Hij stelde eerst de verkeerde, maar toen toch de juiste vragen. En hij vond er ook de antwoorden op. Sociale woningen en andere architectuur volgens de Chileense architect Alejandro Aravena.

Het werk van de Chileen Alejandro Aravena is nu tot in de hoogste regionen van de architectuurwereld doorgedrongen. Zijn bureau Elemental (zie verder) kreeg de Zilveren Leeuw voor Veelbelovend Jong Talent op de afgelopen Architectuurbiënnale in Venetië. En Aravena werd gevraagd voor de jury van de belangrijke Pritzker Prize. De reden voor die lof ? Zijn projecten in de sociale woningbouw. Hij wordt over de hele wereld uitgenodigd om lezingen te geven. Wij spreken hem aan de vooravond van zo’n lezing in Bologna.

Waarom begon u met sociale huis-vesting ? Vanuit een maatschappelijke overtuiging ?

Alejandro Aravena : Neen. Ik vind willekeur het grootste probleem van architectuur en design. Architecten willen als artiesten innerlijke creativiteit naar buiten brengen. I don’t care about that. Ik zocht een tegengif. In 2000 werd ik uitgenodigd om les te geven aan Harvard. Als excuus om die willekeur uit te schakelen, werkte ik rond noodhuizen. Daar is tijd én geld schaars. Interne persoonlijke agenda’s tellen niet. Enkel goede ideeën.

Bovendien had ik op Harvard Andrés Iacobelli ontmoet, een Chileense ingenieur. Samen vonden we het een uitdaging om in de sector van sociale huisvesting te werken. Normaal zitten daar de mensen die geen job vonden in de ‘grote architectuur’. Dat is een negatief startpunt. Wij bekeken het positief, want het is de moeilijkste van alle vragen.

We hebben professionele mogelijkheden die we op een meer efficiënte en relevante manier willen gebruiken. Er valt in die sector zoveel te verbeteren. Op Harvard realiseerde ik me dat ik toegang heb tot de macht. En die kun je ofwel gebruiken voor je eigen voordeel ofwel voor de maatschappij.

Wat waren jullie belangrijkste conclusies rond sociale huisvesting, daar op Harvard ?

Als je mensen gaat vragen wat het grootste probleem is met sociale huizen, dan komen twee aspecten telkens terug : de huizen zijn te klein én ze zijn slecht gebouwd. Het zijn luciferdoosjes. Dus onze eerste reactie was : laat ons grotere huizen zetten die beter gebouwd zijn. En dus ging ik met mijn studenten op zoek naar materialen die goedkoper waren, maar beter.

Het was Harvardprofessor en architect Hashim Sarkis die me erop wees dat dit niet de juiste strategie was. Hij kwam mijn lessenreeks beoordelen en stelde erg lastige vragen. Toen wist ik dat we op een goede manier de verkeerde vraag probeerden te beantwoorden. Want al het geld dat in de hele wereld beschikbaar is om sociale huizen te zetten, zal nooit genoeg zijn om voor iedereen die het nodig heeft een groter en beter huis te zetten.

Half huis

We begonnen het te bekijken vanuit een ander oogpunt : als sociale huizen maar de helft mogen kosten van een ‘gewoon’ huis, waarom zetten we dan geen half huis ? Dan is de sleutelvraag : welke helft doe je ? Het deel dat een familie nooit alleen kan doen. Dus identificeerden we die aspecten : de locatie van de woningen in de stad, de grote structuurwerken, de badkamer en de keuken.

Bovendien zijn dat de aspecten die de economische waarde van een huis bepalen. Want iedereen die een huis koopt, ziet dat als een investering. Hoe komt het dat dat bij sociale huizen niet zo is ? Zodra het in gebruik is, daalt het in waarde. Woningen moeten een investering zijn en geen sociale kost. Voor iedereen.

En toen brachten jullie die theorie, uitgewerkt op Harvard, in de praktijk ?

Ja, samen met Andrés Iacobelli heb ik in 2000 Elemental opgericht. (zie kader, p. 46). Daarmee hebben we dit concept in de praktijk gebracht. We stelden families die in aanmerking komen voor een sociale woning het volgende voor : “Ik geef je de structuur voor een huis van 80 m2 in het centrum van de stad. Daardoor moet je je job niet opgeven en kunnen je kinderen naar een goede school, naar culturele activiteiten, genieten van publiek transport… Een deel van het huis is onmiddellijk bruikbaar. De rest van het huis moet je zelf afwerken : met bakstenen, panelen,… Stap per stap kun je zo meer kamers aan het huis bouwen. De structuur is goed gedaan, dus zelfs al is jouw deel slecht gebouwd dan nog is het een veilige woning. Als er na verloop van tijd een vastgoedmakelaar langskomt, begint die te rekenen : zoveel vierkante meter in dit deel van de stad, goede structuur, goede badkamer, keuken… En de waarde van je huis zal gestegen zijn ten opzichte van de beginwaarde. Alles wat je doet, draagt bij tot de waarde van je huis.”

Eén kans

We konden ons geen fouten permitteren. We werken met families die maar één keer een subsidie krijgen om een huis te zetten. Dan kan ik het niet maken om te experimenteren. We moeten innoveren, maar we mogen niet mislukken. Het is goed dat we er in Harvard zo hard over nagedacht hebben.

Onlangs kwam een vrouw langs om ons te bedanken. Ze had een lening gevraagd en de bank had gezegd dat haar huis 20.000 dollar waard was. Een maand eerder was de waarde van dat huis, dat wij gezet hadden, 10.000 dollar. Ze kreeg dus onverwachts een grotere lening, waardoor ze een winkel in haar pand kon starten. Hier gebruik je kapitalisme om armoede uit te roeien.

Ondertussen geeft u overal lezingen. Zijn jullie nog steeds de enigen die volgens dit principe werken ?

Je zou verwachten dat iedereen het zo zou doen. En toch… We praten met politici, burgemeesters, bouwers, de Wereldbank…

Hoeveel huizen zijn er op dit moment gebouwd ?

Duizend. Dat is niets ! Echt niets. Het is belachelijk. Het maakt me zenuwachtig. Het duurt te lang. Weet je dat tegen 2030 twee miljard mensen een woning zullen moeten zien te vinden voor 10.000 dollar per familie. Voor 30 m2. Dat wil zeggen dat we eigenlijk nu elke week een stad voor één miljoen mensen moeten bouwen.

In Mexico zijn we bezig. En we voeren gesprekken in Peru en Colombia. De aandacht voor dit soort projecten stijgt. Door de crisis, waarschijnlijk. Maar dat niet alleen. Onlangs hoorde ik een belangrijke persoon uit de architectuurwereld zeggen : ” Change is in the air.” Architecten voelen de behoefte aan een andere aanpak. Ik zeg niet dat alle architecten nu sociale huizen moeten bouwen. Ik doe zelf ook andere projecten. Toch zou het meer mainstream moeten zijn. In feite zou ik er zelfs niet over geïnterviewd mogen worden. Mensen vragen me om duurzame architectuur uit te leggen. Dan zeg ik “gezond verstand.” Je oriënteert je huis in de juiste richting, zodat je van zonne-energie kunt profiteren, je gebruikt materialen die zin hebben, die goedkoop of lokaal zijn.

Wat doet Elemental nog ?

We proberen ons systematisch te mengen in discussies over leefbare steden. Waarom worden bij grote problemen zoals armoede en ontwikkeling alleen rechters, economisten, politici gevraagd ? Waarom geen architecten ?

We werken niet alleen voor de armen. Voor hen is een goede woning een rechtstreekse binnenweg naar meer levenskwaliteit. Maar de druk voor levenskwaliteit is er ook voor de rijken. De toekomst van landen zal afhangen van de leefkwaliteit van hun steden. We werken met Elemental aan parken, publieke ruimten, snelwegen, publiek transport, stations, bussen, zelfs.

Die aspecten kunnen ervoor zorgen dat degenen die welvaart scheppen in het land blijven. Het meest briljante dat ik ooit over steden gehoord heb, was wat de Indiase economist Rakesh Mohan zei : “Vroeger was de kost van het produceren van goederen datgene waarmee een economie zich kon onderscheiden. Toen, in de tweede generatie, waren het de landen die goederen het meest efficiënt konden transporteren die rijk werden. Zoals de Aziatische economieën. De derde generatie is kenniscreatie. Wat het verschil zal maken is het ontwerp, het idee, de software.” De mensen die die kennis aanleveren zullen over de hele wereld min of meer evenveel verdienen. Ze kunnen kiezen waar ze wonen. Voor een economie zal het dus essentieel zijn om die mensen aan te trekken naar kwaliteitsvolle steden. Derdewereldlanden hebben het moeilijk om hun kennis bij te houden. Daarom proberen we bij Elemental de levenskwaliteit te verbeteren voor de armen én voor de rijken. Het is een bescheiden bijdrage, maar het is onze tool.

We gaan ook partnerships aan. Zo werken we aan de toepassing van een chemisch product om wegen te maken. En we starten een samenwerking met een Chileen die een manier heeft gevonden om grote hoeveelheden water drinkbaar te houden.

Een uitdaging die u alvast wel kon aangaan, is in de jury van de Pritzker Architecture Prize zetelen ?

Ik ben vereerd, maar het is niet gemakkelijk om de volgende Pritzker te kiezen. Maar les geven, boeken schrijven, privé-woningen of sociale huisvesting zetten is dat ook niet. Of een meubel bedenken, wat ik nu doe. Ik probeer zo dicht mogelijk tegen de grenzen van mijn vakgebied te werken. Ergens veilig in het midden blijven, interesseert me niet.

Door Leen Creve

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content