Het Londense stulpje van Severin Wunderman is even excentriek als de Corum-collectie van de voormalige Belg. Weekend Knack op visite bij het zwarte schaap van de horlogerie.

Er zijn maar twintig iconen in de uurwerkensector en daarvan ben ik de enige die twee succesverhalen op zijn naam heeft.” Bescheidenheid, laat staan valse, kan Severin Wunderman niet verweten worden. De voormalige Belgische bokskampioen, geboren in de Brusselse Marollen, was eind jaren ’70 het brein achter Gucci Timepieces. Ondertussen is hij een verwoed antiek- en kunstverzamelaar en dankzij zijn eigenzinnige persoonlijkheid een levende mythe in de van oudsher behoudsgezinde horlogesector. Sinds hij in 2000 het noodlijdende Corum opkocht en de respectabele Zwitserse naam omvormde tot de Versace van de haute horlogerie, kan zijn reputatie helemaal niet meer stuk.

“Toen Gucci eind jaren ’90 een publiek bedrijf werd en al zijn licenties terugkocht, had ik een pak geld kunnen opstrijken en voorgoed op mijn lauweren kunnen rusten. Maar dat zou te makkelijk geweest zijn”, zegt Wunderman. We hebben een afspraak in Chelsea, het hart van de Londense antiekmarkt, waar hij vijftien jaar geleden een Edwardiaans herenhuis opnieuw in zijn originele, 18de-eeuwse staat bracht. Wundermans eigen antiekgroothandel ligt vlakblij.

Stilzitten is duidelijk niets voor de graatmagere zestiger. Het eerste halfuur verdwijnt hij nukkig van de ene in de andere kamer en lijkt de macaber stille woning veel te groot voor één persoon. Op de sofa in de met maritieme prenten gedecoreerde salon is hij meteen een stuk vriendelijker. “Als je toch elke dag uit je bed moet komen, geef ik mezelf daar liever een goede reden voor.”

Zodoende kocht Wunderman met het fortuin dat hij overhield aan het Gucci-avontuur een van de laatste onafhankelijke parels van de Zwitserse horlogerie : Corum. “Het is een naam die tot de verbeelding van elke kenner spreekt en een van de laatste horlogehuizen met persoonlijkheid. Een Corum verstop je niet onder de eettafel.”

Uiteraard heeft hij zijn huid duur verkocht, grijnst Wunderman : “Jarenlang betaalden alleen de uurwerken Gucci’s rekeningen. Op het hoogtepunt maakten we 1,2 miljoen horloges per jaar. Met een omzet van 500 miljoen euro waren we het grootste merk na Rolex, nu zijn ze met minder dan een derde daarvan al tevreden. Ik heb nergens spijt van, hoor. Bij Corum doe ik alleen nog wat ik zelf wil, tegen de stroom in. Ik ben er de designafdeling, niemand anders. Dat kun je in een grote groep wel vergeten. Ik ben een dwarsligger – altijd geweest.”

Een leven als een film

Zijn levensverhaal leest als een Hollywood-script. Geboren in het Sint-Pietershospitaal in de Brusselse Hoogstraat, toen nog een armzalige arbeiderswijk, werd Wunderman in de oorlogsjaren samen met andere joodse kinderen ondergebracht bij de jezuïeten in Leuven, in een blindeninstituut. Na een kortstondige carrière in de internationale bokssport en als manusje-van-alles, ging hij aan de slag als chauffeur voor een Belgische groothandelaar in horloges : “Ik reed hem naar zijn klanten en droeg zijn koffers, tot hij overleed en zijn weduwe me vroeg het bedrijf over te nemen.”

Maar Wunderman koos voor het Beloofde Land en ging in de Verenigde Staten aan de slag als exportdirecteur voor een Franse uurwerkenmaker. Een telefoongesprek met Aldo Gucci mondde uit in een hechte vriendschap en uiteindelijk in de start van Gucci Timepieces. “Hij was mijn mentor en leerde me alles wat ik moest weten over zakendoen”, zegt Wunderman. “Omgekeerd gaf hij me ook het vertrouwen en de financiering om Gucci Timepieces op poten te zetten. Fashion watches bestonden toen niet eens, we plaatsten voor het eerst de naam van een groot modehuis op een uurwerk. We verkochten horloges voor 150 tot 200 euro per stuk en maakten stijl en goede smaak voor iedereen bereikbaar. Daarmee hebben we een revolutie op gang gebracht, die nog steeds aanhoudt.”

In ’96 sloeg het noodlot toe : nadat dokters longkanker vaststelden, kreeg Wunderman te horen dat hij nog amper één maand te leven had. “Het was een donkere periode”, zegt Wunderman. “Specialisten gaven me geen enkele hoop. Ten einde raad zocht ik contact met een kankerspecialist aan de University of California in Los Angeles, die experimentele chemotherapie toepaste. Zijn therapie werkte bij slechts negen van de driehonderd patiënten. Ik was een van die negen. Ik heb dus geluk gehad – het was gewoon mijn tijd nog niet.”

Zeven jaar later is Wunderman springlevend. Hij jaagt, is diepzeeduiker, schuimt antiekwinkels af en vliegt voortdurend heen en weer tussen zijn werkwoning in Zwitserland, een art deco-woning in Parijs, een penthouse in Los Angeles, een optrekje in New York en een middeleeuws kasteel in Zuid-Frankrijk. Zijn vrije tijd brengt Wunderman door in Chelsea, vlakbij de antiekwinkels op Fulham en King’s Road, al vertoeft hij tegenwoordig ook vaak in Hollywood. Boezemvriend Steven Spielberg, met wie Wunderman samen de Shoah Foundation leidt, geeft hem een bijrol in bijna al zijn films en werkt ondertussen aan een filmbiografie over Wunderman. “Ik ben zijn geluksbrenger”, lacht die zelf. “We zien wel wat er gebeurt. Ik schaam me nergens voor. Ik ben zowel straatarm als stinkend rijk geweest. Mijn ouders, die begraven werden in Putte, waren eenvoudige mensen : mijn vader maakte handschoenen voor het Belgische leger, mijn moeder was verpleegster. Zelf ben ik maar tot m’n veertien jaar naar school geweest. Soms wist ik niet eens hoe ik de kinderen moest voeden ( Wunderman heeft vijf kinderen uit vier huwelijken), maar ik kan zowel met de Britse koningin als met de tuinman praten.”

Geintjes

Hij kneedde ook Corum tot een succesverhaal. Met een prijs tussen 2500 en 2 miljoen euro, delen de handgemaakte, in kostbare materialen uitgevoerde uurwerken nu etalages met namen als Cartier en Patek Philippe. Daar houdt de vergelijking op, want Wundermans ontwerpen zijn steeds eigenzinniger. Terwijl creaties als de Bubble, de kleine Sugar Cube en nieuwe uitvoeringen van de legendarische Admiral’s Cup vorig jaar een winst van ruim 7 miljoen euro opleverden, leeft Wunderman zich vooral uit in genummerde collector’s items als de Bubble Casino en de Bubble Lucifer.

Daarnaast zijn er de bestellingen van niet nader genoemde koningen, sjeiks en oliebaronnen uit het Midden-Oosten en Azië : spectaculaire juweelhorloges als de handgeschilderde Classical Dragon en de Jewel of India, of Wundermans nieuwste ‘geintje’ : miniatuurklokken waarvan het mechanisme de pornografische prenten op de wijzerplaat aanstuurt. “Ik word niet voor niks la bête noire van de horlogerie genoemd”, grinnikt Wunderman. “Wij doen dingen die niemand anders aandurft, voor klanten die iets anders zoeken. Daaraan dankt Corum ook zijn cultstatus. Elke zichzelf respecterende verzamelaar heeft minstens één Corum-uurwerk. Het zijn investeringen die van generatie op generatie doorgegeven worden. Sommige verkochten we destijds voor 3000 euro en worden in gebruikte vorm nu voor het vierdubbele geveild.”

In elk huis hetzelfde pak

Wunderman houdt van ongewone dingen en dat komt nergens zo goed tot uiting als in zijn leef- en woonruimte in Londen. Wat ooit een instelling voor mentaal gehandicapten was, is nu een somptueuze woning met een rijkelijk, Frans geïnspireerd interieur. Naast talloze antieke meubels en gebruiksvoorwerpen uit de 19de en 20ste eeuw, eigenhandig verzameld bij antiquairs over de hele wereld, verraden de salons, de trapzaal en zelfs de vier badkamers een zwak voor kunst. Rubens, Magritte, Paul Delvaux en Jean Cocteau, maar ook popart, maritieme prenten en adellijke portretten – Wunderman is een veelzijdig collectioneur. Terwijl op de eerste verdieping één kamer met portretten, munten, borstbeelden en certificaten aan Napoleon Bonaparte is gewijd, worden in de salon tientallen bijzondere bekroningen van trapleuningen uitgestald. “Alles in mijn leven is eclectisch en dus ook mijn smaak. Ik hou van Picasso, Miró én Pollack. Kunst en antiek zijn niet zomaar investeringen, het zijn spullen waarmee ik me wil omringen. Ik hou niet van hotels en bagage – zelfs van mijn pakken hangt in elk van mijn huizen hetzelfde model. De inrichting kan ik dus niet zomaar aan een ander overlaten, al heb ik daar wel personeel voor.”

Net zoals Corum, getuigt ook het interieur van traditioneel vakmanschap. De met de hand gesneden poten van de eettafel, het ambachtelijke zilverwerk, de kristallen karaffen – voor Wunderman zijn het geen pronkstukken : “Wat antiek mooi maakt, is de toewijding die er destijds werd ingestoken. Dat is met moderne productiestandaarden onmogelijk, tenzij in de horlogerie. Dat is de enige sector die zaken nog enigszins maakt zoals tweehonderd jaar geleden. Soms had ik liever in een andere tijd geleefd, zoals de Victoriaanse of Edwardiaanse periode, toen we nog niet al het comfort van de moderne tijd hadden, maar nog wel echte luxe bestond. Goed leven wordt steeds moeilijker. Probeer maar eens huispersoneel te vinden. Mijn butler stamt uit een geslacht dat nooit anders gedaan heeft. Waar vind je dat nog ? Tegenwoordig is er alleen maar luxe voor de nouveau riche, voor Silicon Valley-types die hun geld niet op 25 jaar verdienen, maar op 25 minuten. Niet dat er iets mis is met intelligent zijn en er beter van worden.”

Wet van de sterkste

Severins lievelingsplek in het huis ? Dat moet de Wunderkamer zijn, een lees- en werkkamer die, op een tekening van Roy Liechtenstein na, weinig vrolijk is. Menselijke schedels, een skeletstoel, wandelstokken met ivoren doodskoppen en meer van dat verwijzen naar wat Wunderman ‘de enige zekerheid na belastingen’ noemt : de dood. “De mens is al sinds de 15de eeuw gefascineerd door leven en dood. Vroeger was het heel gewoon dat de adel allerlei objecten verzamelde rond dood en religie. Keizer Franz Jozef van Oostenrijk bezat de mooiste collectie van allemaal, maar velen hadden een dergelijke kamer. Misschien voelen sommige gasten er zich wat ongemakkelijk bij, maar dat is ook de bedoeling. Het is de ideale plek voor businessmeetings, want ik ben er altijd in het voordeel. Ik ben niet bang van de dood.”

Heeft iemand als Severin Wunderman nog iets te verlangen ? Iemand die naar eigen zeggen even goed meubelmaker of schoenenontwerper had kunnen worden, maar toevallig succes maakte in een andere richting ? ” You can only dance at one wedding at a time“, zegt de zakenman bij het nakaarten. “Mijn leven is wat het is. Voor mij is het een geslaagd leven, maar mijn bezittingen of mijn geld betekenen niks voor me. Dat is alleen maar interessant omdat je er anderen mee kunt helpen. In de zakenwereld geldt de wet van de sterkste, maar in veertig jaar carrière heb ik niet één vijand gemaakt. Voor mezelf is dat mijn grootste verwezenlijking. Alles wat je geeft krijg je terug, dus doe je een ander niet aan wat je zelf niet wil. Hou mensen niet voor dommeriken. Wie shit geeft, krijgt shit terug.” n

Tekst Wim Denolf I Foto’s Jan Verlinde

“Ik ben zowel straatarm als steenrijk geweest. Mijn ouders waren eenvoudige mensen en ik ben maar tot m’n veertien jaar naar school geweest. Maar ik kan zowel met de Britse koningin als met de tuinman praten.”

“Ik had liever in een andere tijd geleefd, zoals de Victoriaanse of Edwardiaanse periode, toen echte luxe nog bestond.”

“Bezittingen of geld betekenen niks voor me. In veertig jaar carrière heb ik niet één vijand gemaakt. Dat is mijn grootste verwezenlijking.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content