We bedoelen het zo goed allemaal. Want voor onze kinderen is alleen het beste goed genoeg. Alleen, dat ‘beste’ kan al eens zwaar gaan wegen op kinderschouders. Presteren en leren moeten ze, met de luiers nog aan. En successen boeken. Lanterfanten en fouten maken, mag het nog even ?

Van het bed naar de schoolpoort, en dan naar de muziekles, huiswerk, en terug naar bed. Op zaterdag van de tekenacademie over de tennisles naar het ballet, linksom langs het koor en de bibliotheek, op de terugweg even halt houden in de manege. Zondag studeren. Wiskunde heeft voorrang, want de grootste rentabiliteit. Investeren, kortom. Zo vroeg en zoveel mogelijk, om dan later royaal de vruchten te plukken en die hoge professionele vlucht te nemen.

Of even heel ongenuanceerd : sommige koppels wensen een kindje, andere durven specifieker te hopen op een jongen of een meisje en halen alle folkloretips uit de kast om het lot bij te sturen, nog andere weten nu al dat ze een succesvolle chirurg willen, en hebben daarvoor een doeltreffend programma klaar voor de eerste twintig jaar. Ongenuanceerd. En toch. Ouders die hun kind als een project beschouwen en de opvoeding zo doeltreffend mogelijk ‘runnen’, ze zijn er. Volgens de Amerikaanse psychologe Madeline Levine in almaar grotere aantallen bovendien. Alles met de beste bedoelingen, laat dat duidelijk zijn. Maar helaas vaak met een triest, verlammend effect bij het kind van de rekening.

Levine merkte in haar praktijk hoe doodongelukkig veel kinderen en jongeren waren. Al kwamen ze uit welstellende milieus en hadden ze maar à la carte uit alle mogelijke kansen te kiezen. Paradoxaal, op het eerste gezicht. Een tastbare logica, eens ze dieper keek. Levine bundelde haar bevindingen in het boek The Price of Privilege, waarin ze ongezouten verhaalt over de verstikkende combinatie van iets te strak gespannen (vaak niet eens uitgesproken) ouderlijke verwachtingen in een grote materiële tuin van Eden. De psychologe beschuldigt welstellende ouders (minimum een jaarlijks inkomen van 92.500 euro) ervan hun kinderen op een vreselijk foute manier voor te bereiden op de volwassen wereld, in hun obsessie om hun oogappels te laten uitblinken in al wat ze doen. Ze stippelen een loodzwaar programma uit, laten voelen dat mislukkingen niet meteen goed verteerd worden en nemen daarom iets te vaak de touwtjes in eigen handen. De examens van hun spruiten beleven ze bijna diepgaander dan de kinderen zelf.

Uiterlijk dan wel bijzonder goed opgevoed en ontwikkeld voelen die kinderen zich diep verdrietig, eenzaam, verward en jammerlijk onzeker want – zo voelen ze het – nooit goed genoeg. Ouders moeten leren aanvaarden, vindt Levine, dat hun kinderen ook wel eens gewoon goed of zelfs middelmatig kunnen zijn, en zich het gelukkigst voelen ergens diep in het peloton. Niet ver vooraan, bij de koptrekkers. Niet elk kind heeft daar nu eenmaal zin in, niet elk kind heeft daar ook een voldoende sterk harnas voor. Gun ze integendeel tijd en ademruimte, doceert Levine nog, om uit te zoeken wie ze zijn, wat zíj willen. En laat ze af en toe met het hoofd tegen de muur lopen, dat hoort er nu eenmaal bij.

Prestatiedruk

Ouderlijke trots bij de successen van de kinderen en, omgekeerd, lichte schaamte bij tegenslagen : het is uiteraard van alle tijden, en ook maar menselijk. Gevaarlijk wordt het wanneer ouders de opvoeding in uitsluitend economische termen beginnen te vertalen, wanneer alles moet opbrengen en in een non-stop stijgende lijn gaan. “Een vreemde redenering”, meent professor Marc Spoelders van de vakgroep pedagogiek aan de Gentse universiteit. “Vaak zie je inderdaad dat ouders de opvoeding zien als een zak die gewoon opgevuld moet worden. Altijd maar meer en meer, telkens weer kennis en kunde erbij. Zo werkt het natuurlijk niet. Het is veeleer een kwalitatieve dan een kwantitatieve kwestie.”

Al wil Spoelders ouders niet zoals Levine beschuldigend met de vinger wijzen. “Kijk, de maatschappij krijgt de opvoedingssystemen die ze verdient. We leven nu eenmaal in een prestatiegerichte samenleving. Een van gecijfer en rentabiliteit. Logisch dat ook opvoeding daar niet van gespaard blijft. Ik merk bijvoorbeeld hoe ouders de laatste jaren meekomen met hun kinderen om over de punten of de beoordelingsmanier te discussiëren. Een opmerkelijke en toch wel zorgwekkende evolutie. Die jongen gasten, prille twintigers, staan daar dan bij als een klein kind. Zíjn op dat moment ook monddood en hulpeloos als een klein kind. Niet meteen een goed signaal dat ze daarmee krijgen, natuurlijk.”

Maar de grens is nu eenmaal ultradun. Die tussen enerzijds constructief helpen om je kind het beste uit zichzelf te laten halen en anderzijds het heft helemaal in eigen handen nemen om de hindernissen in zijn of haar plaats te nemen. Feitelijk leidt dat laatste ongetwijfeld tot betere en efficiëntere resultaten, helaas is de onderliggende boodschap meer dan eens fnuikend voor het zelfvertrouwen en de zorgeloosheid van het kind : ‘Je kunt het niet zelf, niet zonder onze hulp. En voor misstappen is er geen ruimte. ‘

Het zijn bekende gewrichtspijnen tussen de materiële en formele opvoeding, zo blijkt. Spoelders : “De materiële vorming – van algebra studeren tot eieren leren koken – kun je als ouder gemakkelijker ondersteunen en dirigeren, zonder al te veel morele randschade. De formele vorming – levensvisie, algemene attitude, zelfverzekerdheid, verantwoordelijkheidszin – die is veel moeilijker. En die vraagt ook veel meer tijd. Wil je je kinderen verantwoordelijkheid aanleren, dan mag je uiteraard niet alles uit handen nemen. Dan moet je ze zelf dingen laten doen, en ze dus eens tegen de deur durven te laten lopen. ‘Hoe weinig hulp kan ik geven zodat ze de weg op de manier afleggen die goed is voor hun formele ontwikkeling’, dat is de vraag voor elke ouder. Kinderen moeten voelen dat hun ouders in hen geloven en ze moeten uiteraard op tijd en stond een bewonderende schouderklop krijgen. Maar net zo goed moeten ouders duidelijk mislukkingen toelaten en openlijk relativeren, met de glimlach.”

“Weet je, opvoeden vraagt vooral heel veel tijd”, aldus nog Marc Spoelders. “En meer dan eens zit er een U-bocht tussen, dat is onvermijdelijk. Er is geen eenduidig en rechtlijnig programma voor te schrijven, echt niet. Je mag subtiel bijsturen, maar moet de kinderen wel in hún wereld laten. De almaar vroegere leeftijd waarop kinderen een gsm krijgen, baart me op dat vlak wel wat zorgen. Uiteraard begrijpelijk dat ouders het geruststellend vinden om op elk moment te weten waar hun kind uithangt, en dat het kind zelf gemakkelijk aan de alarmbel kan trekken. Maar krijgen kinderen dan nog genoeg de kans om zich helemaal in hun wereldje terug te trekken, als we constant aan de deur kloppen ? Het is echt belangrijk om ze te kunnen laten zijn. Láát ze zich eens vervelen, laat ze mijmeren, laat ze even droevig zijn.”

Een bekend pijnpunt in het hele verhaal is de neiging van ouders om hun eigen nooit gerealiseerde dromen via hun kinderen toch nog waar te maken. “Al is het op dat vlak wel beter dan enkele generaties geleden”, meent psychologe Marie-France Muller. “Intussen zien we in dat ons kind niet per se arts of advocaat moet worden om gelukkig te zijn in het leven. Toch merk je nog altijd een grote druk om specifieke verwachtingen in te lossen, heel vaak bij ouders die zelf niet de kans hebben gekregen om te studeren en, met alle goede bedoelingen, hun kinderen dat trauma willen besparen. Of omdat ze zelf hun mislukkingen nooit goed verwerkt hebben, niet trots kunnen zijn op hun eigen parcours, willen ze via het succes van hun kinderen toch nog een en ander rechttrekken en hun geweten sussen. In sommige gevallen wordt de succesvolle palmares van het kind voor de ouders zelfs een sociale bevestiging, een visitekaartje.”

Muller : “Niet te onderschatten ook is de druk van ouders die willen dat hun kinderen in hun voetsporen treden en het familiebedrijf overnemen bijvoorbeeld. Ouders moeten duidelijk laten voelen aan hun kinderen dat zij niets, maar dan ook niets verschuldigd zijn aan hen. Ouders die hun kinderen zo, via verdoken schuldgevoelens, koste wat het kost aan zich willen binden, zorgen er meestal alleen maar voor dat die kinderen net heel hard weglopen. Zo ver mogelijk. Omgekeerd, als ze hun kinderen ondersteunen maar vrij laten, komen ze graag en spontaan wanneer ze hen nodig hebben. Dan zie je zelfs vaak dat kinderen uit eigen wil interesse tonen voor het familiebedrijf.”

Goed nieuws

En toch. We doen het niet slecht. Integendeel, we voeden onze kinderen door de band genomen almaar beter op. De Leopold Mozarts die hun wonderkind tot de rand van de waanzin drijven, zijn uitzonderingen. Dat benadrukt alvast professor Peter Adriaenssens, kinderpsychiater aan het UZ Leuven. “Ik ben eerlijk gezegd wat verontwaardigd door de stellingen van Madeline Levine. Alsof het fenomeen van ouders die een te zware druk uitoefenen trouwens uniek zou zijn voor onze tijd. Ik heb sowieso altijd wat reserve tegenover psychologen of psychiaters die op basis van wat ze in hun klinische praktijk te zien krijgen zogeheten ‘syndromen’ afbakenen die algemeen geldend zouden zijn. In je praktijk krijg je probleemgevallen te zien, eerder de uitzonderingen, laten we dat niet vergeten. Bovendien gaat het hier specifiek om een Amerikaanse situatie, lijkt me. Studeren, het systeem van privéscholen, het kost allemaal handenvol geld. Sowieso is de druk op de ouderlijke schouders dan heel wat groter. Ons systeem hier beschermt ons tegen dat soort druk.”

Maar, regent het in Amerika, dan druppelt het in Europa. “Het zou kunnen dat ook bij ons hier en daar een Levineprobleemgeval opduikt. Meer en meer. Zogeheten helikopterouders, die continu boven hun kind blijven cirkelen, zijn ook bij ons geen uitzondering meer. Aan de universiteit merk je bijvoorbeeld steeds vaker hoe ouders meeschrijven aan de papers of het eindwerk van hun kinderen, vakantie nemen zelfs om hun kind bij te staan tijdens de examens. Maar helemaal geen aandacht is nog altijd bedreigender voor het kind dan te veel. Ik kan me wel voorstellen dat de kinderen van de rijkere klassen die Levine beschrijft, wel eens te weinig echte aandacht krijgen van de ouders. Dat er te veel tussenpersonen zijn. En dat dáár vooral het schoentje wringt. Kijk, wat vooral belangrijk is in deze hele discussie : kinderen en jongeren moeten alle kansen krijgen om hun kwetsbaarheid te tonen en toe te laten. Daarvoor moeten ouders er eerst en vooral gewoon zíjn, en tijd nemen om te luisteren. Om te applaudisseren en te troosten ook. Maar vooral gewoon om te luisteren, zonder veroordelend of zelfs beoordelend pasklaar antwoord. Dat is het fundament.”

Hoe dan ook is er dus nog geen reden tot paniek, volgens Adriaenssens. En laten we toch iets milder zijn, vindt hij, voor de ouders. “Als de bemoeienis van ouders in het leven en vooral de schoolcarrière van hun kind een probleem wordt, dan moeten we misschien eerst onze samenleving in de weegschaal gooien. En niet meteen de ouders met de vinger nawijzen. De opvoeding is een spiegel van de maatschappij, de overdrukke agenda’s van kinderen een spiegel van onze overdrukke samenleving. Heel wat kinderen vragen daar trouwens zélf naar. Luister dus gewoon naar je kind om te weten of het dat al dan niet wil en nodig heeft. Als ouders bovendien overal te horen krijgen dat één diploma tegenwoordig amper volstaat om werk te vinden, tja, kun je ze het dan kwalijk nemen dat ze gestresst opvoeden en de druk opschroeven ? Het is aan de samenleving om duidelijk te maken dat iedereen welkom is en gewaardeerd wordt, en dat we niet alleen zitten te wachten op primussen met drie diploma’s.”

Door Guinevere Claeys I Illustratie Sarah Vanbelle

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content