DE V-BOMMEN ALS MOORDENDE EPILOOG

De geallieerden rijden Antwerpen binnen. De bevolking juicht (te vroeg). © STAD ANTWERPEN

Op 4 september 2014 is het precies zeventig jaar geleden dat de geallieerde troepen de Duitse bezetter uit Antwerpen verdreven. Daarom zijn de jaarlijkse Bevrijdingsfeesten deze keer extra feestelijk.

Het hele eerste weekend van september staat Antwerpen op stelten en is het één en al gedruis met wapperende vlaggen, militaire parades en vreugdevolle muziekkapellen, plechtige hulde met bloemen en kransen. Want er valt wat te vieren : zeventig jaar geleden werd de Duitse bezetter verdreven. Als stadsgids en gepensioneerd beroepsmilitair weet Toon Livens tot in de details hoe dat in zijn werk ging : “Geallieerde voertuigen draaiden vanuit de Huidevettersstraat de Meir op. Ene luitenant Simpson stapte uit de eerste tank en eiste de overgave van de Duitsers. Maar de Duitse bevelvoerder was een majoor, en hij weigerde zich te onderwerpen aan iemand lager in rang. Simpson stapte terug naar zijn tank, nam wat sterren van zijn kompanen, spelde die op zijn eigen epauletten en vertelde de Duitse majoor dat hij inmiddels bevorderd was. Die kon niet anders dan capituleren.”

ECHTE HELDEN

“De bevrijding van Antwerpen verliep vrij vlot, dankzij luitenant Robert Vekemans”, zegt Livens. “Op 3 september was Brussel bevrijd, Antwerpen nauwelijks één dag later. De weg naar Antwerpen lag ongeveer open, met één belangrijke hindernis : de Rupel. De nazi’s bewaakten álle bruggen over die rivier en ze hadden die ondermijnd, zodat ze zouden ontploffen zo gauw iemand er één voet op zette. Maar één brug niet, en Vekemans wist dat : de oude tolbrug tussen Boom en Klein Willebroek. Hij wachtte de geallieerden op, leidde ze over die brug, en zo konden ze verder oprukken naar Antwerpen.”

“Jazeker,” zegt Toon Livens , “Vekemans is belangrijk geweest voor de stad, maar nog veel belangrijker was Van Kuyck. Niet alleen voor Antwerpen, voor heel West-Europa. Schepen Frans Van Kuyck had in 1913, een jaar voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, Moederdag verplaatst van de tweede zondag in mei naar 15 augustus, de feestdag van Maria, patroonheilige van Antwerpen. Nog steeds wordt in Antwerpen en omstreken Moederdag op 15 augustus gevierd. Maar oneindig veel groter is de verdienste van zijn kleinzoon Hugo Van Kuyck. Die had zich tijdens de Tweede Wereldoorlog aangesloten bij het Amerikaanse leger, waar hij het tot luitenant-kolonel schopte, een rang hoger dan majoor, en een zeer aanzienlijke bijdrage leverde aan het einde van de oorlog. Hugo Van Kuyck was niet alleen ingenieur-architect – hij bouwde later de sociale flatgebouwen op de Luchtbal en de Bell Tower op het Antwerpse Zuid – hij was ook de architect van de landing in Normandië. Hugo Van Kuyck was een fervent zeiler en specialist in getijden en stromingen, en hij berekende het juiste moment en de juiste plaats voor de invasie in Normandië. Maar dat feit is veel minder bekend dan zijn boot. Hugo Van Kuyck had een zeilschip gebouwd, de Askoy I, waarmee hij op wereldreis was toen in 1939 de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Na de oorlog bouwde hij een nieuw zeilschip, de Askoy II. Later zeilde Jacques Brel met die boot de wereld rond, tot hij zich vestigde op Hiva Oa, een van de Markiezeneilanden in de Stille Zuidzee, waar hij is gestorven.”

ACHTER TRALIES VAN DE ZOO

Maar eerst terug naar Antwerpen. “Nadat ze de Rupel waren overgestoken, reden de geallieerden in één ruk door tot in de stad. In het stadspark en op de Meir stuitten ze op tegenstand. Waar nu de Jack Wolfskin-winkel is, aan je rechterhand als je van Boerentoren komt, was de Feldkommandatur gevestigd, het hoofdkwartier van de Wehrmacht. Daar hebben de Duitsers zich nog even verdedigd, maar na dat voorval met Simpson gaven ze hun nederlaag toe. De geallieerden haalden zo’n tachtig man uit dat gebouw en evacueerden ze langs de achterkant, omdat op de Meir fiks opgehitste verzetslui klaarstonden om ze te lijf te gaan ; men vreesde voor hun leven. Bij het stadspark moesten de bevrijders slag leveren tegen troepen van generaal-majoor Christoph zu Stolberg-Stolberg, een graaf die aan het hoofd stond van ongeveer achttienduizend Duitsers die in Antwerpen verbleven. Dat waren voornamelijk oudere militairen en gewonde soldaten op herstellingsverlof, die vaak te vinden waren in het vroegere Hotel Metropole, op de hoek van de Leysstraat en de Meir ; en in Hotel de Variété was een theater en een soldatenkantine, waar nu de C&A is.”

Er bestaan veel foto’s van de bevrijdingsroes : juichende, blije mensen en jonge vrouwen die op tanks klommen om de soldaten te omhelzen. Elders in de stad werden meisjes en vrouwen kaalgeschoren en lelijk toegetakeld omdat ze te vriendelijk waren geweest met de Duitse bezetters. Ze werden, net als collaborateurs, opgesloten in de lege kooien van de dierentuin. Ook gevangengenomen Duitsers verdwenen achter de tralies van de zoo. “Duitsland heeft daar nog tegen geprotesteerd”, glimlacht Livens. “Hun krijgsgevangenen zouden onmenselijk behandeld zijn omdat ze in dierenkooien werden gestopt. Maar terwijl in de stad de gloriedagen van De Witte Brigade, het Geheim Leger en andere verzetsbewegingen waren aangebroken, hadden de geallieerde troepen geen tijd om op hun lauweren te rusten. De Britse kolonel Silvertop, de man die Antwerpen bevrijdde en naar wie de Silvertoplaan en de Silvertopblokken genoemd zijn, wilde meteen verder, om de monding van de Schelde te bevrijden. Daar is nog zwaar om gevochten : er sneuvelden twaalfduizend manschappen, van wie ongeveer de helft Canadezen. Ook kolonel Silvertop kwam er om het leven, drie weken nadat hij Antwerpen had bevrijd. Pas op 28 november konden er weer zeeschepen naar Antwerpen varen.”

BEZETTERS EN COLLABORATEURS

Maar zover waren we lang niet. Het was nog steeds 4 september. Antwerpen zong en danste en vierde uitbundig feest. Geen mens die wist wat hem boven het hoofd hing. Want de bevrijding betekende niet het einde van de oorlog. Het ergste moest nog komen. Livens : “Toen de nazi’s verslagen waren, wilden ze van op afstand de haven van Antwerpen vernietigen om de bevoorrading van de geallieerden onmogelijk te maken. Tijdens de bezetting waren er geen verwoestingen geweest, met die duizenden Duitsers in de stad. In 1940 verliep de bezetting ook totaal anders dan in 1914. Toen was tijdens het bombardement van begin oktober de stad zo goed als leeg, op tienduizend mensen na. Alle anderen Antwerpenaren, de stad telde toen ongeveer driehonderdduizend inwoners, waren gevlucht om daaraan te ontsnappen. In 1940 vielen de Duitsers op 10 mei België binnen. Achttien dagen later, op 18 mei, had koning Leopold III zich al overgeven, tegen de wil en tot ergernis van de Belgische regering in Londen, die vond dat Leopold zijn land tot het uiterste moest verdedigen. Maar de bevolking was hem dankbaar. Tijdens de bezetting bleven voeding en veruit alle goederen weliswaar gerantsoeneerd, er was verplichte tewerkstelling in Duitsland, maar grote vernielingen bleven uit.”

“Eén bevolkingsgroep heeft wél enorm zwaar geleden onder de Tweede Wereldoorlog : de joden. Toen de oorlog voorbij was, woonden nog amper 1500 joden in Antwerpen. Alle anderen waren gevlucht of gedeporteerd. In Brussel is 23 procent van de joden gedeporteerd. In Antwerpen 67 procent, veel meer dan het dubbele. Dat was vooral te wijten aan het stadsbestuur dat nogal graag met de Duitsers meewerkte aan razzia’s. Oorlogsburgemeester Leon Delwaide en politiecommissaris De Potter voorzagen de Duitsers bereidwillig van lijsten met joodse burgers. Leon Delwaide, vader van baron Leo Delwaide die van 2001 tot 2006 havenschepen van Antwerpen was, kreeg na de oorlog het verwijt dat hij de Duitsers té behulpzaam was geweest, maar werd later min of meer in eer hersteld. Jawel, er waren nog collaborateurs die later burgemeester werden. Ook Lode Craeybeckx zat na de Eerste Wereldoorlog als activist in de gevangenis, maar dat heeft niet belet dat van alle 847 burgemeester die Antwerpen ooit had, Lode Craeybeckx die met de langste ambtstermijn was : 29 jaar.”

VLIEGENDE BOMMEN

Tijdens de bezetting bleef de stad zo goed als ongeschonden, maar wat daarna gebeurde… De hel barstte los. “Zes weken na de bevrijding, op 13 oktober 1944, viel de eerste bom, op de hoek van de Schildersstraat en Karel Rogierstraat, vlak naast het Museum van Schone Kunsten. Niemand wist wat er gebeurde, men dacht er een fabriek ontploft was. Tot die dag nog een bom viel, op het slachthuis in de Lange Lobroekstraat. En daarna hield het niet op : tussen 13 oktober en eind maart, de hele winter door, waren er amper twaalf dagen zonder bombardementen. Die met de grootste impact was op 16 december : tijdens de filmvertoning van Buffalo Bill viel een bom op cinema Rex. In één klap kwamen 567 mensen om het leven.”

“De bommen waarmee de Duitsers de haven bestookten, waren ver van perfect. De V1, een vliegende bom, was een zeven meter lang onbemand vliegtuigje dat handmatig werd ingesteld. Onder invloed van zij- en tegenwind waren V1’s niet accuraat en vielen ze zowat overal. In het begin konden de geallieerden 36 procent van die bommen uit de lucht halen, na zes maanden slaagde men er al in 97 procent onschadelijk te maken. Maar tegen de V2 had men geen enkel verweer. Een V2 was een raket van veertien meter lang. Ze werd loodrecht gelanceerd, 95 kilometer hoog, tot de rand van de dampkring. Daarna kwam het projectiel naar beneden en raakte de aarde met een snelheid drie keer die van het geluid. V2’s hoorde of zag je niet, er was niets tegen te beginnen. Ze zijn ontsproten aan het brein van Wernher von Braun en zijn collega’s. De kerels zijn nooit gestraft. Integendeel : ze werden na de oorlog binnengehaald door Amerika en Rusland om hun ruimtevaartprogramma’s uit te werken. Zo kon de wedloop naar de maan beginnen.”

KAPPERS IN DE KELDER

In ieder geval, na de bevrijding zorgden de bommen voor angst en terreur. “Veel mensen durfden hun kelder niet meer uit”, zegt Toon Livens. “Er waren bijvoorbeeld kappers en artsen die daar hun beroep uitoefenden. Anderen leefden alsof er niets aan de hand was en sliepen gewoon op zolder. Maar de stad verbood grote bijeenkomsten, sloot bioscopen en in de scholen werd geen les meer gegeven. Sommige zoals het Sint-Lievens- en het Sint-Jan-Berchmanscollege weken uit naar West-Vlaanderen, waar de leerlingen bij boeren logeerden. In scholen die wel in de stad bleven, was er geen klassikaal onderwijs meer. Ze gaven de leerlingen huistaken. Op 27 november, één dag voor de bevrijding van de Scheldemonding, viel er nog een bom op het gebouw van de Dames van het Christelijk Onderwijs in de Lange Nieuwstraat : achttien doden, onder wie twee zusjes die huiswerk kwamen inleveren. Een uur later nog een bom op de Teniersplaats waar net een volle tram voorbijreed : 172 doden. In totaal kwamen na de bevrijding van Antwerpen tussen drie- en vierduizend onschuldige burgers om het leven.”

“Ondanks de niet-aflatende dreiging en vliegendebommenterreur bleven de dokwerkers aan het werk en zorgden ervoor dat de geallieerden konden bevoorraad worden vanuit de haven. Na de oorlog wou men een monument voor hen oprichten. Het zou de Buildrager van Constantin Meunier worden. Sommigen wilden een hem in de bocht van de Schelde, zo groot als het Vrijheidsbeeld als in New York. Uiteindelijk besliste Lode Craeybeckx dat het een vrijheidsbeeld op mensenmaat moest worden, en dat het naast het stadhuis, op de Suikerrui, moest staan. Niet alleen om de havenarbeiders te eren, maar álle Antwerpenaren. Daar staat de Buildrager nu, met op zijn sokkel de woorden Arbeid Vrijheid.”

DOOR GRIET SCHRAUWEN & FOTO’S FRÉDÉRIC RAEVENS EN STAD ANTWERPEN

“Vrouwen die te vriendelijk waren geweest met de Duitsers werden kaalgeschoren en opgesloten in de kooien van de dierentuin”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content