James Dyson, uitvinder en fabrikant van de zakloze stofzuiger, liet zijn inventiviteit los op een ander klassiek huishoudtoestel: de wasmachine.

J ames Dyson, de beroemde Britse stofzuigerfabrikant, stelde die dag een nieuw product voor. Het zou worden onthuld in de fabriek van Dyson in Malmesbury, zo’n 200 kilometer ten westen van Londen. Tijdens de reis, per Eurostar en helikopter, stak een zware storm op. We hadden het te druk met bang zijn om echt na te denken. Wat had de eertijds verstrooide uitvinder, die een tweede carrière begon als virtuoos industrieel, thans in zijn mouw? Hoe zou hij het rijk waarvan hij de voorbije zeven jaar met de Dual Cyclone-stofzuigers de fundamenten had gelegd, verder uitbouwen? Met een broodrooster? Een vulpen? Een auto? We zouden het wel zien. Als we heelhuids in Malmesbury waren geland, en opnieuw wat kleur hadden gekregen.

In de vertrekhal van Westland Heliport in Londen, een zakdoek groot, stonden we oog in oog met Tony Blair, die ons een beetje verwilderd maar op de hem vaak toegeschreven charismatische wijze groette, vervolgens informeerde naar onze bestemming, en ten slotte de toiletten bezocht.

Onze helikopter, gecharterd van Air Harrods, was gedompeld in goud en jachtgroen (en had, zo schreef The Observer enkele dagen later, nog gediend om het stoffelijk overschot van Dodi Fayed van Parijs naar Londen te vliegen). De helikopter van Tony Blair was een militair model, met camouflagevlekken.

We vertrokken vijf minuten na onze nieuwste kameraad, en schokten vervolgens een uur over voorsteden, slaapsteden en sprookjeskastelen. Uiteindelijk vlogen we door een wit doel: de landingsbaan bleek een rugbyveld te zijn, met een geïmproviseerd platform dat was gemaakt van een soort legoblokken. Het hoofdkwartier van Dyson lag aan de overkant van de straat. We werden door het ontvangstcomité naar een grote glazen kamer geleid, over een waterpartij met bubbelend schuim. Daar werden we vergast op champagne, hapjes, en het aangename gezelschap van niet één, twee of drie maar liefst vier enthousiaste persattachees van het bedrijf, allen fan van James. Na enkele minuten ging het licht uit. Door de kamer galmde een symfonietje. Er steeg een rookgordijn op. Uit een gat in de muur schoof een lange catwalk. Toen trok de rook weg. Daar, op het einde van de catwalk, werd het mysterie onthuld: een forse, paarsgekleurde kubus. In het midden, een cirkel, neen, twee, van transparant plastic. Een wasmachine! “De wasmachine,” sprak James Dyson, “is de belangrijkste machine in huis, belangrijker zelfs dan de stofzuiger.”

De concurrentie is, visueel dan toch, deprimerend. Daar kunnen we van meespreken. Tot nog toe kon je je met recht afvragen of het eigenlijk niet veel en veel stijlvoller was om met je vuile was naar de wasserette aan de overkant van de straat te trekken (of, voor de plattelandsbewoners, naar het zachtmeanderende stroompje in een uithoek van de tuin). In ons persoonlijke geval lag dat nochtans moeilijk. Bezoekers van de Lavomatic in onze straat worden van 8 uur ’s ochtends tot 8 uur ’s avonds geteisterd door een gekke Chinees, die niet alleen eeuwig op zoek is naar muntjes maar er bovendien van overtuigd is dat de zak met was in je handen zijn eigendom is (een straat verder zwerft een andere gek, die een banaan gebruikt als mobiele telefoon, maar dat terzijde). Het vechten moe hebben we een jaar geleden een wasmachine-met-ingebouwde-droogkast gekocht, een wit monster dat de keuken ontsiert, nochtans de minst lelijke machine uit het aanbod.

Van onze zoektocht naar een wasmachine hebben we vooral geleerd dat fabrikanten van huishoudtoestellen een lange weg te gaan hebben, toch inzake design. Ze moeten bijvoorbeeld maar eens leren dat kleur niet noodzakelijk kanariegeel betekent, en dat chic ook kan worden uitgedrukt door iets anders dan een zilveren schijn.

Hoe heeft Dyson het ervan afgebracht? Meer dan behoorlijk. Toegegeven, de Contrarotator ziet er niet opmerkelijk ongewoon of vernieuwend uit. Dat is wellicht onvermijdelijk, een wasmachine moet nu eenmaal passen in de gaten, holtes en nissen die ervoor voorzien zijn. En dus is ook deze machine een grote doos met een doorzichtige cirkel in het midden. De afwerking is wel bijzonder, met opvallende kleuren (paars, blauwig paars, zilvergrijs en enkele druppels geel) en extra transparantie: de cirkel is groter dan gewoonlijk en volledig doorzichtig. Onderaan links bevindt zich nog een raampje met zicht op de plek waar knopen, munten en ander strandjuttersspul kan worden teruggevonden. Je ziet onmiddellijk dat het een Dyson is. Terwijl het veel moeilijker is een Bosch van een Miele te onderscheiden (wij zijn er in elk geval slecht in). Die herkenbaarheid is een pluspunt: het verheft de Contrarotator tot de popcultuur.

Het is blijkbaar ook een goed functionerende machine. De naam Contrarotator verwijst naar het feit dat er “Tijdens ons onderzoek hebben we gemerkt dat 15 minuten handwassen de was schoner maakt dan 67 minuten in de beste wasmachine”, aldus Dyson. “Dat heeft ons verbaasd, en dus gingen we na waarom.” Het antwoord schuilt in één woord: Flexing! Met andere woorden: “In een wasmachine worden de kleren niet genoeg door elkaar geschud. We hebben alles uitgeprobeerd, van ultrasonische geluiden over microgolven tot waterdruksystemen, maar het systeem met een dubbele trommel bleek de beste oplossing. Je hebt beweging nodig om de vezels open te krijgen.”

De wasmachine kan ook meer kilo’s aan dan de meeste andere modellen en is sneller. Een wasbeurt duurt gemiddeld 68 minuten, tegenover 118 minuten bij de allerbeste machine uit de categorie AAA, een Europese standaard die machines beoordeelt op performantie, energieverbruik en zwiercapaciteit (de cijfers komen van Dyson, maar lijken overeen te komen met de lengte van een wasbeurt in ons persoonlijke wit monster, dat er nog wat langer over doet). Voor een wekelijkse lading was van 14 kilo, een doorsneecijfer, heb je met de beste klassieke machine 5 uur en 54 minuten nodig. De Contrarotator doet het in 2 uur en 18 minuten, dat is 2 uur en 30 minuten sneller. Andere vernieuwingen? De rubberen ring tussen de deur en de draaikoker is verdwenen. “Door die ring kreeg je je was moeilijk in de machine”, aldus Dyson. “Tijdens het wassen kunnen de kleren erin vastgeraken. En bovendien kruipt er vuil water in de spleet, zodat je na verloop van tijd te kampen krijgt met een vieze geur.” De oplossing van Dyson: twee deuren in de plaats van één. En voor wie vaak verhuist: onderaan zit een simpel maar ingenieus treksysteem, zodat de machine makkelijk kan worden verplaatst.

De Contrarotator is, zoals dat hoort, veelvuldig getest: 66.000 wasbeurten gedurende een testperiode van 18 maanden, verzekert de verantwoordelijke van het laboratorium. En niet minder dan 350 ton vuile was, in hoofdzaak afkomstig van een militaire basis in de buurt.

De nieuwe machine is niet goedkoop. In Groot-Brittannië, waar de eerste exemplaren eind november naar de winkels werden verscheept, ligt de verkoopprijs rond de 1000 pond, omgerekend iets minder dan 70.000 frank. De Belgische lancering is voor het midden van dit jaar gepland. Misschien zijn de wisselkoersen tegen dan alweer gewijzigd. En misschien, wie weet, heeft Dyson op dat moment al een deel van de productie gedelokaliseerd, precies om de grillen van euro en pond te verzachten.

Hoe het ook zij, de Contrarotator zal ook in België duurder zijn dan de beste machines van de concurrentie. Dyson is ervan overtuigd dat hij voldoende consumenten kan vinden die er, net als hij, van overtuigd zijn dat de wasmachine de extra investering waard is. “Onze machine wast niet alleen beter, ze wast ook een grotere lading in de helft van de tijd. Ons streefcijfer is 350.000 machines per jaar, maar we kunnen de productiecapaciteit gemakkelijk opdrijven. Goedkoop? Wel, neen. Onze machine heeft twee motoren, twee trommels, een hoop voorzieningen die andere machines niet hebben. Uit groepsgesprekken met consumenten is gebleken dat mensen bereid zijn daarvoor meer te betalen.”

Wordt vervolgd: als de lancering lukt, en de populairste industrieel van Groot-Brittannië rekent daarvoor in hoofdzaak op mond-tot-mondreclame, plant Dyson “een lange reeks huishoudtoestellen waarvan we de functies willen ontwikkelen en verbeteren”.

Straks een collector’s item?

Wordt de wasmachine van Dyson straks een collector’s item? Een leuke vraag waar ik graag “ja” op antwoord, maar zo eenvoudig is dat niet. Ik stel vast dat oude huishoudtoestellen gezocht zijn. Naast oude schrijfmachines, badkranen en bakelieten thermosflessen zijn ook “antieke” mixers en broodroosters in. Wie het zich kan veroorloven, koopt een antieke ijskast uit de fifties, zo’n blanke jukebox, om zijn loft te decoreren. IJskasten zijn trouwens al langer dan vandaag populair. De remakes van oude modellen en de groeiende vraag naar de echte Amerikaanse ijskast bewijzen dat. Oud keukengerei geniet vooral de belangstelling van designfreaks die kicken op creaties van beroemde ontwerpers. Snobistisch maar begrijpelijk: soms zijn het esthetische pareltjes. Het gaat dus om meer dan nostalgie alleen, want wat oud en lelijk is, blijft waardeloos.

Met het nieuwste snufje van James Dyson treedt de wasmachine misschien wel voor het eerst uit de schaduw van de achterkeuken. Gesteld dat huishoudtoestellen qua vorm aan een soort hiërarchie onderhevig zijn, staat de wasmachine op de laatste plaats. Zelfs in de jaren ’30 bogen designers zich over stofzuigers, mixers en fornuizen, maar nooit over het uitzicht van een wasmachine. Denken we maar aan de gestroomlijnde stofzuigers van Hoover, Siemens en Electrolux, nu allemaal collector’s items. Ook de koelkast kreeg een eigen gezicht, zoals de beroemdste koelkast aller tijden, de Coldspot van ontwerper Raymond Loewy uit 1935, die een statussymbool werd. Zelfs fornuizen deden het vormelijk altijd beter dan wasmachines. De Zweedse Aga-kachels uit de jaren ’20 zijn het voorbeeld bij uitstek.

Ondanks het feit dat de producenten van huishoudtoestellen met puike ontwerpers werken, bleef de wasmachine een lelijk eendje. De kubus met het ronde gat evolueerde nauwelijks. De reden ligt min of meer voor de hand: je koopt het ding puur omwille van de functionaliteit. Vooral voor de kleinere huishoudtoestellen is de vorm van groot belang. Nu nog meer dan vroeger. Maar een wasmachine krijg je zelden te zien: ze wordt in de keuken ingebouwd, verdwijnt in een kast of in een apart washok. Dat lot is overigens vaak ook vaatwasmachines beschoren. Fornuizen zijn dan weer helemaal de retour en hebben een sierlijke carrosserie.

Volgens mij zit er ook een historische verklaring aan vast. Vroeger was de was met het bijbehorende plooi-, stijfsel- en strijkwerk hard labeur. Daar werd steevast een hele dag voor uitgetrokken. ’s Ochtends vroeg werd in de achterkeuken (dé wasplaats) het wasgoed gesorteerd en met lauw water en zeep gewassen. Linnengoed werd gekookt. Uiteindelijk belandden de lakens op een grasveld om te bleken. En toen kwam de eerste wasmachine, begin 1900: een houten ton met zwengel en linnenpers. De volgende versie werd elektrisch aangedreven, maar het duurde tot in de jaren zestig eer de volautomatische machine echt verspreid geraakte.

Van alle huishoudelijke taken blijft het wassen een geringe status hebben. Koken daarentegen werd sociaal opgewaardeerd. Tegenwoordig durven ook rijkelui eigenhandig een designstofzuiger gebruiken. Maar de was blijft een schaduwkarwei, dus leek tot hiertoe een mooie machine overbodig. Nu komt daar misschien verandering in.

Jesse Brouns

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content