Multiplex, het materiaal dat Thonet kopzorgen baarde, Rietveld bezighield en de Eames het grote succes bracht, is opnieuw populair. Dankzij de vele heruitgaven van meubelen uit de jaren 40 en 50. En doordat jonge ontwerpers de mogelijkheden ervan herontdekken.

“Weet je, eigenlijk is plywood nooit helemaal uit de mode geweest”, beweert Wiet Hekking, eigenaar van de Amsterdamse winkel Wonderwood. De verzamelaar verkoopt er sinds 1999 authentieke meubelen in multiplex van een halve eeuw oud, maar ook gloednieuwe heruitgaven van klassieke modellen : De Isokons van Marcel Breuer, de zomerse streepjesstoelen van Hans Brattrud en stoelen van Egon Eiermann en Ilmari Tapiovaara. Zijn zaak draait goed : “Op een gegeven moment is er reactie gekomen op het monopolie van de kunststoffen. Er zijn weer meer ontwerpers die met laagjes hout werken. In die zin zou je kunnen zeggen dat er een hernieuwde belangstelling is.”

Wat plastic was in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw, was multiplex in de decennia daarvoor : een materiaal dat nieuwe mogelijkheden gaf aan meubelontwerp. Organische vormen creëren werd een stuk eenvoudiger. Massief hout buigen was immers nog een intensief proces. Toen het begin de negentiende eeuw mogelijk werd om bomen te “schillen”, zodat uiterst dunne laagjes hout ontstonden, ook wel fineer genoemd, leek het probleem van de houtbuigers van de baan. Een dun laagje was immers veel gemakkelijker te manipuleren dan een dikke plank. Door verschillende lagen op elkaar te lijmen, krijg je een gebogen plaat. Omdat de lijm niet sterk genoeg was, mislukten de eerste pogingen. Zoals die van Michael Thonet. Hij zaagde het fineer zelf, kookte het in de lijm en liet het tot acht uur in een mal drogen. Omdat hem dat te lang duurde, legde hij zich toe op het buigen van massief hout, met succes. Alle latere Thonetstoelen zouden op die manier geproduceerd worden.

Zoeken naar de juiste ‘kooktijd’

Maar multiplex bleef de ontwerpers intrigeren : Gerrit Rietveld experimenteerde ermee in de jaren twintig, met zijn Birza en Beugelstoel. Het was wachten tot in 1933, toen Alvar Aalto zijn stoel 41 introduceerde en daarmee het eerste commerciële succes in plywood op zijn naam schreef. In de jaren veertig werd het ‘hoogfrequent verlijmen’ op grote schaal toegepast. “In plaats van acht uur, duurde het nog amper acht minuten om een plaat in vorm te persen”, verduidelijkt Hekking. De plaat wordt verhit en blootgesteld aan stoom. Daardoor wordt het hout soepel en gaat de lijm smelten. Zo kan het object in een stalen mal geperst worden. Na afkoelen en drogen behoudt het zijn vorm.

Toch bleef er nog veel uit te testen. “De ontwerper Han Pieck sukkelde met zijn fauteuil : de zitting en de leuningen vergden een andere ‘kooktijd’ en pas nadat hij honderden exemplaren naar de knoppen had geholpen, vond hij met een soort van relaissysteem de oplossing”, beschrijft Wiet Hekking. “Zijn sponsor had toen al afgehaakt en Pieck ging failliet.”

Over de oceaan hadden Charles en Ray Eames meer succes. Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren ze de eersten die erin slaagden een voorwerp uit plywood in twee richtingen te buigen : een spalk. Het hek was van de dam en de techniek zou tot eind jaren vijftig bijzonder populair blijven. De industrie was immers verkocht : de dunne laagjes hout zijn beduidend goedkoper dan massief hout en de meubelen zijn machinaal en snel te maken.

Om die redenen is multiplex altijd gebruikt : herinner u de refterstoelen waarvan de laagjes één per één lossen. Opmerkelijk is echter dat het materiaal weer opduikt. Vorig jaar in Milaan was er al de Three skin chair van Ron Arad, de populaire herten uit triplex van Big-Game voor Vlaemsch, Didier Gomez ontwierp Patio voor Ligne Roset en Marco Maran Hoopla voor Parri.

Dat ook Vlamingen weer met multiplex aan de slag gaan, is Peter Monbaliu niet ontgaan. Hij werkt voor de Menense Houtbuigerij Desmet. Zij persen schilfineer tussen twee mallen zodat – afhankelijk van de dikte van het fineer en het aantal lagen – sterke buigingen gemaakt kunnen worden. Daardoor zijn zij de ideale partner voor experimenterende designers.

“Het strakke minimalisme lijkt nu toch wel stilaan voorbij. De organische vormen komen terug en dan is plywood natuurlijk een ideaal materiaal”, zegt Monbaliu. Almaar meer ontwerpers vinden de weg naar het atelier van Desmet : Stefan Schöning, Maxime Szyf en Dirk Meylaerts, bijvoorbeeld. Alain Berteau ontwikkelde er zijn prototype voor de Ruby chair en de Nederlander Roderick Vos zijn speelse stoeltjes voor Linteloo. Beide werden vorige maand voorgesteld in Keulen. Ook bij Bonaldo zagen we plywood. En bij Roche-Bobois stond de populaire Tuisku bowl van de Fin Petri Vainio op de stand.

Ook de pas afgestudeerde Belgen zijn met multiplex aan het experimenteren. Nicolas Destino won met Py. chair een ontwerpwedstrijd en maakte een vervolg met de Multi.plat. “Het heeft zoveel mogelijkheden”, vindt hij. Barry De Lee studeert nog aan de Katholieke Hogeschool van Mechelen : ” Plywood krijgt – door de natuurlijke spanning in het hout – zeer mooie, egale plooiingen. Het is ook minder dan hout onderhevig aan externe factoren zoals temperatuurschommelingen of vocht. Doordat het leverbaar is in allerlei standaardvormen kunnen de kosten gedrukt worden. Daarom vind ik het werken met plywood voor herhaling vatbaar.”

Info : www.woodforum.be ;

www.wonderwood.nl

Leen Creve en Piet Swimberghe

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content