Onze samenleving lijdt aan richtingloosheid en Die Anarchistische Abendunterhaltung bedenkt daar de perfecte soundtrack bij. Of hoe verwarring de creativiteit voedt.

Van bij het debuut werden de wenkbrauwen gefronst. Speelt die Anarchistische Abendunterhaltung nu klassiek, alternatieve rockmuziek of past de groep in de trendy categorie postrock? DAAU wilde geen kleur bekennen. “We hebben gekozen om niet te kiezen”, luidt de leuze van de Antwerpenaars. Ze maken het zichzelf daarbij zeker niet makkelijk. Alsof ze constant uittesten hoeveel hooi ze wel op hun vork kunnen nemen.

De groepsnaam komt uit het boek Steppenwolf van Hermann Hesse. Daarin staat te lezen dat het anarchistische avondamusement “nur für verrückten” is.

De nieuwe cd Life Transmission is eens te meer een tijgersprong voorwaarts. Buni (viool) en Simon Lenski (cello) – met Duits-Hongaarse roots – kregen het gezelschap van grote broer Adrian Lenski, een begenadigd pianist die de groep hielp zijn unieke geluid verder uit te diepen. Om toch een beetje orde in de chaos te brengen, kwam tijdens de opnamen van Life Transmission een praktische rolverdeling tot stand. Han Stubbe (klarinet) ontpopte zich tot computerprogrammeur en tekende als dusdanig voor de ritmes en de samples, Buni prutste thuis in zijn portable studio en Adrian boog zich samen met Simon over de arrangementen.

Zoals het Balanescu Quartet, wellicht de enige groep die min of meer te vergelijken is met DAAU, incorporeert DAAU op zijn verse worp techno in zijn sound. De flirt met dansmuziek mag niemand verbazen: accordeonist Roel Van Camp bracht in een ver verleden nog industrial noise voort, en op de tweede cd We Need New Animals viel al wat elektronica te bespeuren, waarna de remix-cd Gin & Tonic volgde. En bovendien sprak Han Stubbe (links op de foto) vijf jaar geleden, toen het volledig akoestische debuut van DAAU verscheen, de profetische woorden: “Ik hoor zigeunerdeuntjes met een technobeat onder.” Hij en Buni Lenski (tweede van links), de technical wizards van DAAU, vertellen.

Han Stubbe: Deze keer hebben we echt geprobeerd om wat we in ons hoofd hadden op plaat te krijgen. We wilden alles in eigen handen houden, zodat we tot het einde controle over de cd hielden.

Buni Lenski: Het budget voor deze cd hebben we gebruikt om, geadviseerd door onze geluidstechnicus Phil Evans, digitale opnameapparatuur aan te kopen. Zodat we niet twee weken in een dure studio moesten, maar onze nummers in de repetitieruimte konden inblikken. Zo konden we het ons permitteren om een maand langer aan een song te sleutelen. We konden laagje per laagje de nummers opbouwen, en als het nodig was stukjes weggooien en herbeginnen. Voor een muzikant is die methode ideaal.

Stubbe: Maar ook heel arbeidsintensief. We hebben veel omwegen gemaakt om tot een bevredigend resultaat te komen. Intussen leerden we enorm veel bij. We probeerden alles uit met de computer. Ook al kwamen we soms tot de vaststelling dat we op een dood spoor zaten. Er is immers een verschil tussen weten hoe de machinerie functioneert en hoe je er een goede klank uithaalt. Uit een soort koppige overtuiging heb ik mij daarin vastgebeten. Het werd bijna een obsessie. We hebben bijgevolg een beter gevoel bij dit album dan bij het vorige. Omdat we op We Need New Animals te veel uit handen hadden gegeven en van in het begin niet duidelijk wisten waar we naartoe wilden, waren we achteraf gefrustreerd.

Lenski: Als we nu niet tevreden zijn, ligt het enkel aan onszelf. Wat ook het werkproces verlengd heeft: anderhalf jaar geleden hadden we al een plaat klaar. We hadden, omdat we op het festival Reggae Geel een dub-set gingen spelen, een demo opgenomen. We waren vastbesloten een dubplaat te maken. Net voordien hadden we een flamencoproject gedaan. Met die muziek konden we eveneens een album vullen. Het oorspronkelijke idee was om twee mini-cd’s uit te brengen. We hadden een projectmatige werking voor ogen, met veel kleinere releases, maar daarmee streken we de platenfirma tegen de haren in. Die wou een goed afgewerkte cd, die een synthese van DAAU zou bieden. Bijgevolg zijn we helemaal van nul begonnen. Al zijn er toch nog elementen van die dub-set ingeslopen.

Stubbe: Ik denk dat we in de toekomst toch meer in termen van projecten zullen denken. Zeker omdat we technisch nu veel verder staan. Zo hebben we, nadat we Life Transmission hadden afgewerkt, ook nog de muziek gecomponeerd voor de dansproductie Richard Of York Gave Battle In Vain van Thierry Smits’ Compagnie Thor. Omdat we nu onze eigen studio hebben, kunnen we sneller en onafhankelijker werken.

De werktitel van de nieuwe cd was “The Great Confusion”. Slaat die verwarring op de lange, kronkelige weg die jullie tijdens de opnamen hebben afgelegd?

Stubbe: Ja, we waren persoonlijk wat in de war. Maar die titel sloeg ook op de algemene maatschappelijk culturele toestand. In mijn ogen holt iedereen alle richtingen uit zonder tot bevredigende resultaten te komen. Er schuilt wanhoop in die richtingloosheid. Uiteindelijk zijn we van die titel afgestapt omdat die ons iets te negatief klonk.

Lenski: Er is ook een muzikale verklaring. Die verwarring zit ook in de plaat, omdat we in de groep zoveel verschillende persoonlijkheden hebben. Een verwarring trouwens die great is in creatieve zin.

Stubbe: Wij ontsnappen ook niet aan dat maatschappelijk fenomeen: wij willen óók van alles tegelijk zijn.

Lenski: Nu we toch aan het filosoferen zijn: die richtingloosheid komt omdat onze samenleving zich toespitst op financieel welzijn. Vanaf het moment dat je op materieel vlak iets hebt bereikt, gaapt de grote leegte. Je vraagt je dan af: wat is mijn doel in dit leven? Er is een behoefte aan spirituele waarden. Sommige mensen redden zich door zich te verdiepen in bepaalde interesses. Anderen…

Stubbe: …stevenen op een midlifecrisis af.

Lenski: Voilà.

Stubbe: Muzikaal ligt het niet in onze aard om voor één stijl te kiezen. We krijgen van alle kanten impulsen, maar ontwikkelen daar toch iets mee dat van onszelf is. Daarmee onderscheiden we ons van de meeste andere groepen. In de duizenden stromingen en genres die er bestaan, zie ik er geen waarin wij ons zouden kunnen plaatsen.

Lenski: Eén invloed, zoals dubmuziek of Bach, wordt bij ons nooit een leidraad.

Stubbe: Wat vaak problematisch is. Omdat we niet in één welomlijnde stijl werken, moeten we onszelf bij elk nummer heruitvinden. Daar kruipt veel energie in. Maar dat is zelfs geen keuze, het is inherent aan ons karakter.

Lenski: Ik heb zeven jaar geleden gezegd dat onze groep een auto is die het liefst vier verschillende routes wil nemen. Ik weet niet of dat beeld nu nog klopt. Vroeger zaten we samen en poogden we die uiteenlopende ideeën met elkaar te rijmen. Dat was een langzaam proces, maar inhoudelijk een verrijking. Je kreeg een grotere spanning in de muziek. Wat nu vaker gebeurt, is dat we eerst individueel de basis van een song uitwerken.

Ik neem aan dat zoiets een logische evolutie is nu jullie ook veel programmeren. Het is evident dat er nu meer huiswerk wordt gemaakt.

Stubbe: Dat heeft er zeker mee te maken. Als je op de computer programmeert, werk je per definitie alleen. Maximum met twee. In het begin was het moeilijk om het evenwicht te vinden tussen de persoonlijke voorkeur van iemand en de inbreng van de anderen. Dat gaat hoe langer hoe vlotter.

Er is ook een nummer dat Buni helemaal in zijn eentje in elkaar heeft geknutseld: “Rain Song”.

Lenski: Dat kwam er zo uit. Ik had vorige zomer Honderd Jaar Eenzaamheid van Marquéz gelezen. In dat boek regent het zeven jaar onophoudelijk. Alles begint te beschimmelen, maar de mensen raken er op den duur aan gewend en worden loom. Ik vond dat een mooi beeld. Toen, in juli, regende het hier ook bijna elke dag. Ik weet dat ik vaak ging slapen met de gedachte: het kan toch niet dat het morgen opnieuw regent? Mettertijd kreeg dat iets surrealistisch. Op een dag maakte ik met een oud keyboard dat nummer. De tekst zegt enkel: “Het regent.” Meer niet. Ik was zelf verbaasd dat die song op de plaat terecht is gekomen. Toen ik het aan de anderen liet horen, zeiden zij meteen: “Zet het in de demoversie op de cd.” Ik heb me daar nog even tegen verzet. Maar zij vonden het tussen al die andere nummers boordevol details een rustpunt van eenvoud.

Je had het over die verschillende persoonlijkheden die het gecompliceerd maken, maar met je oudere broer Adrian is er intussen nóg iemand bijgekomen om rekening mee te houden.

Stubbe: Het mooie aan de huidige situatie is dat we niet meer rekening met elkaar hoéven te houden. We zijn naar één punt gegroeid: iedereen kan volledig zijn ding kwijt, zonder dat hij daarvoor scheef wordt bekeken. Dat Adrian erbij is gekomen, is dus louter een verrijking. Op sommige tracks is zijn pianopartij prominent. Freeze bijvoorbeeld, wat voortgesproten is uit een geïmproviseerde solo van hem, draagt helemaal zijn stempel.

Is hij er op jullie vraag bij betrokken?

Lenski: Toen wij nog school liepen, had Adrian een rockgroep. Roel en ik speelden daarin mee als begeleidingscombo. Toen die groep stopte, is DAAU een eigen leven gaan leiden. Adrian studeerde verder. Toen zijn studies afgelopen waren, had hij de keuze: leraar worden of proberen opdrachten voor composities binnen te rijven. Wij voelden aan dat hij geen van die twee mogelijkheden echt graag wou, dat hij liever weer in een groep zou spelen. We beseften ook dat hij voor ons van goudwaarde zou kunnen zijn. Hij hapte direct toe. Ik vermoed dat wel meer mensen met een diploma harmonie het leuker zouden vinden om deel uit te maken van een levende groep in plaats van thuis achter een bureau een stuk te schrijven dat een half jaar later uitgevoerd wordt. Na al die jaren van onthouding heeft hij er veel plezier in om in het rockcircuit op te treden. ( lacht)

Het vorige album werd doelbewust op Sony Classical uitgebracht om een frisse wind door het label te laten waaien. Nu zijn jullie terug bij Columbia ondergebracht. Is het beoogde cross-overeffect in het klassieke milieu mislukt?

Stubbe: Ja. Omdat de meeste filialen van Sony Classical niet echt wisten hoe ze met onze muziek moesten omgaan.

Lenski: In de klassieke wereld werken ze met producties die op voorhand geboekt worden in concertzalen. Voor de promotie volstaat het om een programmaboekje te maken. Columbia wéét dat je een plaat die bestemd is voor het rockcircuit op een heel andere manier moet promoten.

De negatieve reacties op Klara bewijzen hoe conservatief de klassieke wereld wel is.

Stubbe: Pas op, ik was persoonlijk ook wel een fan van Radio 3. Omdat men zich daar totaal niks van de commercie aantrok en het aandurfde om complete symfonieën uit te zenden. Ik vond dat supercool. Ik betreur het ook dat ze nu het commerciële pad zijn opgegaan, zoals alle zenders. Elke kunstuiting wordt tegenwoordig gereduceerd tot een product.

Lenski: Ik heb wel sympathie voor Klara. Ik stem er vaak op af.

Stubbe: De vraag is: waarom zenden ze een symfonie van een uur niet meer uit? Omdat ze denken dat de mensen het niet meer kunnen opbrengen om daar onafgebroken naar te luisteren? Het is een algemene tendens: alles wordt korter, alles moet sneller en lichter verteerbaar.

Geloof je dat je ooit met je grensoverschrijdende muziek mensen uit het klassieke publiek hebt kunnen overtuigen?

Lenski: Ik denk van wel. Mijn vader met name. ( lacht) Zeker met de eerste plaat hebben we een aantal mensen over de streep getrokken. Misschien dat die nadien weer afhaakten, maar na ons debuut ving ik toch op dat onze muziek op het conservatorium tijdens de les als voorbeeld werd aangehaald. Dat is oké. Ik vind het even positief dat jongeren onze akoestische concerten kunnen smaken. Ik denk dat het dom is om te stellen dat mensen die van klassieke muziek houden nooit naar The Rolling Stones luisteren.

Waar luisterden jullie vroeger thuis naar?

Lenski: Mijn ouders, allebei klassiek geschoolde muzikanten, luisterden niet meteen naar andere muziek dan klassiek. Ik ben daar lang in meegegaan, in tegenstelling tot mijn broers. Ik vond niet dat popmuziek bestaansrecht had. Zo puristisch was ik. Die wereld heeft zich pas aan mij geopenbaard toen ik een van mijn broers een plaat van zijn verlanglijstje cadeau gaf en die zelf eens oplegde. Dat was Substance van Joy Division. Het heeft mijn ogen geopend. Ik zie het zo nog voor mij: ik liet de naald zakken, ik hoorde die drumintro en die schelle gitaren en ik dacht: wat is dát? Ik wilde achterhalen waarom mijn broer van dat lawaai hield. Bijgevolg luisterde ik nog enkele keren, zodat ik uiteindelijk inzag dat het inhoud had. Ik zou nooit die klik hebben kunnen maken met Madonna, ook al kan ik die nu ook wel appreciëren. Ik bedoel maar: het kon enkel iets met eigenheid zijn dat mij deed capituleren.

Jullie traden twee jaar geleden op voor plaatselijke concertpromotoren in de Knitting Factory in New York. Heeft dat iets opgeleverd?

Stubbe: Een trip naar New York ( lacht). Dat was op zich wel een ervaring. Het Amerika-verhaal is bij de vorige plaat wat misgelopen. We zijn daar wat realistischer in geworden. We zien wel waar we uitkomen.

Amerika lijkt mij voor jullie oninneembaar, omdat de vakjesmentaliteit daar nog groter is dan hier.

Lenski: Ze stoppen ons daar in het vakje divers. De Amerikaanse directeur van Sony Classical geloofde er echt wel in. Hij heeft ook dat concert in New York georganiseerd. Misschien was het niet toegankelijk en blij genoeg. Een Amerikaan wil een duidelijke boodschap. Misschien is onze muziek gedoemd om niet begrepen te worden door de Amerikanen.

Het valt op dat vele groepen die in Vlaanderen, en dan vooral in Antwerpen, een eigen smoel hebben, hun eerste muzikale stappen op straat hebben gezet: jullie, Stef Kamil Carlens, Wawa Dada Kwa… Is dat toeval?

Lenski: Voor ons was dat een logische stap. Op straat kun je ongestoord je ding doen, wellicht dat die mensen daarom getuigen van een eigen smoel. Als je als beginnende groep covers brengt of netjes binnen de lijntjes van de rockmuziek blijft, kan je op studentenfuiven optreden. Als je daar buiten valt, is het moeilijker om optredens vast te krijgen. In Antwerpen speelde ook De Muziekdoos een belangrijke rol, een café met een free podium. Er heerste echt een vibe.

Stubbe: Je voelde acht jaar geleden dat er in Antwerpen echt wel iets ontstond. Er kwam een golf muzikanten die elkaar inspireerden. Door de combinatie van verschillende persoonlijkheden kwam er een energie vrij.

Lenski: Persoonlijke vriendschappen helpen daarbij toch. Wat mij op het debuut van dEUS zo aansprak, waren de uithalen van Rudy Trouvé op gitaar. Op elke maat gleed hij over de snaren. Een heel simpele truc die ik op viool heb overgenomen. Zo is dat ook een deel van DAAU geworden. Je kan dat natuurlijk ook afkijken van een wildvreemde uit Amerika, maar als je in je nabije omgeving geconfronteerd wordt met goeie muziek, is de invloed veel directer.

Die Anarchistische Abendunterhaltung, Life Transmission (Columbia), uit op 2 april.

Peter Van Dyck / Foto Guy Kokken

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content