?Laat een hoeveelheid suikerstroop, koriander, anijs en verkruimelde alsem acht dagen gisten in een fles goedkope vodka. Het mengsel daarna zeven en drinken.? Het is maar één van de vele recepten voor nep-absint die momenteel op internet de ronde doen. De groene fee is aan een comeback begonnen.

Sofie Messeman & Piet de Moor / Foto’s Kristien Buyse

In Frankrijk is de interesse voor absint al enige tijd gewekt. De Parijse professor Marie-Claude Delahaye verzamelt alles wat met de mysterieuze groene drank te maken heeft : affiches, gravures, etsen, lepels, fonteinen, glazen en flessen. Ze stelt haar verzameling zelfs tentoon in een heus absintmuseum, het eerste ter wereld. Niet toevallig ligt dat in Auvers-sur-Oise, in de buurt van het sterfhuis van Vincent Van Gogh, die een notoir absintdrinker was. Delahaye is overtuigd dat het schadelijke effect van absint nooit bewezen is en verkondigt die overtuiging in haar publicaties l’Absinthe, histoire de la fée verte en l’Absinthe, art et histoire.

Ook regisseur Francis Ford Coppola leverde een bijdrage tot de heersende absintrage. Zijn film Dracula uit 1993 opent met een groengetinte scène die zich nergens anders dan in een heuse absintkroeg afspeelt. Coppola haalde zijn inspiratie aan de Amerikaanse Westkust, waar ouderwetse Victoriaanse drugs weer helemaal in trek zijn. Het basisbestanddeel van absint, alsem, wordt op internet zowaar te koop aangeboden in pakjes van vijfentwintig gram, onder de hoofding psychedelische planten. De waarschuwing erbij ?dit zijn verzamelobjecten, ze zijn niet bedoeld voor inwendig gebruik? klinkt niet heel overtuigend.

Tien jaar geleden vergastte de Zwitserse president Pierre Aubert zijn Franse ambtsgenoot Mitterrand op een pudding, gedrenkt in pure absint. Het voorval haalde de wereldpers en deed in Zwitserland het debat over de schadelijke gevolgen van absint weer oplaaien. Dat debat had begin deze eeuw in vrijwel heel Europa geleid tot een verbod op de drank. Vreemd genoeg wordt die controverse op internet verdergezet. ?Laat u niets aanpraten?, lezen we daar, ?absint is wel degelijk schadelijk !?

Absint is een felgroene, bittere drank met een alcoholpercentage tussen de zestig en tachtig graden. Het basisbestanddeel is alsem of Artemisia absinthium, een licht giftige plant die vooral in bergachtige streken goed gedijt. De drank dook voor het eerst op in 1792 in het Zwitserse Couvet. Daar brouwde een zekere dokter Ordinaire een medicijn voor de spijsvertering waarin hij alsem, anijs, steranijs, citroenmelisse, kamille en koriander verwerkte. De toevoeging van alcohol van zevenenzeventig graden kon volgens de arts de geneeskrachtige werking enkel versterken. Zonder het te weten had Ordinaire het basisrecept voor absint ontwikkeld. Na zijn dood opende zijn huishoudster, madame Henriot, een winkeltje dat gespecialiseerd was in de verkoop van het medicijn. Aan dat geneesmiddel werd een aanzienlijke verhoging van de geslachtsdrift toegeschreven, iets wat een zekere majoor Dubied niet ontging. Hij kreeg de voormalige huishoudster zover dat ze haar geheime recept aan hem verkocht. Het werd de basis voor de drank die hij samen met zijn schoonzoon Henri Pernod ging brouwen in de absintfabriek die hij in 1797 oprichtte. Nauwelijks tien jaar later, in 1805, opende Pernod in Frankrijk een tweede, veel grotere vestiging.

In de eerste helft van de negentiende eeuw was absint een elitair drankje dat vooral in hogere kringen werd genuttigd. Daar kwam verandering in toen de Franse soldaten in 1847 uit Algerije terugkeerden. Tijdens de oorlog hadden ze dagelijks een rantsoen absint gekregen om hun drinkwater te ontsmetten. Die gewoonte wilden ze in Frankrijk voor geen geld ter wereld opgeven. Hun voorbeeld kende navolging in de Parijse milieus van kunstenaars en literatoren. Rond 1870 was de drank in de Parijse hoofdstad ongemeen populair.

In tegenstelling tot wijn, die vooral thuis werd gedronken, was absint een sociale drank. Langs de Parijse boulevards richtten de Grands Cafés majestueuze terrassen in, waar heel Parijs tussen zes en zeven uur ’s avonds l’heure verte samenstroomde voor een dosis absint. De aantrekkingskracht had veel te maken met het bijzondere absintritueel. ?Wanneer de kelner de glazen en de fontein brengt (een bolvormige recipiënt met kraantjes waaruit je water kan tappen, nvdr.), verstommen de gesprekken, de pijpen gaan uit en alle ogen zijn gericht op het komende ritueel?, schrijft een kenner uit de negentiende eeuw. Dat ritueel bestond uit het druppelsgewijs toevoegen van water tot de absint een opalen schijn kreeg. Over het glas werd een speciaal geperforeerd lepeltje gelegd, met daarop een klontje suiker. De kunst bestond erin het water over de suiker in het glas te laten sijpelen. Aan de manier waarop de absint werd versneden, kon de meester-absintdrinker worden herkend.

De absintcultus sloeg sterk aan bij de Parijse bohème die zich rond 1870 in de buurt van Montmartre ophield. Kunstenaars als Maupassant, Musset, Verlaine, Baudelaire, Rimbaud en Apollinaire gaven zich met passie over aan de groene fee. In hun gedichten bezongen ze de absint als een toverachtige muze. Van Verlaine is een foto bewaard gebleven waarop de schrijver staat afgebeeld in zijn stamcafé Procope met voor hem op de tafel een glas absint. De dichter ging overigens nooit de deur uit zonder zijn speciale wandelstok, waarin hij een portie absint verborg. Ook de dichter en romancier Alfred de Musset had de reputatie een stevig absintdrinker te zijn. Geregeld miste hij de voorbereidende vergaderingen voor het woordenboek van de Académie Française, wat de secretaris schamper deed opmerken dat hij zich al te vaak absinteerde.

Beeldende kunstenaars als Manet, Van Gogh, Picasso, Degas en Toulouse-Lautrec legden de cultus van de groene fee vast op doek. ?In tegenstelling tot de wijndrinker die een veelprater is, staart de absintdrinker zwijgzaam voor zich uit?, aldus een observator. Die zwijgende absintdrinkster werd vereeuwigd op het schilderij l’Absinthe van Edgar Degas. Ook de absintdrinkster van Picasso is in een somber gepeins verzonken.

Gaandeweg verspreidde absint zich van het Parijse kunstenaarsmilieu naar alle lagen van de Franse bevolking. Tussen 1873 en 1913 steeg de consumptie van de likeur in Frankrijk van 672.000 tot 48 miljoen liter per jaar. De stijging van het absintverbruik had veel te maken met de aantasting van de Franse wijngaarden door een virusziekte vanaf 1870. Producenten van absint, met Pernod op kop, speelden handig in op dat tekort aan wijn.

Al van bij zijn eerste successen in de tweede helft van de negentiende eeuw kende absint fervente tegenstanders. Onder hen de geneesheer Paul Jolly, die in 1875 een boek schreef met de moraliserende titel Le tabac et l’absinthe : leur influence sur la santé publique, sur l’ordre moral et social. Daarin schetst hij een apocalyptisch beeld van de symptomen van absintverslaving : ?De drinker van absint lijdt aan duizeligheid, spierstoornissen, stuiptrekkingen en epileptische aanvallen.? Jolly voorspelt een nationale zelfmoord, als er niet snel iets wordt ondernomen tegen het absintmisbruik.

Geneesheren deden talloze experimenten met ratten, konijnen en honden. Het ultieme doel van die proeven was aan te tonen hoe gevaarlijk absint wel was. De proefdieren kregen absint te drinken of werden ermee ingespoten. Het gevolg was dat ze schuimbekkend tegen de vlakte gingen, ten prooi aan aanvallen van epilepsie. Minder fanatieke geesten meenden dat de testen zwaar overtrokken waren door de grote dosissen absint die aan de dieren werden toegediend. Ze konden niet worden vergeleken met de ?homeopathische hoeveelheden absintolie die in de likeur verwerkt waren.?

Rond de eeuwwisseling kreeg absint in allerlei moraliserende pamfletten de kwalijke bijnaam het groene gevaar. Er werd druk gezocht naar verbanden tussen absint en waanzin. Dokter Lancereaux lanceerde de stelling dat de stijging van het aantal gekken recht evenredig was met de stijging van het absintverbruik. Ook de vermenging met water heette zonder meer misleidend. Een zekere Decroos wijst op dat gevaar : ?In de beginperiode wordt veel water toegevoegd, maar gaandeweg neemt de hoeveelheid water in het glas af, totdat de drank vrijwel puur wordt gedronken.? Zijn conclusie luidt : ?Meer dan om het even welke andere likeur leidt absint tot misbruik.? Voor dat misbruik bedacht de anti-alcoholbeweging zelfs een afzonderlijke naam : absintisme.

Nog een ander fenomeen dat druk werd besproken was de link tussen absint en criminaliteit. Dokter Hagemann betoogde dat een absintdrinker een uitzonderlijke bereidheid tot gewelddaden aan de dag legt. ?En bovendien worden ze onbewust begaan. De moordenaar kan zich achteraf zijn misdaad helemaal niet meer herinneren.? In 1906 wordt het bewijs voor die stelling gevonden in Zwitserland. Daar had de wijnboer Lanfray zijn zwangere vrouw en twee kinderen doodgeschoten. Het schot dat hij achteraf op zichzelf richtte, miste zijn doel. Een verpleegster meldde dat Lanfray zich de volgende morgen absoluut niets van het gebeurde herinnerde. Hoewel hij ook liters andere dranken per dag consumeerde, stond Lanfray vooral bekend als een verbruiker van absint. Het voorval leidde tot een regelrechte volkswoede. Tegenstanders schreven de misdaad op rekening van de absint en eisten een referendum. Dat kwam er in 1907. Het gevolg was een verbod op absint in Zwitserland. Een jaar later werd ook in België een anti-absintwet aangenomen. In Frankrijk zou dat pas in 1915 gebeuren. De belangrijkste Franse absintproducenten, Pernod en Ricard, schakelden over op een drank waarin alsem was vervangen door anijs : pastis, wat letterlijk pastiche of imitatie betekent. De betovering van de groene fee was daarmee voorgoed verbroken.

Affiche ontworpen door Henry Thirietvoor de Brusselse firma De Schoonen,die Absinthe Berthelot uit Frankrijk importeerde. Het Parijs aandoende tafereel speelt zich af in Brussel. Het gebouw inde verte is het Zuidstation, de straatde Brusselse Anspachlaan (affiche Jenevermuseum Hasselt).

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content