De Amerikaanse fotojournalist W. Eugene Smith, geboren in 1918, wilde als jongetje vliegtuigdesigner worden. Voortdurend viel hij een lokale journalist lastig met de vraag naar foto’s van vliegtuigen. Uiteindelijk initieerde de journalist hem in de fotografie en verkocht hem zijn eerste camera. Voor de 14-jarige ging een wereld open. Zes maanden later maakte hij zelf foto’s voor de lokale krant. Zijn elan werd echter afgeremd door een ongeval. Hij moest zes maanden het bed houden en verslond alle boeken die hij in handen kreeg. Voor de tweede keer ging de wereld open voor de jongen uit Wichita. Het werk van de Hongaarse fotograaf Martin Munkasci maakte grote indruk, omdat het dieper, ritmischer en sterker was dan dat van anderen. Zelf voelde de jonge Gene veel emotie bij de Dust Bowl-tragedie (vernietigende stofstormen in de VS in de jaren dertig) maar hij had de kracht nog niet om die gevoelens over te brengen. Toen zijn vader zich van het leven benam, nadat een sprinkhanenplaag de hele graanoogst had vernietigd, en diens dood in de krant helemaal anders werd voorgesteld, zette Smith van de ene dag op de andere dag zijn medewerking aan de krant stop.

Op zijn achttiende ging hij naar de Notre Dame University. Daar was men zo onder de indruk van zijn foto’s dat een speciale studiebeurs voor hem gecreëerd werd. Een jaar later verliet hij echter de faculteit omdat hij de “vriendelijke maar banale opmerkingen” van zijn professoren beu was en omdat hij om 11 uur ’s avonds weer op de campus moest zijn, terwijl op het maken van goede foto’s geen uur staat. Hij stuurde zijn moeder een telegram dat hij naar New York vertrok.

In geen tijd wurmde hij zich binnen bij Newsweek maar werd er binnen het jaar ontslagen omdat hij werkte met kleinformaatcamera’s. Die gaven hem meer vrijheid, zodat hij het échte leven in beeld kon brengen, was zijn argument.

Kort daarop kon hij aan de slag bij het pas opgestarte Life-magazine, maar hij vond de opgelegde opdrachten maar niks : hij was geen fotojournalist geworden om society events te verslaan. Hij had grotere onderwerpen in gedachten en omschreef die in een lange brief aan zijn uitgever. Deze toonde niet alleen weinig begrip, hij legde hem uit dat als hij het blad verliet, hij nooit meer zo’n kans zou krijgen. William Eugene Smith knikte en trok de deur achter zich dicht. Hij was net eenentwintig.

Dankzij de steun van fotograaf Edward Steichen, die zijn werk erg waardeerde, kon hij voor een andere uitgever de oorlog fotograferen. Toen de redactie van Life de beelden te zien kreeg, vroeg ze hem tot drie keer toe om terug te keren. Hij weigerde.

Smith wilde dat zijn werk een aanklacht tegen de oorlog zou zijn. Maar tijdens een actie aan de oostkust van Okinawa werd hij door een granaat in het gezicht getroffen. “Ik vergat me te bukken. Ik maakte wel buitengewone foto’s van diegenen die dat wel deden.” De tol voor zoveel overgave was zwaar : aan neus en mond alleen al werd hij 32 keer geopereerd. Maar ook zijn borst, arm en been waren geraakt. Twee jaar was hij buiten strijd en het was zeer de vraag of hij ooit nog zou kunnen werken.

De eerste foto die hij maakte na zijn ongeval was er een van zijn twee kinderen die van tussen het gebladerte in het licht stappen en die hij de titel A Walk into Paradise Garden meegaf. Een foto die de wereld rondging en gebruikt werd als afsluitend beeld van de beroemde Family of Man-tentoonstelling.

Toen hij zijn werk kon hervatten, maakte Smith foto-essays die het genre blijvend zouden beïnvloeden en die hem tot de absolute meester kroonden. Country Doctor, Spanish Village, en Southern Midwife vonden via Life wereldwijd erkenning. Maar toen hij naar Afrika trok om een ander meesterwerk te maken over Dr. Schweitzer, stapte hij andermaal op bij het magazine. “Oppervlakkigheid is een vorm van oneerlijkheid tegenover het onderwerp”, stelde hij.

De passie van W. Eugene Smith voor ‘de waarheid in beeld’ ondervond steeds meer tegenstand. In 1955 werd hij door het agentschap Magnum aangeworven, maar ook daar vertrok hij omdat sommige magazines zijn werk verdraaiden. Hij trok steeds meer tijd uit voor het onderwerp waarmee hij bezig was en stak zich daarbij als freelancer telkens opnieuw diep in de schulden. Voor zijn pictureessay over Pittsburgh trok hij ruim twee jaar uit. Begin de jaren zestig reisde hij naar het Japanse vissersdorp Minamata, dat vergiftigd was door kwik afkomstig van de fabriek van de Chisso Corporation. Hij was net getrouwd maar bezat geen cent en had ook geen afspraak op zak over de publicatie van zijn werk. Maar hij nam de tijd, omdat hij dat de enige manier vond om tot een goed resultaat te komen.

Overweldigd door emoties, door zijn tranen heen, maakte hij de beroemde foto van een moeder die haar zwaargehandicapte kind uit het bad tilt. Het was de bekroning van zijn hardnekkigheid, een blijk van het vertrouwen dat hij bij de plaatselijke bevolking gewonnen had. ” I try to take what voice I have and try to give it to those who don’t have one at all”, zei hij achteraf. Ondanks veel tegenstand publiceerde Life het essay in 1972.

De grootste fotojournalist ooit stierf in 1978, uitgeput, ziek en berooid. Maar trouw aan zijn passie, die hij in een kernachtige zin samenvatte : ” My principal concern is for honesty, above all honesty with myself”.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content