Eind deze maand opent het vernieuwde Diamantmuseum Provincie Antwerpen zijn deuren. Op een nieuwe locatie en met hedendaagse invulling. Conservator Sabine Denissen: “Diamant is aanwezig in alle sectoren van onze samenleving. Nadrukkelijker zelfs dan je zou durven vermoeden.”

Hilde Verbiest

Onafgewerkte kasten en vitrines, draden die om aansluiting vragen, spanklemmen die de dingen bij elkaar houden en computerschermen verpakt in roze plastic. Zes weken voor de officiële opening is het vernieuwde Diamantmuseum nog altijd een bouwplaats. En toch opent het als eerste van de Antwerpse provinciale musea opnieuw zijn deuren. In september volgt het Modemuseum en in 2003 – veel later dan gepland – het Fotografiemuseum.

Het is de tweede keer sinds zijn oprichting in 1972 dat het Diamantmuseum van stek verandert. Aanvankelijk ondergebracht in de Jezusstraat vond het vanaf ’88 onderdak in de Lange Herentalsestraat, op de grens van de Antwerpse diamantwijk. Nu verhuist het museum feestelijk naar het Astridplein. Het begin twintigste-eeuwse, beschermde gebouw bleek na veel wikken en wegen de ideale locatie te zijn: met het Centraal Station vlakbij is het goed bereikbaar, met de Zoo en de Elisabethzaal als buren kan het makkelijk naambekendheid verwerven. “De kans om een totaal nieuw museum op te bouwen, is uniek. Weinig conservators maken zoiets mee in hun carrière”, zegt Sabine Denissen terwijl ze ons door de donkere, onafgewerkte zalen loodst. “We zijn van nul vertrokken. Wat zou het ideale diamantmuseum zijn? Vanuit die vraag hebben we een concept ontwikkeld. Pas daarna zijn we op zoek gegaan naar een locatie.” Het pand aan de Lange Herentalsestraat was te krap geworden. Conservator Denissen: “We misten vooral de mogelijkheid om een levendig en hedendaags museum uit te bouwen. Tot nu toe was het vooral een leesmuseum, met veel didactisch materiaal en aan het einde de schatkamer als apotheose. Wij voelden de behoefte om het verhaal van het diamant op een aanschouwelijke en interactieve manier tot leven te brengen.”

Wat verandert er eigenlijk, want uiteindelijk vertelt u wel hetzelfde verhaal als vroeger?

Sabine Denissen: Het verhaal is gebleven en in zekere zin ook de structuur van het museum. We beginnen nog altijd op de derde verdieping en al vertellend dalen we af. Maar dat is de enige gelijkenis. De verpakking is compleet veranderd. We kozen bijvoorbeeld niet voor één schatkamer, maar verschillende trekpleisters met uiteenlopende thema’s op alle etages. Meteen wordt de bezoeker geconfronteerd met een van de topstukken: de ECC-tennistrofee – de tweede, want de eerste is in het bezit van Ivan Lendl – waarin 1617 diamanten verwerkt zijn. Werkelijk een fascinerend stuk. Dat is ook onze bedoeling: de bezoeker van meet af aan in een bepaalde sfeer brengen, zodat hij zich laat meeslepen in het verhaal en er in elk geval meer over wil weten. Het is toch bijzonder dat in het hart van de aarde, door de hoge temperaturen en de grote druk, een steen ontstaat die qua hardheid en schittering geen gelijke kent? Die ontstaansgeschiedenis vertellen we hier onder een grote halve globe, waar je op grote schermen getuige bent van een vulkaanuitbarsting, compleet met geluid en rookontwikkeling. We hebben dus speciale effecten gecreëerd, maar ze staan niet los van de wetenschappelijke informatie. Ik ben ook blij dat ik via de openbare aanbesteding, een Belgisch bureau heb gevonden. Mimesis is in de materie gedoken en heeft voor het museum een creatieve vormgeving bedacht. Het is ook uitzonderlijk dat zo’n groot deel van het budget is besteed aan de inrichting van het museum. Het hele project kost bijna 5,5 miljoen euro, ongeveer een derde is besteed aan het interieur.

Interactief is tegenwoordig het modewoord. In welke mate is de bezoeker actief bezig in het nieuwe diamantmuseum?

Heel actief, als hij dat zelf wil. Eigenlijk kun je het museum op drie niveaus bezoeken. Je kunt er gewoon doorlopen – wat niet echt de bedoeling is – en de sfeer opsnuiven; je kunt met je audiogids de verhaallijn volgen, een verhaal dat wetenschappelijk onderbouwd is, maar niet te zwaar; en wie nog verder wil gaan en meer wil weten over mijnen, productie en statistieken kan de computer raadplegen. Op het tweede niveau hebben we een spel uitgewerkt. We hebben ervoor gekozen om het hele museumverhaal te laten vertellen door acht figuren die op een of andere manier bij het diamant betrokken zijn: Plato, die als filosoof en wetenschapper over diamant heeft nagedacht; de Godin van de Wind die de erosie symboliseert; het fotomodel dat het ultieme diamantjuweel zoekt voor een fotoreportage; een oudere dame die met veel bravoure sieraden draagt; een geoloog; een diamantair; een makelaar en een mijnwerker. Op je entreekaart ontdek je wie van de acht jouw gids is voor die dag en je meeneemt op ontdekkingstocht. De bezoeker zal zijn ruwe diamant vinden, zien wat voor diamant het is, zelf beslissen wat hij ermee gaat doen, hoe hij hem gaat bewerken, wat het eindproduct zal zijn… Is het een siersteen, geschikt om te slijpen? Of is het een industriediamant? Veel mensen denken alleen aan juwelen overladen met diamanten en vergeten dat de helft van de productie naar de industrie gaat en verwerkt wordt in machines en instrumenten als boren en slijpmachines. Daarom eindigen we dit virtuele spel ook met de vraag: bewijs mij dat je niets met de diamant te maken hebt. Ik ben ervan overtuigd dat niemand dat kan.

De drie verdiepingen in dit gebouw zijn volledig ingevuld. Is er uitbreiding mogelijk?

Het is niet de bedoeling om verder uit te breiden. Maar alles is flexibel. We kunnen het dus op elk moment weer ontmantelen en iets anders neerzetten. Dat is wel de bedoeling. Elk jaar willen we de werking evalueren en verbeteren wat niet voldoet – dingen die om uitdieping vragen of die het publiek niet aanspreken. En om de drie jaar willen we één afdeling volledig vernieuwen, zodat we na tien jaar weer een nieuw museum hebben.

In Antwerpen ligt het voor de hand dat het Diamantmuseum in verband wordt gebracht met de diamanthandel. Hoe nauw is die relatie?

Het museum is onafhankelijk en wordt gefinancierd door de provincie. Maar er is natuurlijk wel een relatie. Antwerpen vormt als centrum van de diamanthandel een belangrijk onderdeel van het verhaal dat wij hier vertellen. Weinig mensen weten dat op die drie Antwerpse straten bijna tweeduizend firma’s gevestigd zijn, dat ongeveer 95 procent van de industriekwaliteit hier passeert en nog eens 70 tot 80 procent van de geslepen goederen. Bovendien gaat het om een duur product. Het museum heeft de duidelijke opdracht om de link te leggen met de consument en hem een blik te gunnen achter de schermen van die erg gesloten wereld. Zo zijn we gaan filmen bij een diamantair, zodat de museumbezoeker kan zien hoe men daar werkt. We hebben ook beelden van een diamantbeurs, waar je ziet hoe handelaars elkaar ontmoeten, hoe de pakketjes opengaan, hoe de stenen onder de loep worden genomen.

De laatste jaren is de diamanthandel erg controversieel geworden. Merk je daar als museum wat van?

We merken vooral dat de mensen het volgen. Als er in de krant een bericht verschijnt over de veiling van een bijzondere diamant, krijgen we daar vaak dezelfde dag al vragen over. En men vindt het vreemd als je niet op de hoogte bent. De actualiteit op de voet volgen is dus absoluut noodzakelijk. Bovendien wil ik erover waken dat de informatie correct wordt gegeven en in de juiste context. Zoals bijvoorbeeld het verhaal over de bloeddiamanten, over de relatie tussen de diamantontginning en -handel en de financiering van allerlei oorlogen. In de pers worden vaak dezelfde verhalen herhaald, zelfs al zijn ze achterhaald door nieuwe ontwikkelingen. We willen die geschiedenis niet verzwijgen, hoe onverkwikkelijk die ook is.

Maar we willen tegelijk signaleren dat er ook positief nieuws is. Zo is Antwerpen samen met de KU Leuven gestart met een onderzoek naar de mogelijkheid om een bepaalde steen te linken aan zijn specifieke vindplaats. Want dat is het probleem: zodra een steen verhandeld is, wordt het bijna onmogelijk te achterhalen waar hij vandaan komt. Als men in een steen indicaties kan vinden die hem terugvoeren naar zijn origine, dan ontstaat er een grotere klaarheid. We willen dus het complete verhaal vertellen. Een ander voorbeeld is de milieu-impact van de diamantontginning. Je moet één ton aarde verplaatsen om één karaat diamant te vinden. Dat betekent dus enorme kraters in het landschap. Maar dan moet je erbij vertellen dat hedendaagse mijnen daar rekening mee houden. In Canada heeft de Ecati-mijn een environmental agreement afgesloten, om het milieu in zijn oorspronkelijke toestand te herstellen op het moment dat ze daar vertrekken. Er wordt dus toch wel getracht om de impact te beperken.

Het diamantmuseum bezit naast een verzameling oude werkinstrumenten ook een aanzienlijke collectie diamantjuwelen.

Ja. We hebben ongeveer tachtig stukken in eigen bezit en daarnaast hebben we er nog een aantal in bruikleen. Een paar topstukken van privé-eigenaars en enkele belangrijke creaties die eigendom zijn van kerkfabrieken. Voor het eerst heb ik ze nu volledig geïnventariseerd: elk stuk gefotografeerd en uitvoerig beschreven. Het is een beschrijving geworden van de juwelengeschiedenis. Anders dan andere sieraden zijn diamantjuwelen minder gevoelig voor vluchtige trends, maar de belangrijke stijlevoluties worden er wel in weerspiegeld. Het oudste stuk is een vijftiende-eeuwse renaissance-ring. We hebben enkele zestiende-, zeventiende- en achttiende-eeuwse juwelen, maar het grootste deel stamt uit de negentiende en twintigste eeuw. Het aanleggen van zo’n historische collectie vraagt uiteraard veel kapitaal. De laatste jaren tracht ik vooral kunsthistorische stukken aan te kopen die een hiaat in de collectie opvullen. Ik probeer een consequente lijn te volgen: elke aankoop moet een kwaliteitsvol sieraad zijn, het moet stilistisch belangrijk zijn, het moet een verhaal vertellen en het moet een verband hebben met de mode. Het is opmerkelijk hoe de mode het dragen van juwelen bepaalt. In de Victoriaanse tijd, wanneer dames preuts gekleed zijn met een kraag die tot boven toe is dichtgeknoopt, zijn broches erg in. Op het moment dat decolletés weer kunnen, wint het halsjuweel aan belang.

Zijn er stukken die u nauwer aan het hart liggen dan andere?

Zeker. Vaak zijn het ontdekkingen. Zoals bijvoorbeeld enkele weken geleden in Maastricht, waar men mij uitgenodigd had voor enkele knopen van Katarina de Grote. Prachtig, maar dat ging over ruim 800.000 euro – een bedrag waarover ik alleen kan dromen. Een beetje ontgoocheld liep ik rond op de beurs, tot ik een aigrette ontdekte, een haarjuweel uit de achttiende eeuw. Bovendien was de prijs redelijk, zodat we de aankoopprocedure konden starten. Dat is prettig, vooral omdat sieraden uit die tijd erg zeldzaam zijn. Een heel plezant stuk vind ik bijvoorbeeld het kroontje met twee vleugeltjes. Het is niet gesigneerd, maar het is zonder twijfel van Chaumet, omdat het is herkend. Het dateert uit 1899 en verwijst naar de opera Die Walküre van Wagner. Blijkt dat in die tijd dames zich voor de première volledig kleedden in de stijl van de opera die op de scène kwam. Dus voor Die Walküre droegen ze kroontjes met vleugeltjes, net als de helmen van de Walkuren, de dienaressen van Odin. Dat kun je je vandaag niet meer voorstellen! Uiteraard konden alleen de happy few zich dat veroorloven.

Is diamant nog steeds het luxeproduct, voorbehouden aan een bepaalde elite?

In zekere zin wel. Diamantjuwelen wijzen op een bepaald vermogen. Maar in de loop van de geschiedenis zijn er wel verschuivingen. Aanvankelijk kon alleen de adel zich die luxe permitteren. Op het moment dat de burgerij ontstaat en meer mensen kapitaal wisten op te bouwen, komt daar de groep van industriëlen en bankiers bij. Eind negentiende eeuw, de periode van de grote diamantontdekkingen in Zuid-Afrika, is er een echte boom geweest van diamantjuwelen. Wat mij wel opvalt – en verheugt – is dat steeds meer jonge ontwerpers diamant in hun juwelen verwerken. Diamant staat symbool voor een wereld van luxe en uiterlijk vertoon, van macht en winstbejag. Maar daar heeft de steen zelf geen schuld aan: die blijft mooi en heeft een intrinsieke waarde. En ik denk dat almaar meer ontwerpers dat beseffen.

Wat is voor u de grootste uitdaging van dit nieuwe museum?

Doorgroeien naar een ander niveau. Ik heb acht jaar gewerkt in een museum met zoveel potentieel, waar ik jaarlijks tachtig- tot honderdduizend bezoekers over de vloer kreeg – tachtig procent uit het buitenland – en waarvan ik altijd heb geweten: dit kan groeien. Ik ben heel blij dat ik nu de kans krijg om dat te bewijzen. Dat is een uitdaging, maar het doet je ook goed als mens. Het is bevredigend om te kunnen zeggen: ik heb iets gedaan voor de maatschappij, ik heb op cultureel vlak iets kunnen realiseren. Cultuur wordt te vaak beschouwd als iets elitairs, iets met een hoge drempel. De allereerste behoeften zijn eten, drinken en wonen. Zijn die ingevuld, dan pas heb je tijd en ruimte voor vrije tijd, sport en andere dingen. Ik ben ervan overtuigd dat cultuur zich op dat tweede niveau bevindt, dat het een meerwaarde geeft aan het leven. Daarom moet het ook iets zijn dat voor een brede laag van de bevolking toegankelijk is. Dat is mijn streefdoel: zonder conformistisch te worden een kwaliteitsvol museum aanbieden dat een grote groep van mensen kan aanspreken. Je mag natuurlijk elitair zijn als je dat wilt, maar niet met gemeenschapsgeld. Ik word betaald door de belastingbetaler en dus moet ik rekening houden met zijn wensen en behoeften.

Uitnodiging

Op 21 juni opent de eerste tentoonstelling in het nieuwe Diamantmuseum: Tweemaal 1001 Nacht. 44 juweelontwerpers – studenten en professionals – werden gevraagd twee diamantjuwelen te ontwerpen, geïnspireerd op de vertellingen van 1001 Nacht. Sommigen bedachten twee aparte ontwerpen, gebaseerd op twee verhalen. Anderen verwerkten de juwelen in één enkele object.

50 x 2 Weekend Knack-lezers worden uitgenodigd op een nocturne op 26 juni (20-22 uur). U wordt ontvangen door conservator Sabine Denissen en na een inleidend woordje kunt u op eigen houtje (met de audiogids) de tentoonstelling en het museum bezoeken. Ter afsluiting wordt u een drankje aangeboden en wordt één diamantje (ter waarde van ongeveer 150 euro) weggeschonken aan een van de genodigden. U wilt erbij zijn? Bel naar de wedstrijdlijn van Weekend Knack: 09900-20 882 (tarief 0,45 euro/min.) en toets daarna de code 01 in. Bellen kan van dinsdagochtend tot maandagmiddag 12 uur.

Openingsfeest

Geen opening zonder feest: op 25 mei kan iedereen meevieren.

Vanaf 15 uur vormt de Zoo het decor voor een multicultureel feest. Op het programma Afrikaanse, Indiase, Libanese en joodse muziek en hapjes, het feest verwijst naar de verschillende culturen die met de diamantsector verbonden zijn.

Om 15.30 uur start de Diamantparade: de stoet (met ‘levende diamanten’, fanfares en vendelzwaaiers) vertrekt aan het oude Diamantmuseum, gaat rond het stadspark om via de Quellinstraat, de Van Ertbornstraat en de Gemeentestraat het Koningin Astridplein te bereiken, waar het Diamantmuseum officieel wordt geopend.

Vanaf 18 uur wordt het Centraal Station ingepalmd door de VTM-soapband. Muziek, hapjes en drankjes (democratische prijzen). Fuif tot middernacht.

In de loop van de namiddag gaan tientallen ballonnen de lucht in, wie er een weet te bemachtigen, heeft meteen een gratis entreekaart te pakken.

Vanaf 26 mei is het museum toegankelijk voor iedere bezoeker. Volwassenen betalen 5 euro (inclusief audiogids). Groepen (minimaal 10 personen) moeten reserveren en betalen 3 euro/persoon. Er zijn allerlei combinatiemogelijkheden: Zoo + Diamantmuseum bijvoorbeeld, al dan niet gekoppeld aan een treinticket (B-Dagtrips).

Knack-clubleden betalen op vertoon van hun Knack-clubkaart 3 in plaats van 5 euro. Een aanbod dat geldig is tot eind 2002, en voor maximaal 4 personen per kaart.

Diamantmuseum Provincie Antwerpen, Koningin Astridplein 19-23, 2018 Antwerpen. 03-202 48 90, fax: 03-202 48 98, www.diamantmuseum.be

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content