Piet Swimberghe

Ooit smeedden rond de vijvers van Elsene acteurs, kunstschilders, muzikanten en architecten hun plannen. Er staan nog steeds parels van gebouwen en iets van de oude sfeer is er blijven hangen.

PIET SWIMBERGHE FOTO’S : JAN VERLINDE

Wil je in onze hoofdstad rustig genieten van een buurt die niet door kaalslag is aangevreten en waar nog een opgewekte sfeer hangt, dan moet je afzakken naar de vijvers van Elsene. Het is er heerlijk kuieren tussen het groen en de mooie herenhuizen. Bovendien geraak je er gemakkelijk de wagen kwijt en is de buurt vlot bereikbaar met het openbaar vervoer.

Iedereen kent het silhouet van het voormalige radiogebouw aan het Flageyplein en heeft ooit wel over de vermaarde kunstschool Ter Kameren gehoord, maar weinig mensen zelfs Brusselaars kennen de vijvers in de buurt van deze monumenten. Deze waters liggen verscholen in een valleitje, omsloten door grote lanen waar je voorbijsnelt. Aan de noordkant worden de vijvers door de administratieve gordel van de Europese gemeenschap afgesloten van de rest van Brussel. Van de eeuwenoude abdij Ter Kameren, gelegen aan de zuidkant, vang je vanop de Louizalaan slechts een glimp op. Doordat de gebouwen in de diepte liggen, zie je alleen de daken ervan tussen de oude bomen.

Dit lapje groen is de meest noordelijke uitloper van het Zoniënwoud, in vogelvlucht amper een paar kilometer van het centrum van Brussel. Door de bomen en het reliëf bleef de hele wijk wat afgesloten van de drukte van de hoofdstad en is ze relatief goed bewaard. In deze leuke wandelbuurt werd weinig gesloopt. In sommige straten snuif je nog de sfeer op van de belle époque en het interbellum, want hier ligt de bakermat van de moderne architectuur in Brussel. Niet verwonderlijk, want in 1927 stichtte Henri van de Velde, naar het voorbeeld van het Bauhaus, het Hoger Instituut voor Sierkunsten in Ter Kameren. Het werd een laboratorium voor alle vormgevers van meubels en architectuur.

Je merkt vlug dat de wijk een scharnier vormt tussen twee werelden. Op amper een paar honderd meter van het voormalige omroepgebouw stap je door de Europese wijk. Ertussen ligt, rond de Malibranstraat, het meest volkse kwartier van Elsene, waar veel Portugezen wonen. Je bent er trouwens op een steenworp van een van de rijkste muzentempels van de hoofdstad, het Museum voor Schone Kunsten van Elsene, dat propvol Belgische impressionisten hangt. Een schat te midden van een duistere arbeidersbuurt. Maar dat is niet het enige contrast. Ook de confrontatie met de chique wijk van de vijvers is een verrassing. Daar liggen de huurprijzen zo hoog, dat alleen buitenlandse ambtenaren ze kunnen betalen. Het hele stadsdeel beleeft een revival. Dat merk je aan de gerestaureerde gevels en de drukte in de eethuisjes, kroegen, boekhandels en kunstgaleries.

Doordat hier geen huizen van Horta en Van de Velde staan, ontsnapte de buurt lang aan de aandacht van de architectuurliefhebber. Nog een reden waarom de vijvers minder bekend zijn bij het grote publiek. Maar dat de interesse groeit, valt onder meer af te leiden van de talrijke architectuurstudenten die er schetsen komen maken van mooie gevels.

De specialisten keken lange tijd neer op de belangrijkste architect van de buurt, Ernest Blérot (1870-1957). Destijds was hij nochtans bekender dan Horta, die voor een kleine elite bouwde. Blérot was een handige jongen die vlot samenwerkte met een projectontwikkelaar. Hij bouwde ook zelf huizen om te verhuren en te verkopen. Zijn woningen hebben geen ingewikkeld grondplan, het zijn simpele rijhuizen waarvan alleen de gevel werd geïndividualiseerd. Daarvoor speelde hij leentjebuur bij Horta en nam diens zwierige zweepslagstijl over. De gevels van Blérot ogen kostbaar, precies naar de wens van de kleine burgerij die centen tekort kwam voor een groot herenhuis. Door de art nouveau met gotische spitsbogen te verrijken, maakte hij zijn stijl ook aanvaardbaar voor de katholieke cliëntèle. In die tijd kon je immers min of meer de overtuiging van de bewoners aflezen van de gevel : liberalen en socialisten kozen voor het classicisme en de art nouveau, katholieken prefereerden de neogotiek en de neorenaissance.

Aan de huizen in de Klauwaartslaan kan je zien dat de architectuur uit het begin van deze eeuw net zo verscheiden was als nu. Vlak bij twee panden van Blérot (nrs. 15 en 16), staat een huis in Vlaamse renaissancestijl (nr. 11), gebouwd voor Guillaume Des Marez, een lokale historicus. De ouderwetse gevel verraadt het heimwee van deze man naar vervlogen tijden. Daar staat ook de residentie van een achterkleinnicht van de laatste Franse koningin Marie-Antoinette, in Engelse cottagestijl (nr. 19). Veel classicistische huizen lijken uit een Parijse straat geplukt. Liefhebbers van architectuur en decoratie raden we aan een kijkje te nemen in koffiehuis-boekhandel Chapitre XII (nr. 12), waar de boeken op antieke tafels liggen. Wat verder (nr. 9) kan je een bezoek brengen aan de bekende kunstgalerie Fred Lanzenberg.

De huizen waarvoor Blérot het sierlijkste smeedwerk tekende, staan aan de overkant van het water, in de Generaal de Gaullelaan (nrs. 38 en 39). Om de hoek, in de Bellevuestraat, de Dalstraat en de Vilain XIV-straat, vinden we de leukste rijtjeshuizen waarin het heerlijk wonen moet zijn. Blérot gaf de drie mooiste woningen van de Bellevuestraat (nrs. 42, 44 en 46) elk een ander gezicht, door variaties aan te brengen in de erkers, in het loodglas en de ingekraste sgraffito-versiering. Geen deur, venster of brievenbus is gelijk. Ook in de Vilain XIV-straat (nrs. 9 en 11) staan pareltjes. Je herkent Blérots stijl aan de hoge, slanke gevels met overkragende kroonlijst, en overladen met beschilderd glas, sgraffito en smeedwerk.

Daar botsen we ook op de rivalen van Blérot, de drie gebroers Ernest, Léon en Aimable Delune, eveneens gespecialiseerd in rijwoningen, maar moderner van stijl. Ook hun huizen lijken op elkaar. De klant kon kiezen uit een catalogus met vaste gevelmodellen en standaardplannen. De gebroeders hebben dit stuk van Elsene volgestouwd en flink wat centen verdiend. Hun pronkstuk staat in de Meerstraat (nr. 6), een grappige gevel met twee maansikkels, vermoedelijk een knipoog naar hun familienaam. De treden van de trap versieren de voorgevel : een leuk detail. In zijn tijd was dit gedurfde architectuur.

Al deze art-nouveauhuizen werden in het begin van onze eeuw gebouwd. In een verbazend korte periode, want deze stijl bleef amper twintig jaar en vogue. Na 1918 was het afgelopen met de elegantie. Een nieuwe generatie bouwers en architecten verzette zich tegen al die pronk. Brussel geraakte verrassend snel in de ban van de vernieuwing. In die tijd onderging ook het Eugène Flageyplein een gedaanteverwisseling. Tot 1930 was het een landelijke plek met laagbouw en veel groen. Van toen af verdwenen de herbergen onder de sloophamer, om plaats te ruimen voor hoge gebouwen. De ontwerpers keken op naar de moderne architectuur uit de Amerikaanse grootsteden. En de overheid vond het best om de arme wijk achter het plein te verstoppen achter hoogbouw.

Van 1935 tot 1938 werd de zogenaamde ?gele pakketboot” gebouwd voor het Nationaal Instituut voor Radio. Joseph Diongre en ingenieur Braillard ontwierpen een hypermodern gebouw dat toen enig in zijn soort was in Europa. Het is een grote en plompe constructie die door het elegante torentje toch een lichtere allure krijgt. Het interieur wordt gekenmerkt door een gracieuze eenvoud. Jammer dat het monument er nu verlaten bijligt.

Rechtover de pakketboot staat nog een betonnen kanjer, de Bloc Malibran, een flatgebouw met sociale appartementen, opgetrokken in 1938. Omdat er na de oorlog geallieerde soldaten in huisden, werd dit het Victory House genoemd.

Je bezoekt het Flageyplein best op zaterdagmorgen, dan is het bloemen- en plantenmarkt en hangt er een gezellige sfeer. Voor de fijnproevers zijn er Italiaanse traiteurs. Vroeger zag je in de kroegen rond het plein bekende figuren defileren. Nogal wat muzikanten bleven er rondhangen, na een bezoek aan het radiogebouw. Iets van die artistieke levendigheid kun je nog opsnuiven in het kleine restaurant Le grain de sel, aan het begin van de Vleurgatsesteenweg. Het moderne interieur werd door architect Bernard Baines gecomponeerd.

Voor we de rest van het interbellum-patrimonium verkennen, houden we even halt in de Neststraat, juist achter het omroepgebouw. Daar staat een vergeten monument dat zelfs Brusselaars nauwelijks kennen : het kinderdagverblijf Le Nid dat in 1911 werd gebouwd, volgens de plannen van Fernand Symons. Achter een ijzeren hekken zien we een schattig gebouw in de vorm van een hoefijzer, met wat Vlaamse en Engelse franjes vermengd tot een pittoresk geheel.

In de periode dat de gele pakketboot werd gebouwd, stond het rond de vijvers vol met kranen. Daar werden de eerste moderne flatgebouwen van de hoofdstad neergepoot. Hoewel uiterst eenvoudig, zijn ze elegant van vorm en rijk van afwerking, de inkomhal bijvoorbeeld is vaak gestoffeerd met veel marmer, koperwerk en spiegels. Deze flatgebouwen zijn goed onderhouden en nauwelijks verknoeid. Uitzonderlijk in Brussel.

La Cascade (Generaal de Gaullelaan 36) is de fraaiste pakketboot van allemaal, het is een creatie van architect René Ajoux. Je kan je moeilijk indenken dat dit zonnige gebouw in de maanden voor de oorlog werd opgetrokken. Maar dé grote blikvanger staat wat verder, op de hoek van de Belle-Vuestraat : Le Tonneau, een tien verdiepingen hoge ton uit 1939, getekend Stanislas Jasinski. Het moet er heerlijk wonen zijn, want nergens is het uitzicht op de vijvers mooier dan hier. De onlangs overleden kunstschilder, meubelontwerper en interieurarchitect Marcel Baugniet heeft hier trouwens gewoond. Wegens de oorlogsomstandigheden kreeg het gebouw geen belangstelling van de pers. Nadien werd het als ouderwets bestempeld en vergeten. We vinden ook aan de overkant van de vijvers een spoor van Baugniet.

Op onze ontdekkingstocht lopen we geregeld in het spoor van toonaangevende kunstenaars, zoals de abstracte kunstschilder Jozef Peeters, bouwmeester Henri van de Velde en dramaturg Herman Teirlinck. Dit zijn maar enkele van de vele beroemdheden die het kleine privé-theatertje van Akarova in de Renbaanlaan 72 bezochten. Van dit tempeltje krijg je op straat niets te zien, het zit verscholen achter een modernistisch flatgebouw van Jean Eggericx, een van de avant-garde-architecten van het interbellum. Akarova is de magische artiestennaam van een vermaarde danseres die het theater in 1936 door Eggericx liet bouwen. Niet alleen het bouwwerk is bewaard, het wordt nog bewoond door de dame in kwestie, die ooit met Baugniet was gehuwd. Akarova was een van de grote sterren van de moderne dans, die, in het zog van de fameuze Ballets Russes, brak met de ouderwetse danstraditie. Ze werkte onder meer met Teirlinck als dramaturg en van de Velde als scenograaf. Voor de decors werd ook een beroep gedaan op Floris Jespers en de expressionistische Waalse kunstschilder Anto Carte. Het theatertje verkeert nu, jammer genoeg, in slechte staat, maar het is beschermd en wordt ooit hersteld. Het is een eigenaardig gebouw met een gebogen plafond. Dat was geen vormexperiment, maar bedoeld voor een goede akoestiek. Eggericx nam het idee over van Le Corbusier en van de Finse architect Alvar Aalto. Binnen lijkt er niets veranderd. De inkom hangt zelfs vol oude affiches die tentoonstellingen en concerten van voor de oorlog aankondigen… Het is onwaarschijnlijk hoeveel kostbare geschiedenis er in deze beschermde biotoop wordt bewaard.

Wie de onbekende schatten van het Brusselse patrimonium wil leren kennen, kan dat via een handige reeks wandelgidsen, uitgegeven door het Brusselse Gewest. Aan de hand van kaarten en illustraties worden de diverse wijken van de binnenstad, de parken, de kerkhoven en de passages bezocht. Deel 10 gaat over de vijvers van Elsene. Er verschijnen regelmatig nieuwe deeltjes (295 fr.) die in veel boekhandels te verkrijgen zijn.

Boven links : de gele pakketboot van het vroegere omroepgebouw aan het Flageyplein. Rechts : de vijvers vormen een stille plek tussen groen en stedeschoon. Onder : architect Blérot bouwde juweeltjes van pronkgevels voor eerder bescheiden lieden.Zijn signatuur vind je onderaande gevels. Rechts onder :het privé-theater van Akarovain de Renbaanlaan, ooit een begripin het avant-garde-ballet.

Een vergeten monument : verstopt achter het hoge omroepgebouw ligt Le Nid, het mooie, hoefijzer- vormige kinderdagverblijf uit 1911.

Boven : Blérot gaf deze bescheiden panden in de Bellevuestraat elkeen eigen gezicht. Midden links :hij paste zijn stijl aan voor het katholieke publiek, zoals indit gotisch getinte huis in de Dalstraat. Rechts : de abdij vanTer Kameren, een pronkstuk van Brabantse bouwkunst te midden van moderne wijken. Onder : de ingekraste en geschilderde sgraffito-versieringen zijneen typisch Brussels art-nouveauverschijnsel.

Boven : de statige Tonneau van Jasinski (l.) en het pakketboot- achtige La Cascade (r.) in de Generaal de Gaullelaan. Midden : een pronkjuweel van Léon Delune in de Meerstraat. Onder links : La Tourelle in de Macaustraat is gebouwd in Beaux-Arts-stijl,

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content