David Shanghai Tang, invoerder van Cubaanse sigaren, eigenaar van twee winkels in New York en Hongkong, half confucianistische heer en half Britse dandy, flamboyant zakenman en mondaine jetsetter, heeft nog een andere omschrijving voor zichzelf: “Ik ben als tijgerbalsem. Ik kan alles, maar ben eigenlijk nergens echt goed voor.”

Eigenlijk had de nieuwe winkel in New York op 22 november moeten openen. Maar dat is een slechte feng shui-datum. Dus rolde David Shanghai Tang (42) de rode loper voor zijn Madison Avenue-zaak een dag vroeger uit. “Met het karma moet je niet sollen”, zegt hij.

Chopsticks and cheongsams”, zo omschrijft Tang zijn universum. Zowel in New York als Hongkong zijn Tangs winkels een exotische verzameling van zijden jasjes, Chinese splitjurken, doorstikte jasjes en prachtige sjaals. Leren versies van het Mao-jasje – ” Sun Yat-Sun-jasje”, verbetert Tang – hangen naast blazers met chinoiserie-accenten. Alles in de meest uitbundige kleuren, van fuchsia en roze tot grasgroen. Er is een maatwerkafdeling. In New York, op een mezzanine in de vorm van een vleermuis. Alweer oosters bijgeloof. “Het woord vleermuis betekent ook voorspoed in onze taal”, zegt Tang. “Chinese keizers namen het teken vaak als hun persoonlijk symbool.”

De winkels baden in een nostalgische jaren ’20 sfeer, de hoogdagen van Shanghai, toen het Parijs van het Oosten. Art-deco-elementen, donker hout, diepe comfortabele zetels, rijkelijke stoffen. “Minimalisme is niet mijn kopje thee. Ik wil mensen het gevoel geven dat ze in een andere tijd stappen, ik wil mysterie en magie creëren.”

Tussen de exotische kleding liggen oriëntalia als eetstokjes en theekopjes, maar ook horloges met een wuivende Mao op de wijzerplaat, Mao- en Whitney Houston-placemats, een baseball-pet met rode ster of een vaas met een tafereel uit de culturele revolutie. Krijgt hij geen reactie van Bejing op het gebrek aan respect voor de Chinese iconen, wil ik weten? “Gebrek aan respect?” David Tang reageert heftig, maar je weet niet of hij het meent. “Mao is een onlosmakelijk deel van de Chinese geschiedenis. Zijn portret hangt op een prominente plaats in onze hoofdstad en wordt daar dagelijks door 1,2 miljard mensen bewonderd. Hoe zou ik zo iemand zonder respect kunnen behandelen?” Bespeur ik een lachje, of blaast hij gewoon de rook van zijn onafscheidelijke Cohiba-sigaar weg? Met David Tang weet je nooit.

M ade by Chinese, staat er op het label, een fantastische vondst. ” Made in China wordt geassocieerd met goedkope en minderwaardige producten die meestal niet eens typisch Chinees zijn”, zegt Tang. “Daar wil ik niets mee te maken hebben. Ik vind het ongelooflijk dat er zo weinig hoogwaardige Chinese artikels op de markt zijn, terwijl het vakmanschap en de traditie er wel zijn.” De vermelding heeft ook economische redenen. “Ik wil niet te afhankelijk worden van één land. Misschien wil ik ooit wel in Taiwan produceren. Chinese arbeiders vind je overal, dus de bewering Made by Chinese kan ik altijd waarmaken.”

In de winkel in Hongkong shoppen alleen westerse mensen. De Chinezen lopen van kop tot teen in Chanel of Dries Van Noten. Wat is Tangs werkelijke roeping: het Westen tot de oosterse mode bekeren, of het Oosten helpen zichzelf te herontdekken? Hij wil beide. “Het is plezierig de rollen om te draaien. Amerikanen vinden mijn kleding het einde, terwijl wij al jaren alles wat Amerikaans is, verafgoden. Zelfs Japanners staan aan te schuiven voor de winkel. Ik ben er trots op dat Chinese mode iets betekent in de wereld. Shanghai Tang moet meer zijn dan een winkelketen, het moet een merk worden. Het eerste internationale Chinese label.”

Ziet hij Hongkong ooit uitgroeien tot een centrum met eigen modemakers, naar het voorbeeld van Yamamoto, Comme des Garçons en Miyake in Tokyo. “We worden beter dan dat”, zegt hij. “Geef ons nog vijf tot tien jaar. Dat betekent niet dat ik de Japanners onderschat. Ik heb een diepe bewondering voor Yamamoto. Hij begrijpt kleding zoals Schumann de piano. Briljant gewoon.”

Yamamoto heeft soms meer dan genoeg van zijn piano, zeg ik. En ik citeer de Schumann van de mode: hij voelt zich de symbolische Japanse ontwerper, degene die steeds weer moet uitleggen waar zijn land voor staat. Heeft David Shanghai Tang niet het gevoel dat hij zichzelf tot een stripverhaal-Chinees heeft herleid? Doorheen de rook komt een duidelijk en welgemeend antwoord. ” Oh yes. Sometimes I feel I am behind bars in the zoo!”

Tang is de perfecte East meets West-man. Niet voor hem de Kenzo-problemen. De Japanse ontwerper die al jaren in Parijs woont, vindt zijn situatie soms zo verwarrend dat hij de ene week op een futon slaapt en de andere in een bed. Kwestie van innerlijk evenwicht. “Ik droom en reken in het Chinees. Maar ik praat en denk in het Engels. No problem. Ik hou van de kruisbestuiving tussen Oost en West. Ik ben er zelf het resultaat van.”

David Tang werd op zijn dertiende door zijn miljonair-vader naar Engeland gestuurd voor een traditionele opvoeding. Eton en Harrow weigerden hem, hij kwam terecht op de Perse School in Cambridge. Hij hield er een onvervalst upperclass accent en enkele dierbare hobby’s aan over. “Als enige Chinese jongen op een Engelse kostschool was ik ontzettend alleen. Het gevoel dat ik anders was dan de anderen, een alien, zette me apart en bezorgde me grote complexen. Maar mijn eenzaamheid dreef me naar literatuur, muziek en schaken. De beste manier voor een jongen om weg te vluchten.”

David Tang lijkt erg Westers. Een echte heer met universitaire diploma’s in filosofie en rechten. Met een voorliefde voor goede wijn, mooie boeken, klassieke muziek, Cohiba’s en het jetset-leven. “Onzin. Ik heb niet eens een jet”, is zijn korte reactie. Een onvervalste anglofiel met een huis in Londen, een lidkaart van de Tory’s gentleman’s club en een grote bewondering voor Lady Di. Hij is flamboyant en extrovert naar Chinese normen. Gek op sterren en vedettes. Niet vies van enige media-aandacht. De Hertogin van York noemt hem een van haar beste vrienden. Richard Gere, Kevin Costner, Margareth Thatcher, Fidel Castro of Oliver Stone. Ze hebben allemaal met Tang aan tafel gezeten. Hij heeft hun privé-telefoonnummers en beschouwt hen als vrienden.

Zijn voorliefde voor de schijnwerpers maken hem niet bij iedereen even geliefd. “Ik weet best hoe ze me noemen. Social moth. Culture vulture. Ordinair en ambitieus. Schreeuwlelijk. Opschepper. Zelfs het woord decadent werd gebruikt om me te omschrijven.” Hij moet erom lachen. “Er is nooit genoeg decadentie. Het zorgt op z’n minst voor verscheidenheid.”

Tang heeft een voorliefde voor Europese of Euraziatische vrouwen. Hij is gescheiden van de Australisch-Chinese actrice Susanna Cheung en verloofd met een Engelse: Lucy Wastnage. Als gezicht voor zijn winkels koos hij echter de beeldschone Gong Li. “Zij is buitengewoon, haar schoonheid heeft een soort porseleinen kwaliteit, als van een exquis en delicaat beeldje.” Hij praat met veel enthouasiasme over de lippen van Emanuelle Béart en de ogen van Linda Evangelista.

Maar uiteindelijk wil hij duidelijk zijn. “Ik heb me altijd honderd procent Chinees gevoeld en steeds gevonden dat Hongkong niet Chinees genoeg was. Dat is waarom ik er op sta traditionele kleding te dragen. Het is makkelijk een driedelig pak aan te trekken en te vergeten wie je bent.”

Shanghai Tang, Pedder Building, Central, Hongkong en 667 Madison Avenue, New York.

Lene Kemps / Foto’s : Etienne Tordoir

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content