Te paard over de prairie, slapen in een tipi, deelnemen aan een powwow, of gewoon kennismaken met het leven en het land van de indianen. Wat vroeger alleen kon in de verbeelding, kan nu echt. Met en door de indianen.

Als kind speelden we indiaantje”, aldus een Duitser op bezoek in de staat Oregon. Hij wilde die “indiaantjes” wel eens met eigen ogen zien, en het resultaat viel niet mee. “Die reservaten hebben iets deprimerends. Het is niet wat je verwacht. Toch is het interessant om te zien hoe die mensen tegenwoordig leven.” De Duitser is een van de vele Europese babyboomers die tegenwoordig op zoek gaan naar het land van Winnetou. Op jonge leeftijd waren ze verslingerd aan de pockets van Karl May, waarin deze Duitse auteur onder veel meer de avonturen beschreef van de sterke en wijze indiaan Winnetou en diens blanke bloedbroeder Old Shatterhand, zo genoemd omdat hij slechte mensen met één vuistslag kon doodslaan. Wie geen zin had in de honderden pagina’s tekst, kon terecht bij de stripverhalen, het Winnetou-kwartet en de in Joegoslavië gedraaide speelfilms met Lex Barker en Pierre Brice.

De jeugd van toen is nu ouder dan 40. Nostalgie viert hoogtij. Auto’s uit de jaren ’60, Dinky Toys, meubilair, muziek, alles is goed zolang het de herinneringen oproept aan een ongecompliceerde jeugd. Ook Karl May (1842-1912) geniet weer populariteit, getuige het bestaan van diverse verenigingen, waaronder de Duitse Karl May Gesellshaft die Shatterhand-tochten en Winnetours organiseert naar de VS.

En dat allemaal terwijl May zelf nooit in het wilde Westen is geweest. Het meeste onderzoek voor zijn verhalen deed hij in de bibliotheek van een gevangenis, waar hij zat wegens diverse vormen van fraude. Ruim 100 jaar geleden schreef hij 60 boeken, waarvan de Winnetou-titels wereldwijde bekendheid zouden krijgen.

Inmiddels zijn er meer dan 100 miljoen May-boeken verkocht, en daarmee is hij de bestverkochte Duitse auteur, beter dan Goethe en Mann; tot zijn vroege fans behoorden figuren als Einstein en Schweitzer.

Niet dat de boeken erg waarheidsgetrouw zijn. “De verhalen zitten vol onjuistheden en onmogelijkheden”, aldus onderzoeker Walther Ilmer. “May beschreef gebeurtenissen die zich hadden voorgedaan in het begin van de 19de eeuw en verplaatste die naar de jaren ’60 en ’70 van die eeuw. Dat is een van de redenen waarom hij nooit populair is geworden in de VS. Voor een Amerikaans oor klonk het gewoon niet als een waar verhaal.”

De verhalen van May moet men zien als moderne mythen, vindt Ilmer. De goede mens ontmoet kwade mensen met wie hij moet vechten. Uiteindelijk overwint het goede. Niettemin heeft May een getrouw beeld van de Noord-Amerikaanse indianen geschetst. Ilmer: “Hij beschreef hun nobel karakter, hun verteltalent, de wildernis, de ‘primitieve’ cultuur en hun heldhaftige eigenschappen. May schiep de legende rond Winnetou en die legende zorgde voor respect en sympathie voor de indianen en hun manier van leven.”

De jonge Karl May-lezers van 30 jaar geleden waren voor hun reizen naar de prairie en de canyons afhankelijk van hun verbeelding. Nu hebben ze het geld om het vliegtuig te nemen en per auto, bus of paard rond te trekken door de uitgestrekte reservaten waar de indianen het voor het zeggen hebben. Sommigen brengen de nacht door in conventionele motels, anderen willen iets ervaren van Winnetous levensstijl en kiezen voor een verblijf in authentieke hutten en tipi’s.

Daar ook ontdekken ze – als ze willen – dat het indianenbestaan de afgelopen eeuwen weinig romantisch is geweest, door toedoen van de blanken. Van vader op zoon en van moeder op dochter zijn de vaak hartverscheurende verhalen doorgegeven. Kennelijk is nu het moment gekomen waarop de nazaten van de Europese kolonisten uit eerste hand mogen vernemen wat er destijds is aangericht.

Het nieuwe Tamastslikt Cultural Institute in Oregon is een geschikte plek om te worden ondergedompeld in de geschiedenis van een volk dat ooit volkomen onafhankelijk was. En over de treurige bijdrage van de blanken. Het gaat over de ziektes die de blanken meebrachten, over kostscholen waar indiaanse kinderen naartoe moesten waardoor hele gezinnen uiteenvielen, over geweld en verraad. Maar het eindigt met de optimistische schets van een stam die opnieuw tot bloei komt. “Sommigen worden erdoor ontroerd”, zei onlangs Tamastslikt-directeur Roberta Conner. “Ze laten briefjes achter met een tekst als: het spijt ons vreselijk wat we jullie hebben aangedaan.” Tot voor kort was het indianentoerisme in handen van de blanken, en de indianen verdienden misschien iets aan de verkoop van sieraden en tapijtjes.

Gordon Bronitsky, agent in indianentoerisme: “Europeanen bezoeken de indiaanse gebieden al sinds Columbus en doorgaans werden de indianen daar niet wijzer van. De blanken regelden de reis, organiseerden de tourbus, de toeristen stapten uit, namen foto’s van indianen, kochten wat souvenirs, verdwenen weer in de blanke bus, reden naar een blanke stad en overnachtten in een blank hotel.” Tegenwoordig is dat anders. Bronitsky: “Nu verzorgen de indianen zelf het logies, het eten, en alles wat nodig is voor de tour. Er is een kok nodig, dus die verdient eraan. Misschien zijn er paarden nodig, dus de beheerder van paarden wordt er beter van. Als een Navaho meer gasten heeft dan hij in zijn eigen hut kan onderbrengen, doet hij een beroep op familieleden of op Navaho-vrienden, die er dan beter van worden. Er bestaan nu organisaties als de Arizona Indian Tribal Tourism Alliance en de New Mexico Indian Tourism Association. Men zoekt nieuwe vormen van samenwerking, men wil van elkaar leren.”

Bronitsky brengt indianen en buitenlanders bijeen. Zelf heeft hij geen druppel indiaans bloed maar dat hindert niet. “Als je hard werkt en betrouwbaar bent, geeft het niet wat je bent.”

Bronitsky groeide op in de staat New Mexico, was bevriend met indianen, studeerde antropologie, en was professor aan een Duitse universiteit waar hij de studenten informeerde over de geschiedenis en de cultuur van de indianen, en waar hij merkte dat de belangstelling groot was.

Ook werkte hij bij het door indianen gerunde Amerikaanse Instituut voor Indiaanse Kunst. Uiteindelijk wilde hij een plek waar Europeanen (en anderen) terechtkunnen voor alles wat met indianen te maken heeft. Cultuur, religie, toerisme, bedrijfsleven. Wie bijvoorbeeld in België een galerie voor indiaanse kunst zou willen beginnen, kan bij hem aankloppen. Wie in Albanië een indiaans gezelschap voor moderne dans wil laten langskomen, ook.

Bronitsky werkt vooral met indianen in de staten Alaska, Washington, Arizona, New Mexico en Oklahoma. Tot het aanbod behoren compleet verzorgde trips in luxehotels, overnachtingen in eenvoudige gelegenheden voor bed & breakfast, in een typische Navaho-kleihut, of zelfs in authentieke tenten. Er zijn excursies, al dan niet begeleid, naar de plekken waar de reiziger het liefst heengaat. Dat kan een museum zijn, een cultureel instituut, een modern bedrijf, of ceremonies die niet in de eerste plaats voor toeristen worden gehouden maar door en voor indianen zelf. Toeristen worden gedoogd op voorwaarde dat ze niet als idioten met camera’s rondrennen.

Wie het iets avontuurlijker wil, kan per paard tochten over de eindeloze prairie maken, of per kano een wilde rivier afstuiteren, of aan een gevleugeld tuigje van een berghelling springen.

De Europese belangstelling verklaart Bronitsky deels door de Karl May-sentimenten, deels door een soort heimwee. “De reizigers hebben vaak zo’n beeld van indianen en de ongerepte natuur. De indiaan als nobele wilde in kostuums en veren, dat willen ze graag zien. En dat kan, bijvoorbeeld bij een powwow-ceremonie. Maar ze kunnen het beeld ook aanvullen met de moderne werkelijkheid. Ook indianen hebben video’s en magnetrons.”

Schrijver Rennard Strickland: “De indiaan wordt zelden gezien als een echt persoon. Het is of het beeld van de zondige wilde, of dat van de geïdealiseerde new ager die ons de weg kan wijzen naar een culturele bekering.” Met de woorden van Tamastslikt-directeur Conner: “We krijgen veel mensen die denken het stereotype van Hollywood te vinden: de indianen met veren en kralen. Maar we willen graag worden gezien als een dynamisch en gezond volk in ontwikkeling.”

Wie zich openstelt voor de indiaanse werkelijkheid, zal met een complex beeld huiswaarts keren. Enerzijds kennen veel reservaten een hoge werkloosheid en is er vaak een groot drankprobleem. Anderzijds zijn er de moderne indiaanse scholen en de talloze bedrijven. En de opleidingscentra voor nieuwe technologie in Arizona, gesponsord door chip-gigant Intel. Plus natuurlijk de casino’s.

Behalve de Karl May-fans signaleert Bronitsky de komst van twintigers die een voorkeur hebben voor het zogeheten ervaringstoerisme. “Ze willen niet alleen ergens op bezoek zijn en ergens naar kijken, ze willen meemaken hoe het leven van een ander is.” Zoals de jonge vrouw uit Nederland die in Montana meer oog had voor de spirituele kant van de native Americans, zoals indianen volgens politiek correct taalgebruik in de VS vaak worden genoemd. Ze sliep in een tipi en voelde een sterke band met de aarde. Elke avond maakte ze een vuurtje op het uitgestrekte reservaat in Montana. En ze maakte lange wandelingen over de prairie want die had “een bijzondere energie”.

Spirituele Europeanen die zich het indiaanse geestelijke leven willen eigen maken, worden niet overal met open armen ontvangen, weet Bronitsky. Sommige groepen hebben zelfs een uitgesproken hekel aan new-ageklanten. “Veel indianen hebben het gevoel dat de blanken hen in de loop der eeuwen alles hebben afgepakt en dat ze nu ook nog de religie willen hebben. Daar voelen ze niks voor. Het zijn hun tradities en die zijn niet bestemd voor blanken. God heeft hen die gegeven, en de blanken kregen Jezus, zoiets.” Daarbij komt, zegt Bronitsky, “dat ze geloven dat die ceremonies zeer krachtig zijn en zelfs gevaarlijk als je niet weet hoe ermee om te gaan. En de tegenstanders vinden het niet zuiver dat sommigen die het wel doen daar veel geld voor vragen, dat ze de hoogste tradities verkopen. Deelname aan een negendaagse Navaho-ceremonie schijnt zo’n 10.000 dollar te kosten. Stel dat ik voor 1000 dollar een katholiek weekend verzorg, en voor nog eens 500 ook de communie. Zouden katholieken dat leuk vinden? Ik hou me niet bezig met indiaanse spiritualiteit. Als ik de reputatie zou krijgen dat ik toeristen werf die willen deelnemen aan zweethutceremonieën, dan kan ik het wel vergeten.”

Jim Schilder

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content