Nergens is de kans op waarnemingen van primaten zo groot als in Oeganda, het groene land op de evenaar, hartje Afrika.

Geluiden zijn, toch zeker voor de mzungu of blanke die het Afrikaanse land te weinig kent, de raadsels van dag en nacht. Het gegrom van een leeuw die kilometers ver je slaap binnendringt, de ijzige lach van de hyena of de roep van een bosuil, zebra’s die treuren om hun uitgestorven soortgenoten, of mensenstemmen uit een boma van de Masai : met de kleuren van mensen en landschappen vormen die geluiden de bekoorlijkheid van het continent. Het is ochtend en ik loop met Godfried door het tropisch regenwoud van Kibale, we horen verre kreten en weten dat we op het goede spoor zitten. Al heb ik dit gejouw en gekrijs nooit eerder gehoord, ik weet wat het is en het windt me op : diep in het donkere woud leeft een familie chimpansees, op zoek naar voedsel, ze spelen of communiceren over de indringers die in aantocht zijn. De gids wijst omhoog : in een boom zit een grey-cheeked mangabey, een van de dertien mensapen die Kibale Forest National Park rijk is. “Nergens in Oost-Afrika vind je een grotere concentratie aan primaten, zoals de blue monkey. Sommige zijn nachtdieren, zoals bush babies en potto’s. Er leven ook 370 vogels in 250 soorten bomen, wat goed is voor de lokale geneeskunde. We hebben 250 vlinders en 200 slangen, maar slechts twintig procent daarvan is giftig.” Later zien we red-tailed monkey en met geluk de schuwe L’Hoest’s monkey, maar de red colobus, met uitsterven bedreigd en in Oeganda tot Kibale en Semliki gelimiteerd, blijft verborgen.

Toch is het vooral de roep van de chimps die lokt. Behoedzaam lopen we dieper het bos in. Godfried behoort tot de Batooro die al eeuwenlang het woud voor hun levensonderhoud gebruiken. Hij loodst me feilloos naar de chimpansees. Het geschreeuw wordt heviger, ze roepen naar elkaar en zijn opgewonden, schelle kreten volgen op explosief geblaf, overal hoor ik apen en zie plots een jong mannetje wegrennen. Rechts waggelt een exemplaar door het struikgewas, ze krijsen en tieren, het is een indringend spektakel. Jane Goodall, die in het Tanzaniaanse Gombe jarenlang onderzoek deed, noemt dit de pant-hoot call, een ritueel waarmee chimps zich verbonden weten en informatie uitwisselen over wie precies waar is. Heel abrupt wordt het stil : tegen een boom zit Kaguta, de ‘president’ van de groep en zeker veertig jaar oud. Oog in oog, voor het eerst, met een verwant die zo’n 98 procent van z’n genetisch materiaal gemeen heeft met het wezen dat met een verrekijker naar hem staart. Dit is een begenadigd moment, veel intenser dan ik had verwacht : onze nauwste verwant, samen met de bonobo uit Kongo, warme ogen verpakt in een vacht van zwarte haren. “De groep telt 80 individuen, op een parkpopulatie van 700 dieren. De familie is gehabitueerd, wat wil zeggen dat ze de aanwezigheid van mensen gewoon zijn. Chimps zijn sociale dieren, in subgroepen trekken ze door het bos. Mannetjes blijven levenslang in dezelfde groep, de wijfjes vertrekken. Door de promiscuïteit is er niet echt een dominant mannetje. Soms zijn er gevechten tussen verschillende groepen, maar chimpansees leven overwegend vreedzaam binnen hun gemeenschap.” Ik heb Godfrieds uitleg wel gehoord, maar staar gefascineerd naar de primaat. Plots zet hij het op een lopen en het meest indringende geluid van het regenwoud galmt vrolijk door m’n hersenpan.

Sterke geuren, scherpe kleuren

“We delen dezelfde tafel, dezelfde maaltijden en dezelfde hemel, we zullen één familie zijn”, zegt Pascal, de enthousiaste leider van de kampeersafari, met 4×4 jeeps en een logistiek team dat tenten opzet en voor de maaltijden zorgt. Aan de oever van het Victoriameer zitten we rond het smeulend ochtendvuur. “Voor trekkings een lange broek en stevige schoenen. ’s Avonds een trui met lange mouwen en een middel tegen insecten. En houd je ogen goed open voor de primaten.” Een zwarte wouw valt een troep koereigers aan, een hamerkop zit op een prauw te soezen. Oeganda is een vogelparadijs. Gisteren heb ik een boottocht gemaakt door de Mabamba Swamps voor de shoebill : prachtwaarneming van de schoenbekooievaar, die met z’n prehistorische bek een katvis van een halve meter uit het moeras plukte. Vandaag vertrekken we voor een rondreis, want geen ander land dan Oeganda is een betere initiatie in de wereld van apen en primaten. De tocht is lang, maar ieder beeld wakkert in mijn hart het verlangen naar Afrika aan. Nijverheid, ateliers en ambachten in de buitenwijken rond Kampala. Scheve vrachtwagens, taxibusjes, een truck met vis op ijs, sterke geuren en indringende kleuren, overal mensen langs de weg. Affiches lokken met Club-bier of waarschuwen tegen aids : live your live – love it. Barakken, muziek, een meisje met een teil vol water op haar hoofd, open landschap : een piste van rode aarde door vruchtbaar land, avocadobomen, bananen in de heuvels, papaja en jackfruit, kramen met een overdaad aan groenten en fruit dat zorgzaam is uitgestald. Termietenheuvels, fietsers, Niankore-koeien met lange hoorns. In een boom zitten black-and-white colobus monkeys, elders huppelen great blue touracos met hun zwarte kammen van tak naar tak. Sommige pistes zijn meer put dan wegdek, maar dat kan me niet deren : Afrika in het traagste tempo is het mooiste Afrika.

Hoewel Oeganda tot Oost-Afrika wordt gerekend, vind ik dat met het verstrijken van de dagen steeds minder : de weelderig groene heuvels en valleien, de rijkdom van de vegetatie met alle denkbare boom- en plantensoorten, de koffie- en theeplantages die zilver glimmen in de glooiingen, de bergen en de altijd rode pistes laten me dieper het hart van het zwartste Afrika binnenrijden, het Afrika van de eindeloze regenwouden. Oeganda zuigt me naar binnen. Maar dan toch savanne, het waarmerk van Oost-Afrika : het immense Queen Elisabeth National Park is een land van acacia’s en euforbia’s, die meer op cactussen dan op bomen lijken. We slaan de tenten op bij Mweya, een schiereiland langs het natuurlijk kanaal tussen George- en Edwardmeer. Rond het kamp grazen wrattenzwijnen en paraderen maraboes, een nijlpaard waggelt voorbij en mangoesten glippen de struiken in. Een rijk landschap : savanne, de Kyambura-kloof met vochtig rivierwoud, moerassen en het kanaal, de zoutpannen in de krater van Katwe en het vissersdorp van Kasenyi, het Maramagambo Forest met een grot vol Egyptische fruitvleermuizen, pythons en een woudcobra, en de grasvlakte van Ishasa, waar leeuwen in de vijgenbomen klimmen. Met zo’n variatie aan biotopen verwacht je veel dieren. Maar de rijkdom is beperkt, wie veel soorten wil zien, moet naar Kenia of Tanzania reizen. Toch krijg ik alleen hier de Uganda Kob te zien, een endemische antiloop die over de savanne draaft. Olifanten en buffels, Defassa-waterbokken, topi’s en hyena’s zijn er ook, met veel geluk zie ik twee luipaarden en op de hoofdweg moet een politiejeep vluchten voor een leeuwin die haar welpen bedreigd weet. Goed dat er veel vogels zijn, ook zeldzame zoals de zwarte bijeneter en de blauwborstijsvogel. En ook apen als vervet monkey en olive baboon, die het aantal soorten op zeven brengen. Nooit eerder heb ik zoveel verwanten ontmoet. Dat is de essentie van een reis door Oeganda.

Een houten gsm

Het heeft lang geduurd, de tocht was lang. Met rechts de Ruwenzori, de mistige bergen van de maan, rijden we de meest zuidwestelijke punt van Oeganda binnen, gekneld tussen Kongo en Rwanda. Een schitterende vallei met een rivier, vruchtbare landbouwgronden en theevelden, stof op de pistes en overal bedrijvige mensen, het dorp Buhoma met winkeltjes en de Bwindi Orphans Group, een weeshuis voor kinderen die bijna allemaal hun ouders aan die vreselijke ziekte hebben verloren. In de vooravond hebben de tweehonderd kids een optreden verzorgd : met muziek en zang brengen ze Baikga-dansen en stallen dan, als op een echte markt, hun waren uit : huisjes van sorghum, een houten gsm, mandjes en vooral tekeningen. Bij Gregory Niwamanya koop ik Endemic Species Mountain Gorillas, bij Emmanuel Tumwesigue This Is Silverback en bij Winston Bykuza I Love Birds met een fraai koppel imaginaire vogels in een boom. Joseph Musimenta heeft een schrift vol getekend, met de fauna van Bwindi National Park. Vroeger heette dit regenwoud met koloniale overdrijving Impenetrable forest. Toen ik die naam ooit op de landkaart las, wist ik dat het een onontkoombare bestemming was. Nu sta ik aan de rand van een vijfentwintigduizend jaar oud woud met de grootste biodiversiteit in Afrika. Natuurlijk kom ik voor de endemische vogels van de Albertine Rift Valley, waarvan ik er met de hulp van lokale gids Saul Ampeire een paar te zien krijg en zo de kaap van 250 soorten passeer. Maar toch komt iedereen voor een fantastische confrontatie met de berggorilla’s van Bwindi, waar zowat de helft van de wereldpopulatie leeft. Na de instructies van gids Celeb beginnen we met een groep van zes mensen aan de klim over de heuvel. Sommigen maken voor hun bagage gebruik van een drager, voor en achter ons lopen soldaten van het reguliere leger. Tussen vier en acht uur zullen we onderweg zijn, de traagste stapper bepaalt vooraan het ritme. In het dichte woud zie ik af en toe een vogel of een schichtige duiker.

Trackers hebben vroeg in de ochtend de slaapplaats van de gorilla’s gelokaliseerd, zodat de kans op een ontmoeting reëel is. De spanning stijgt. Als we de trackers bereiken, moeten we alles afgeven : rugzak, voedsel, drank. De laatste raad : “Geen afval, geen sanitaire stops, stil zijn en afstand bewaren om de dieren tegen menselijke ziekten te beschermen. Als een gorilla zou chargeren, houd je dan kalm en maak je klein, vermijd oogcontact en loop niet weg.” Ik mag enkel meenemen wat nodig is : een fototoestel en het verlangen naar de unieke ontmoeting die maximaal een uur mag duren. Voor ik het besef, heb ik oogcontact met een wezen dat drie keer mijn gewicht is, met zachte bruine ogen en dikke vacht. Een gentle giant, zoals Dian Fossey hem noemt.

Gorilla gorilla beringei, pas ontdekt in 1902, is de grootste primaat die met zo’n 700 stuks uitsluitend in de vulkanische bergwouden van Kongo, Rwanda en Oeganda leeft. “Voor het eerst sinds de oorlogen in het merengebied, toen we vreesden dat de dieren zouden worden uitgeroeid, is hun aantal weer toegenomen. In Bwindi leven zo’n 320 gorilla’s. Dit is de Mubare-groep, genoemd naar hun woongebied, met zestien dieren en Ruhondeza, de Silverback of het dominante mannetje. Zijn rugharen kleuren zilvergrijs als hij op z’n dertiende seksueel actief wordt. Hij houdt er een harem van vier wijfjes op na. Gorilla’s leven in een hechte, sociale gemeenschap.” Niet dichter dan zeven meter, had de gids gezegd, maar een jong exemplaar passeert me op anderhalve meter. De zilverrug maalt niet om mijn aanwezigheid en gaat rustig door met eten. Rond z’n machtige kop zoemen duizenden vliegjes. Wat een zachtaardige kolos. Een vierjarig mannetje zit aan een twijg te peuzelen, behendig stroopt hij de schors weg. Een wijfje met haar jong, dat moeizaam z’n kop recht houdt, kijkt me streng aan : kom maar niet te dicht. Een wild, maar vredig tafereel. Lijken ze op mij, of ik op hen ? Het is een dwaze vraag, maar al staan ze minder dicht bij ons dan de chimpansees en bonobo’s, de gorilla is echt wel een van mijn nauwste verwanten. We zeggen dat zo makkelijk, maar nu ik hier zit, alsof ik op een terras gezellig koffie zit te drinken, op mijn gemak en helemaal niet bang, zijn we elkaar gewoon, we komen heel ver van eenzelfde moeder, we verdragen elkaars aanwezigheid en zijn kinderen van dezelfde planeet, al wordt hij samen met 24 andere primatensoorten wereldwijd in z’n voortbestaan bedreigd.

We kijken weemoedig naar elkaar. Is er herkenning ? De verleiding is groot om deze ontmoeting al te menselijk in te kleuren, maar ik weet ook dat ik moet weggaan en zij hun wild leven zullen voortzetten. Wat voor altijd blijft, is de herinnering aan een warme ontmoeting in het weelderigste regenwoud van Afrika. n

Tekst en foto’s Mark Gielen

Oog in oog, met een verwant die 98 procent van z’n genen gemeen heeft met het wezen dat met een verrekijker naar hem staart.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content