Vier Assyrisch-Turkse wevers en drie jonge Vlaamse vrouwen. Samen vormen ze Betet Skara, een origineel integratieproject waar bovendien modieuze stoffen worden geweven.

Een doodgewoon rijtjeshuis in een Antwerpse straat, je loopt het zo voorbij. Tenzij je goed luistert: uit de openstaande deur waait het ritmische klak tsjak, klak tsjak, klak tsjak naar buiten, het geluid van een houten spoel die door het getouw schiet en de kam die het weefsel aandrukt. Ooit leefden honderden Vlaamse straten op dat ritme. Vandaag zijn ambachtelijke thuiswevers uiterst zeldzaam geworden.

Betet Skara is zo’n unicum. Drie jaar geleden werd het opgericht als sociocultureel integratie- en doorstromingsproject voor Turkse vluchtelingen. “Betet Skara heeft een dubbel doel”, verduidelijkt Aldegonde van Alsenoy, die vanaf het begin het project stuurt en begeleidt. “We willen vluchtelingen de kans geven om hier in het arbeidscircuit te stappen. Zodat ze hun vaardigheden kunnen gebruiken en tegelijk leren hoe het er in België aan toegaat. We hebben momenteel vier wevers aan het werk. Een wisselende ploeg omdat ze telkens maar één jaar blijven. Daarna hebben ze recht op werkloosheidsuitkering en worden ze begeleid om werk te vinden. Anderzijds is het zo dat veel vluchtelingen hun cultuur met zich meebrengen en in dit atelier willen we alvast de weeftradities van deze Assyrisch-Turkse gemeenschap laten overleven. Zij kunnen hun kennis blijven gebruiken en voor ons betekent het een verrijking.”

Het project is geleidelijk gegroeid: Sophie Doore en Nele De Block kwamen vorig jaar de dagelijkse leiding versterken (elk halftijds) en het aantal wevers verdubbelde van één naar twee en nog eens naar vier.

We treffen er Yusuf, vandaag is het zijn laatste werkdag. Hij gaat binnenkort een baan zoeken. In een fabriek misschien, of elders. Maar niet hier in het weefatelier. Nochtans is weven zijn beroep, 24 jaar lang deed hij in zijn dorp niets anders. Tot hij zeven jaar geleden met zijn familie en de rest van het dorp wegtrok uit Zuidoost-Turkije, op de vlucht voor het islamistisch fundamentalisme. Want Yusuf, Hazim, Hurmus, Matlup en technicus Resit zijn christenen. In het atelier hebben ze een stukje van de dorpscultuur ingeplant. Zelfs tijdens hun vakantie komen de mannen dikwijls even aanwaaien.

“Het enige verschil is dat er nu werkuren zijn”, zegt Aldegonde. De naam Betet Skara is niet toevallig gekozen. Die komt uit hun taal, het Aramees: betet betekent huis, skara staat voor weven. Letterlijk een weefhuis dus.

Het enthousiasme van de drie jonge vrouwen is nauwelijks bij te houden. Ze praten honderduit. Slepen ons mee door het atelier. Nele: “We weven op traditionele getouwen, volledig met de hand gemaakt. Elk onderdeel is hier ter plekke vervaardigd, tot en met de bamboekammen. De ketting is uitgestrekt over het getouw en niet op een boom gewonden zoals bij onze traditionele getouwen. Daardoor is de lengte van de panden beperkt: vijftien meter is een minimum. Er zijn wel een paar dingen waar we van afwijken. Oorspronkelijk weefden ze uitsluitend met geitenwol, wij gebruiken intussen verschillende materialen. En we weven ook op tachtig centimeter en zelfs op 1,40 m, terwijl de originele weefbreedte 33 centimeter is. Met die smalle panden werd het traditionele kostuum samengesteld. Het typische daaraan is dat het patroon al bepaald is voor de stof wordt geweven.”

“Dat is iets wat wij graag verder willen uitpuren”, vult Sophie aan. “Wij zien die 33 centimeter niet als een beperking, we puzzelen daar graag mee.”

Hoewel de meeste van deze wevers al bijna tien jaar in ons land verblijven, spreken ze gebrekkig Nederlands. Communicatie is dus verre van makkelijk. Nele: “We hebben een eigen manier van communiceren, een soort taal met veel handen- en voetenwerk. Rood is niet rood, er bestaat niet één enkel rood. Je moet dus op een of andere manier duidelijk maken wat je precies wilt. Dat betekent constant opvolgen wat hier gebeurt, maar ook de wevers hun verantwoordelijkheid geven. Onze stoffen zijn een handgeweven product en het is ontzettend belangrijk dat de kwaliteit goed is.”

De communicatie is één ding, het culturele verschil een tweede. Dat drie jonge vrouwen leiding geven aan een groep Turkse mannen, die meestal ook nog ouder zijn, is niet evident. “Er zijn wel eens wrijvingen”, geeft Aldegonde toe, “maar meestal zijn ze terug te brengen op de gebrekkige communicatie en de misverstanden die daaruit voortvloeien. Het feit dat je een vrouw bent, speelt daarin natuurlijk mee. Anderzijds is de sfeer heel open, als ze het ergens niet mee eens zijn, zullen ze het onmiddellijk zeggen. Waardoor een misverstand niet de tijd krijgt om uit te groeien tot een conflict.”

Het ontwerpboek bevat een honderdtal stalen, vaak gebaseerd op traditionele weefpatronen. Strepen, heel veel strepen. Van heel dun tot heel dik en in allerlei kleurtjes. Met exotisch klinkende namen als Fertona (storm), Perlaanto (diamant), Selaki (zand), Seyrane (vakantie), Keta (zomer) en Sihma (zilver). De ontwerpen ontstaan in een soort wisselwerking tussen de mannen en de vrouwen. Sommige zijn getekend door Nele, andere werden geboren op het getouw van de wevers.

Sophie: “Een bestelling moet natuurlijk afgewerkt worden volledig volgens de wensen van de klant, maar er is ook ruim tijd om te experimenteren. Dan vragen we ‘weef gewoon iets, doe gewoon je zin’. Daar komen altijd interessante dingen uit te voorschijn, soms in maffe kleurencombinaties, waar wij niet eens aan zouden denken.”

Betet Skara mag dan een sociaal en een gesubsidieerd project zijn, Aldegonde, Sophie en Nele gruwen van het geitenwollensokkenimago. Daar willen ze van af en het liefst zo gauw mogelijk. De subsidies zijn lang niet voldoende om het atelier draaiende te houden en dus exploreren ze driftig alle mogelijkheden om hun stoffen te slijten: stalenboeken en enkele afgewerkte producten liggen bij interieurzaken ( Homestore en Decoration Guild in Antwerpen en Leda41 in Brussel), ze werken ook samen met interieurarchitecten en modeontwerpers.

“In het begin dacht ik dat het toppunt van integratie zou zijn als Walter Van Beirendonck hier binnen stapte en naast de wevers ging zitten om met hen samen te werken. Twee uitersten van de samenleving, de wevers-vluchtelingen en de elitaire avant-gardistische mode, verenigd in een gezamenlijk project”, lacht Aldegonde. Het klinkt als een grap, maar intussen is het min of meer realiteit geworden. Niet Van Beirendonk, maar Bernhard Willhelm zocht en vond inspiratie in hun werk. Special thanks to Betet Skara weaving house for giving us inspiration. Zo staat het achterin de catalogus van zijn herfst-wintercollectie 2001-2002.

Sophie: “De sjaals zijn hier geweven. En drie andere stoffen heeft hij als ontwerp aangekocht om ze industrieel op een grotere breedte te weven.” Ze zijn er niet weinig trots op. Dat mag ook als een klein atelier zijn ontwerpen in een Parijs’ defilé of in de glossy modebladen ziet. Willhelm is trouwens niet de enige, verklappen ze lachend: “Voor Dries Van Noten hebben we prototypes geleverd voor handtassen, die pas volgende zomer in de winkel zullen liggen. Stof afgewerkt met leer.” Ideeën hebben ze genoeg, te veel om in de directe toekomst uit te werken. Maar tegelijk blijven ze heel nuchter.

Nele: “De samenwerking met een modeontwerper is vaak eenmalig, voor een enkel seizoen. Daar kan je dus niet op teren. Maar het opent wel deuren. Onze naam raakt in een bredere kring bekend. Ook de interieurstoffen vormen een interessante markt. Misschien zullen we op termijn moeten kiezen, maar zover is het nog niet.”

Wat Betet Skara zo boeiend en spannend voor hen maakt?

Sophie: “Elke dag is anders. Niets is voorspelbaar. Maar de grootste voldoening geeft de trots van de wevers als een bestelling als een mooi geheel, met een mooi resultaat is afgewerkt.”

Nele: “De spanning stijgt natuurlijk als er in een bestelling iets fout loopt. Dat kan altijd, want het is mensenwerk. Iedere wever werkt trouwens op zijn manier – ze kunnen een pand ook nooit van een elkaar overnemen, dat verschil zou je zien. Precies die onregelmatigheden getuigen van het handwerk: dat is de touch van de wever. Eigenlijk is het een luxe om met zoiets in België bezig te zijn.”

Aldegonde: “Dat is zo fascinerend dat je bezig bent om het onmogelijke mogelijk te maken. Handweven in Europa lijkt zo volkomen onzinnig en toch doen wij dat hier.”

Open Atelier op 15 en 16 september, telkens van 11 tot 19 uur. Betet Skara, Lange Stuivenbergstraat 30, 2060 Antwerpen, Tel. 03-235 36 42.

Hilde Verbiest / Foto’s Lies Willaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content