“Iedereen denkt waarschijnlijk dat ik een wilde nymfomane ben en een onverzadigbare seksuele honger heb”, zei Madonna ooit. “Maar de waarheid is, dat ik liever een boek lees.” Als voorspel op de Boekenbeurs polsten wij bij aficionado’s van het gedrukte woord naar de schrijver die indruk op hen heeft gemaakt.

DOOR JEAN-PAUL MULDERS & FOTO’S MICHEL VAEREWIJCK

PAUL VERHAEGHE PSYCHOANALYTICUS : GEORGE ORWELL

“Toen ik het merkwaardige kleinood George Orwell at Home and Among the Anarchists tegenkwam, heb ik het onmiddellijk gekocht. Het is uitgegeven door – die naam alleen al – Freedom Press. Ik was geïntrigeerd door die foto’s waarop de schrijver zijn adoptiekind in een kinderwagen door de groezelige straten van het naoorlogse Londen duwt. Dat is zo pathetisch mooi, en het geeft treffend weer waar die man voor staat. Hoe hij de zorg voor dat kind op zich neemt, hoewel hij zelf al erg ziek is op dat ogenblik, met in zijn mond die eeuwige sigaret die hem uiteindelijk het leven heeft gekost.”

“Van sommige mensen lees je mooie dingen, maar als je ze dan leert kennen, persoonlijk of via een biografie, merk je al vlug : help, dit klopt niet. Ze hebben er privé een zootje van gemaakt, of een leven geleid dat onethisch was. Kijk naar Picasso : prachtige kunstwerken maar de man zelf was een monster. Kan natuurlijk, maar je voelt je bedrogen. De keren dat je dan iemand ontmoet wiens leven coherent is met zijn oeuvre, is dat dubbel aangenaam. Het is wat Orwell voor mij zo aantrekkelijk maakt. Zijn authenticiteit, de overeenstemming tussen zijn leven en zijn werk. Het feit dat hij zo duidelijk schreef vanuit zijn onderbuik. Hemingway is ook een grote schrijver, maar in boeken als A Farewell to Arms en For Whom the Bell Tolls voel je dat die man nooit grote idealen heeft gehad. Het is meer de oorlog in machostijl.”

“Door te gaan leven tussen de armen in Londen en Parijs, heeft Orwell de participerende journalistiek als het ware uitgevonden. Ik bewonder enorm hoe hij achter zijn overtuigingen staat en is blijven staan. Hij ging ook mee vechten in de Spaanse burgeroorlog en moest tot de vaststelling komen dat die ideologie op het terrein niet strookte met zijn verwachtingen. Er waren kleinmenselijke vetes, schijnheiligheid, partijen en splintergroepen die elkaar naar het leven stonden in plaats van de gemeenschappelijke vijand te bevechten. In de meeste gevallen worden mensen dan cynisch of onverschillig, of – erger nog – gaan ze meedoen met de tegenpartij. Maar Orwell is niet in die val getrapt. Op een meer doorleefde manier bleef hij zijn opvattingen trouw. Dat vind ik groots. Het scherpte zijn kritische zin verder aan. Het communisme vatten in een geestige, hedendaagse fabel als Animal Farm : daarin schuilt het genie. Ik ben ervan overtuigd dat Orwell ook fantastische dingen geschreven zou hebben over wat er nu in de wereld gebeurt. Dergelijke figuren missen we momenteel.”

“Al de gevechten en ruzies binnen de psychoanalytische scholen : dat is mijn eigen, minder bloederige versie van wat Orwell tijdens de oorlog in Catalonië met zijn ideologische broeders heeft meegemaakt. Dat is voor mij herkenbaar en zijn manier van daarmee om te gaan heeft mij ervoor behoed in cynisme te vervallen, of te denken dat één bepaalde groep de waarheid in pacht heeft en dat alle andere het niet hebben begrepen. Ik ben nu vijftien jaar hoofd van dit departement (de vakgroep psychoanalyse aan de universiteit Gent) en ik denk dat ik die fout heb weten te vermijden. ( lacht) Al maak ik er ongetwijfeld andere.”

“Een figuur als Orwell heeft ook iets romantisch, hoewel ik mij daartegen verzet. Romantiek zonder intelligentie leidt regelrecht naar fascisme, las ik eens ergens. Met romantiek moet je voorzichtig omspringen, ze is typisch voor mensen die toekijken vanop een veilige afstand. We hebben de geur niet, we missen het geluid en de pijn. Mocht je dat er op de een of andere manier bij krijgen, de romantiek zou er vlug genoeg af zijn denk ik. Of zoals Orwell zelf in zijn herinneringen aan de Spaanse burgeroorlog schreef : ongeacht of de strijd die je vecht rechtvaardig is, een bom is een bom en een luis is een luis.”

IANKA FLEERACKERS ACTRICE : WITOLD GOMBROWICZ

“Vreemd genoeg zijn mij vooral de boeken bijgebleven die ik meer dan vijftien jaar geleden leerde kennen, toen ik in Brussel woonde en alleen was. Van wat ik daarna las, heb ik niet het gevoel dat het mij gemarkeerd heeft of in mijn ziel staat geschreven.”

“In die Brusselse periode ontmoette ik een man die enorm belezen was. Hij raadde mij de Poolse avant-gardeschrijver Witold Gombrowicz aan. Het eerste boekje dat ik van hem gelezen heb, was Trans-Atlantisch. De manier waarop Gombrowicz schreef, dat sloeg in als een bom. Omdat hij continu van een mug een olifant maakt : hij vergroot kleine, banale acties en lichaamstaal enorm uit. Mensen voeren een gesprek, dat loopt een beetje stroef en het hoofdpersonage heeft altijd wel een lichaamsdeel dat opeens enorm groot of zwaar wordt, zodat hij niet meer de mogelijkheid heeft om normaal te doen. Dat is lachwekkend en schrijnend tegelijk, maar ik had dat al vaker aan den lijve ondervonden : dat je je tijdens een conversatie opeens zo beklemd kunt voelen, alsof je kilo’s moet meesleuren terwijl iedereen het ziet.”

“Achteraf klinkt dat waarschijnlijk erg onzeker, typisch voor zoekende twintigers. Ik ben nog altijd iemand die zoekt, al vind ik dat niet noodzakelijk negatief. Het is een teken van je bereidheid om te veranderen. Mensen die niet zoeken, evolueren niet. Als ik één ding zeker weet, dan is het dat ik dat altijd zal blijven doen. Maar ik heb almaar vaker het gevoel dat dat niet meer mag in deze wereld. Ik krijg voortdurend blikken van : allez, weet je nu nóg niet waar je staat in je leven ? Dan denk ik : ja, voor een stuk wel. Maar voor een deel ook niet, want ik was net weer van plan een andere richting in te slaan en daar eens te kijken wat het leven te bieden heeft. Ik vind dat een kracht, terwijl dat maatschappelijk niet zo gemakkelijk wordt aanvaard.”

“Typisch voor Gombrowicz is ook dat de blik van de ander alles bepaalt. Dat vind ik als actrice erg herkenbaar : het doet er bijna niet toe wie ik ben of hoe ik mij voel, het zijn de anderen die bepalen wie ik ben en welke kansen ik krijg. Als twintiger kon ik mij daar existentiële vragen over stellen. In dat andere boek van Gombrowicz, Ferdydurke, komt datzelfde gegeven sterk aan bod : het hoofdpersonage wordt terug aangesproken als een kind. Je mag vinden van jezelf wat je wilt, zolang de ander dat niet op dezelfde manier ziet, sta je daar alleen mee. Onlangs interviewde ik psychoanalyticus Paul Verhaeghe naar aanleiding van zijn nieuwe boek. Daarin heeft hij het over wat de maatschappij met je identiteit doet. Het is de wereld die je oplegt wie of wat je bent. Dat heeft mij altijd beziggehouden : de blik van de ander. Bij die andere favoriet van mij, Gloed van Sandor Marai, heb je dat ook : twee mannen die zitten af te tasten hoe die ander hen ziet.”

“Door Gombrowicz is er voor mij een wereld opengegaan, ik ben dan filosofie en klassiekers gaan lezen, dingen waar ik soms niets van begreep. Hedendaagse literatuur ging mij van de weeromstuit minder interesseren, omdat ik vaststelde dat alles al eens eerder was geschreven. Pas onlangs, voor mijn boekenprogramma op Kanaal Z, ben ik weer hedendaagse literatuur gaan lezen en ook Nederlandstalige. Erik Vlaminck, Roderik Six, Marnix Peeters : in al hun rauwheid heb ik hun boeken graag gelezen. Je komt veel brol tegen ook, maar dat is eigenlijk gewoon een kwestie van smaak. Of iets hoogstaand is of niet, doet er in feite niet toe. Het moet je raken. En zelfs dat kan veranderen in de loop van je leven. Tien jaar geleden las ik Het goddelijke monster van Lanoye bijvoorbeeld niet graag, terwijl ik de nuances en dat typische Vlaamse nu veel beter aanvoel. Ik ben dan ook iemand helemaal anders dan toen.”

MARNIX PEETERS SCHRIJVER : THOMAS MANN

“Een geweldig boek vind ik Ontboezemingen van de oplichter Felix Krull van de Duitser Thomas Mann. Ik kreeg dat in 1985 cadeau van m’n oudste zus en was er meteen weg van. Een klassieke schelmenroman over een hyper-intelligente rijkeluiszoon die overal onderuit weet te komen, onder zijn school en de legerdienst, met zijn vleierige, dramatische gedoe. Dat zie ik ongelooflijk graag : mannen die de boel belazeren, maar dan op een vinnige, intelligente en toffe manier.”

“Een vrolijke durver zijn : daar droom ik ook van. Misschien heeft dat te maken met wat ik zelf altijd ontbeerd heb : guts. Ik blijf een schuwe Kempenaar, een van nature wat teruggetrokken mens die eerlijk probeert te zijn en het nooit zal aandurven om bijvoorbeeld te doen alsof hij piloot is, zoals in de film Catch Me If You Can. Dat lijkt me onwaarschijnlijk spannend, en het leven is zo kort dat een mens dat zou moeten durven : achter een stuurknuppel kruipen en stewardessen vogelen. Het is een beetje een dwaze gedachte, maar ik hou er ontzettend van. Is dat niet wat we allemaal willen : gewiekst en slim zijn en niet naar het leger moeten ? De militaire keuring van Felix Krull, dat duurt op zich alleen al 35 bladzijden maar je ligt dubbel van het lachen.”

“Van kindsbeen af trek ik naar verhalen over vrijbuiters, figuren die zich op de een of andere manier afscheiden van de dingen. Zelf heb ik niet zo lang geleden mijn vaste job bij HetLaatste Nieuws opgegeven om te gaan freelancen. Die luwte heeft van mij een stressarmere, aangenamere en ik hoop ook een slimmere mens gemaakt. Ik moet mij nu soms al inspannen om mij te herinneren hoe erg het was, de rigiditeit van dat systeem. Het cynisme. Gelukkig kom ik af en toe nog in een heel klein sleufje van die wereld, zoals gisteren toen ik mijn auto naar de garage moest doen. Om kwart na acht zit je daar dan plotseling weer in die wereld waarvan je denkt : wie aanvaardt dit nu ? Je komt op straat, en na twee minuten zwaait er al een vent met een rode kop met zijn vuist naar je, gewoon omdat je daar met je auto stáát, en je merkt hoe je zelf ook je middelvinger in de lucht pint. Vervolgens sta je anderhalf uur stil in een stinkende, verpestende sfeer op de snelweg, waar niets te beleven valt, om dan op een ochtendvergadering te komen waar iemand je voorstellen op sarcastisch commentaar onthaalt. Dan een hele dag drukdrukdruk en ’s avonds weer in die stinkende hel. Dat is toch verschrikkelijk ? We staan er niet meer bij stil wat voor impact dat heeft. Hoe kun je ’s avonds, na zo’n dag, bij wijze van spreken je vrouw niét afslaan ?”

Thomas Mann was een van de eerste schrijvers die mij onmiddellijk meesleepte met zijn ‘hyperfictie’: je kunt niet harder iets zitten verzinnen dan dat, wat ik in mijn debuutroman ( De dag dat we Andy zijn arm afzaagden) ook doe. Ik vind het jammer dat er zo weinig echte fictie wordt geschreven. Er zijn zoveel autobiografische boeken dat je op den duur gaat geloven : zo moet het, zo zijn schrijvers, die doen een ader open en beginnen over hun jeugd in Eindhoven en dan is dat heel mooi. Verhulst is toch ook zo ? Noem mij één Vlaamse auteur die niet met de realiteit is vergroeid. Blijkbaar wordt de meeste mensen hun fantasie afgeknepen in het proces dat ons klaarmaakt om een ‘nuttige burger’ te zijn. Dat is volledig in handen gekomen van het grootkapitaal, om het maar eens met een marxistische term te zeggen. ( lacht) Dat mag wel, nu ik in Antwerpen mijn steun heb toegezegd aan de PVDA.”

“John Irving, dat is ook een van de weinigen die uitblinken in hyperfictie. Ik heb onlangs Bidden wij voor Owen Meany gelezen. Toen het uit was, heb ik twintig minuten zitten janken. Dat je daar zo door geraakt kan zijn, terwijl de schrijver je van de eerste zin duidelijk gemaakt heeft dat het fictie is.”

PAUL VERHAEGHE : ‘Je voelt je bedrogen als het leven niet klopt met het werk’

IANKA FLEERACKERS : ‘Kilo’s meesleuren terwijl iedereen het ziet’

MARNIX PEETERS : ‘Zot van mannen die de boel belazeren’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content