te vroeg, de tweede zondag van de maand wordt daar een markt gehouden met streekspecialiteiten. Een vriendelijke man van het toerismebureau gaat ons met de sleutel voor naar het kleine Etruskische museum in een oude kerk. Hij moet helaas meedelen dat het mooiste van de collectie een paar jaar geleden gestolen werd en dat men toen maar besloten heeft om het waardevolle wat nog restte naar Firenze te brengen, in afwachting van de bouw van een nieuw en veiliger museum. De volgende etappe is Chiusure. Het mooiste hier is het uitzicht op het klooster van Monte Oliveto Maggiore, een benedictijnenabdij, in 1319 gesticht door de Sienese jurist Giovanni Tolomei.

Onderweg komen we veel Teutoons uitziende fietsers tegen met stevige kuiten die ons niet jaloers maken, maar die wel verbeten tegen de heuvelruggen optrappen. Motortoerisme is blijkbaar erg populair in Toscane, te meten aan het aantal heren en dames met leren pakken en helm aan de arm die door de straten van dorpen en stadjes lopen.

Lekkerbekken zullen, alleen al uit sentimentele overwegingen, even willen stoppen in San Giovanni d’Asso, waar op de derde zondag van november een veiling van witte truffels wordt gehouden. Op een andere dag vind je er enkel een middeleeuwse stadspoort, een verwaarloosde pastorijtuin en een paar straatjes pure rust. Net zo in Buonconvento, een mooi gerestaureerd middeleeuws dorpje, dat op zondag slaapt als een poes in het zonlicht.

Montalcino heeft een nauwe band met Siena. De laatste dapperen uit de stad trokken zich daar terug na de nederlaag tegen Firenze, en hielden er nog 4 jaar stand. In de Rocca, de 14de-eeuwse burcht, wordt het 16de-eeuwse vaandel van Siena bewaard.

Maar wie Montalcino zegt, denkt natuurlijk aan de Brunello, de wijn die hier wordt gemaakt. Vlakbij de Piazza del Popolo wordt elk jaar een artistieke tegel ingemetseld om de nieuwe oogst te vieren. Een van de laatste is van Rosita Missoni. Neem de tijd om het Museum voor Religieuze Kunst te bezoeken en vooral om een halfuurtje te verwijlen op een bank onder de lindebomen aan de rand van de stad. Laat het panorama op je inwerken, kijk naar duikende valken, naar de zwaluwen die hoog door de lucht scheren, en luister vooral naar de stilte die er op het middaguur heerst. Van de mensen van Murlo, het volmaakte dorp, zegt men dat ze lijken op Etruskische beelden en fresco’s. Voor wie het wil verifiĆ«ren: de baas van de pizzeria heeft ooit in Le Figaro Magazine gestaan, aangekleed als zijn verre Etruskische voorvader. Die foto is nog steeds te bewonderen in zijn etablissement.

De zondag sluiten we af in Pienza. Paus Pius II Piccolomi, die hier werd geboren, vroeg in de 15de eeuw, wou een ideale renaissancestad realiseren. Verder dan de gebouwen die het naar hem genoemde plein omringen is hij, door zijn vroege dood, niet gekomen. Vooral het Palazzo Piccolomini is een bezoek waard. Pienza is echter vooral Ć©Ć©n grote verlokking voor wie van het goede leven houdt. In de hoofdstraat rijgen de specialiteitenwinkels zich aan elkaar. Wie daaraan kan weerstaan, is een voorbeeld van onthouding of heeft een hekel aan zware handbagage. Wij niet dus…

Tessa Vermeiren / Foto’s Jean-Pierre Gabriel

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content