In het noordwesten van Namibië, in Kaokoland, leeft een volk dat antropologen al jaren in de ban houdt. Rina Sherman, half Frans, half Zuid-Afrikaans, gooide alle zekerheden overboord en ging tussen de Himba leven. Een blanke vrouw met een koffer vol diploma’s vindt geborgenheid bij een halfnomadisch herdersvolk.

De verwondering fascineert mij in deze mensen”, zegt ze. “Hun verbeelding ook. De wisselwerking met de ruimte waarin ze zich bewegen.” Rina Sherman ontmoette in Kaokoland iemand die haar leven een nieuwe wending zou geven: Katjira, de raadsman van de Tjambiru, een vooraanstaande Himba-familie. “Hij vertelde over de liefde, over sterren, hij leerde me de maan te lezen: ‘Bij deze stand gaat het regenen.’ Ik hing aan zijn lippen. Wellicht verzon hij iets, waarvan hij dacht dat ik – onwetend meisje, blond en naïef – het graag zou horen. Maar dat doet er niet toe, het was een prachtig verhaal.”

Sherman wist meteen: dit is mijn plek, hier kom ik terug. “De diepte van zijn blik trof me, een uitnodigende blik, een aansporing om deel te nemen.”

Dat deed ze. Muzikante, toneelactrice, cineaste, auteur met een doctorsgraad van de Sorbonne, Rina Sherman overtuigde in Parijs een schare sponsors van het belang van een studie over dit merkwaardige volk. Ze verzamelde fondsen, reisde naar het barre en afgelegen Etanga, liet er enkele hutten optrekken en begon aan haar levenswerk: een film en een boek over de Himba. Al ruim twee jaar leeft ze als enige blanke bij de Tjambiru-familie. Op grond die toebehoorde aan de vader van hoofdman Ukoruavi, dus heilige grond. Ze leerde Herero, “een baje schoon taal vol metaforen”, verwant met het Bantoe.

Wie met een gewone auto door Namibië reist, strandt in het noorden in Opuwo. Daar eindigt de weg, en met hem de beschaafde wereld. Opuwo betekent “niets meer” of “afgelopen”. Hier doen Himba hun inkopen en komen toeristen naar de Himba kijken. Geen warenhuis ter wereld dat ook maar in de verste verte op dat van Opuwo gelijkt. De rekken zijn er metaalachtig koel en veel te groot voor hun schrale inhoud, verzwakte peertjes hangen troosteloos aan slonzige plafonds.

Maar vooral de klanten ogen anders: halfnaakte meisjes met rode huid en kleverige kapsels, mannen in lendendoekjes en opzichtige juwelen. Ze duwen niettemin gewone winkelwagentjes voor zich uit. Daartussen graaien westerse bezoekers suiker, meel, koffie, tabak en tombo (lokaal bier) bijeen, de traditionele geschenken aan een Himba-gemeenschap. Opuwo, twee straten groot, is in alle opzichten het centrum van Koakoland: commercieel, administratief, logistiek. Er is zelfs een guesthouse. Ook Rina Sherman komt hier geregeld langs. Maar haar stek, Etanga, ligt verder weg in de bush, zo’n 3 uur per jeep van Opuwo.

We rijden op een onverharde weg bezaaid met stenen. De zon staat loodrecht aan de hemel, jaagt de thermometer meedogenloos naar 40 graden. Geen vlekje schaduw, geen boom om onder te schuilen. Tussen de vaalbeige en oranjerode tinten van de aarde, zie ik schuchtere plukjes groen, als sproeten in een zongebruind gezicht. Als je dit landschap in één woord moet samenvatten, kies dan voor: leegte. De leegte waarin heel af en toe, als bij toeval, een kraal oprijst.

Himba leven in cirkelvormige en omzoomde nederzettingen, kralen, waarin ze hutjes optrekken uit hout, modder en koeienmest. In de kraal van Ohungumulo stemt de hoofdman in met een bezoek, in ruil voor geschenken.

In een wijde cirkel zitten tientallen vrouwen gehurkt rond een schooljuf. Ze leren lezen en schrijven. Volwassenonderwijs in de schaduw van een mopane. Die bijzondere boom met vlindervormige blaadjes is zowat het enige wat groeit in de streek. Al zijn onderdelen dienen dan ook wel ergens voor.

Op honderd meter van de mopane balanceert een beauty op een krakkemikkige ladder, ze herstelt het dak van haar lemen hut. Een vriendin kijkt toe: één kind op de arm, één op de rug, een vijftal rond haar leren rokje. Besmeurde jongetjes draven kirrend langs de afschutting van de kraal, een spoor van opstuivend zand achterlatend.

Mannen bespeur ik nauwelijks, die trekken met hun kudde door graasland. Himba zijn semi-nomadische veehouders. Dat vee levert niet alleen melk en vlees, maar ook een groot deel van de garderobe. De kalfsleren schaamlappen voor de jongens, of de dito rokjes voor de meisjes. Vee is zo belangrijk dat het zelfs tot rituelen inspireert. En in het centrum van elke kraal, wonen de heilige koeien.

Ze konden niet beter gehuisvest zijn. Pal naast hen brandt de okuruwo, het heilige vuur dat nooit mag doven, de achillespees van de gemeenschap. Vuur houdt het contact met de voorouders levend, een on line-verbinding de klok rond, waarin de heilige koeien als een soort transformator fungeren. Wordt de verbinding verbroken, dan valt de gemeenschap ten prooi aan rampspoed en ellende. Wie tussen de hut van de hoofdman en het vuur loopt, verbreekt die band.

Het contact met de voorouders ( taté) vinden Himba essentieel, ze doen net alsof ze nog leven. Hoewel niemand ze bij naam noemt, worden de taté wel geregeld geraadpleegd. Over huwelijken, naamgeving, de geboorte van tweelingen (zowel bij het vee als bij de mensen vereist dat specifieke rituelen), over alle belangrijke dingen des levens. De doden gidsen de levenden in Himbaland. Hoewel ik mij bij heilig vuur verschroeiende vlammen had voorgesteld, blijkt het niet meer te zijn dan enkele smeulende stukjes hout. Bijna onzichtbaar.

Een van de meisjes probeert een gesprek aan te knopen. Ze is mooi, rank, rijzig. Haar huid beschermt ze met een papje van gemalen okersteen, boter, schors en kruiden. Een plakkerig goedje dat alles rood kleurt wat ze vastneemt. Dagelijks ververst ze het papje, het is haar manier om zich te wassen. Haar mooie huid heeft ze eraan te danken, zegt ze.

Haar kapsel verraadt dat ze de huwbare leeftijd heeft bereikt. Dat betekent onder meer dat ze niet meer met haar kameraadjes over het veld mag draven zoals vroeger. Een huwbaar meisje of een vrouw rent niet en klimt niet in bomen. Ze beweegt zich statig en gracieus, haar zware enkelbanden helpen haar daarbij. Ook in haar eentje de onganda (de kraal) verlaten is uitgesloten, buiten lokt immers het gevaar.

Sieraden en kapsels verraden je status. Ze tonen tot welke clan je behoort, welke positie je inneemt, of je getrouwd bent of niet, welke overgangsrituelen je hebt meegemaakt. Twee vlechtjes voor kinderen, dozijnen dunne vlechtjes voor het gezicht van meisjes in de puberteit, haren achterover bij geslachtsrijpe meisjes. Probeer het niet om een vrouw met leren haarstuk te versieren: zij is getrouwd.

Eens getrouwd, neemt een vrouw haar intrek in de onganda van haar man. Ze zal zich grotendeels onderwerpen aan de patriarchale spelregels, maar voor een aantal dingen wel de matriarchale orde aanhouden. De Himba zijn een van de zeldzame volkeren ter wereld die een systeem van dubbele afstamming hanteren. Iedereen behoort tegelijk tot twee clans. Hoewel verblijf, religie en gezinskwesties tot het patriarchaat behoren, vallen de meeste aangelegenheden toch onder het matriarchaat. Het erfenisrecht dat daarmee gepaard gaat, is zo ingewikkeld dat al menig antropoloog er het hoofd over heeft gebroken. De dames in de kraal krijgen het ons ook niet uitgelegd. Ze gooien het maar op een grapje, proberen wat zelfgemaakte juwelen te versjacheren en lachen zich te pletter als een van ons hun eigenaardige anti-rimpelcrème op haar huid smeert.

Tegenwoordig wonen de meeste Himba in Kaokoland, een bar, onvruchtbaar, maar pijnlijk mooi en bergachtig landschap in het noordwesten van Namibië. Maar ze kwamen ooit uit Zuid-Angola, waar nog enkele groepen leven. Gedreven door armoede, trok de meerderheid van deze herders halfweg de 18de eeuw zuidoostwaarts, naar meer vruchtbare grond. Zij die in Kaokoland achterbleven, ontwikkelden een variant op het Herero, het Otjihimba, en werden voortaan Himba genoemd. Hun aantal wordt op acht- tot twaalfduizend geschat.

Herero en Himba hebben dus dezelfde roots, maar terwijl de Herero zich aanpasten aan hun omgeving (zij namen bijvoorbeeld de klederdracht van Duitse kolonisten over), bewaarden de Himba hun tradities. Maar het ging hen niet voor de wind. Niet alleen de droogte speelde hun parten, ook plunderende Nama-bendes (Hottentotten) maakten hun het leven zuur. Menig herder zag zijn vee zonder enige vorm van vergoeding van eigenaar veranderen en ging aan de bedelstaf. Verwanten in Angola, op wie ze dan graag een beroep deden, noemden hen smalend de ovahimba, de bedelaars.

Het landschap waar we door rijden, bestaat vooral uit rode aarde. Dor en leeg in westerse ogen, maar vol betekenis voor de Himba.

Rina Sherman: “Ze gaan op een heel andere manier met ruimte om, hebben veel meer het gevoel erbij te horen. Je ziet dat goed in hun dansen. Terwijl wij op de maat met de voeten de grond aanraken – als zochten we op die manier contact met de aarde – heffen zij dan juist hun voeten op, alsof ze uit de grond verrijzen. En zo ervaren zij het ook: ze zijn uit de aarde geboren en maken er deel van uit.”

De Himba lezen hun omgeving. Ze kennen elke komma, elke steen. En zien het onzichtbare. Dit landschap is lang niet zo maagdelijk als het lijkt. Sherman: “Je mag ook niet zomaar overal komen, bepaalde grenzen overschrijd je niet. Neem het heilige vuur of de waterbronnen: die behoren aan bepaalde families, als buitenstaander kom je daar niet aan. Voor hen is de ruimte zwanger van tekens, symbolen en verhalen.”

Verhalen. De Himba vertellen en verzinnen ze continu. Neem nu hun hymnen, van vader op zoon doorgegeven, maar ook voortdurend aangepast. Terwijl ze door het veld stappen of vee hoeden improviseren ze constant op die liederen. Ze voegen er nieuwe elementen aan toe, laten andere weg.

Sherman: “Ik ga daar graag in mee. Op mijn manier vind ik dan Parijs voor hen uit. En het doet er niet toe of we de waarheid vertellen, als de verhalen maar mooi zijn. Met hoofdman Ukoruavi kan ik eindeloos doordraven. Op een dag zei hij: ‘Rina, wanneer ga je nu eens trouwen, je kunt toch niet eeuwig alleen blijven.’ Oké, zei ik, maar net als jullie mannen hier drie vrouwen mogen trouwen, zo wil ik ook drie mannen. Uitsluitend Tjambiru (edellieden), mooi en sterk. ‘Jij bent werkelijk speciaal’, antwoordde hij, maar verspreidde wel het gerucht. De ene na de andere man kwam zich toen aanmelden, dagenlang, maar ik vertelde hen telkens dat alleen zij die door de hoofdman zelf werden aangebracht in aanmerking kwamen. Op een avond riep Ukoruavi mij naast zich aan het vuur. ‘En, heb je je keuze al gemaakt?’ Neen, zei ik, sinds ik je die vraag stelde, heb ik nog niets gehoord. De stenen spreken niet, ze zwijgen. Ik wacht op geluid, Ukoruavi ( bij de Himba hoort een vrouw haar minnaar al van verre naderen: hij waarschuwt haar door hard te klepperen op de stenen). Waarop we een avond lang fantaseerden op het thema, gekscheerden, schaterlachten.” Himba houden van verhalen en van spelletjes. Zo zijn er de leeftijdsgroepen.

Bijvoorbeeld een groep jongens die op dezelfde dag besneden werden. Als op die dag iemand een aap of een leeuw doodt, wordt zo’n groep al gauw de apen- of de leeuwengroep genoemd. Toen in 1939 het eerste vliegtuig in Opuwo landde, ontstond er prompt een vliegtuigengroep. Echtgenotes van mannen uit die groep mogen nooit het woord vliegtuig in de mond nemen. Doen ze dat toch, dan moet hun man een boete betalen en een groot feest organiseren. Zo komen ze natuurlijk aan een leuke feestkalender in Himbaland.

Aan fantasie dus geen gebrek. “Bovendien zijn het echt rasacteurs”, zegt Sherman. “Met een enorm gevoel voor performance. Op een dag stond Ukoruavi plots onaangekondigd in mijn keuken. Hij weet dat ik daar niet van hou, ik sta op mijn privacy. Bezoekers waarschuwen mij door luid hun keel te schrapen of zwaar te stappen. Niet zo Ukoruavi die dag. Omdat hij wist dat ik boos zou worden, greep hij mijn kat en drapeerde ze als een bontkraag om zijn hals. Toen hij zag dat het werkte, dat ik moeite had om niet te lachen, drapeerde hij de kat als een tulband op zijn hoofd, wat ze nog liet betijen ook, terwijl hij de gekste smoelen opzette. In Parijs maak je zoiets in het theater mee, hier is het dagelijkse kost.”

Sherman voelt zich diep betrokken bij de Himba. Ze deelt het kamp met Ukoruavi en zijn familie, een dertigtal mensen, allemaal Tsjambiru, dus van adellijke afkomst. Voelt ze zich opgenomen in de gemeenschap? “O ja, er is chemie, een echte relatie. Met vallen en opstaan heb ik ook hun spelregels geleerd. Het betaamt bijvoorbeeld niet dat ik zomaar in mijn eentje de bush in trek. Dat doet een vrouw niet. Hoewel ik mezelf kan beredderen, voelt Ukoruavi zich toch verantwoordelijk.”

Twee mensen assisteren haar bij haar werk, bij een film en een boek over hun verhalen, hymnen en mythen. Die intieme relatie staat het wetenschappelijk werk soms in de weg. “Objectieve analyse wordt moeilijker. Mensen die komen en gaan, kunnen makkelijker observeren. Maar ik geloof niet in objectiviteit. Het standpunt van de neutrale waarnemer interesseert me niet. Ik wil participeren, deelnemen aan hun leven. In het boek zal ik ook een zeer persoonlijk standpunt innemen.”

Kun je ooit helemaal thuiskomen in een cultuur die niet de jouwe is? Met andere waarden en inzichten? Ze zucht, kijkt mijmerend om zich heen. “Je leeft zonder culturele herinnering, zonder persoonlijk referentiekader, en je komt jezelf tegen op een manier die ik nooit voor mogelijk hield. De hersenschimmen reizen mee. Onzichtbaar en beweeglijk, ze glippen in je koffers en ontsnappen op onbewaakte momenten. Toen ik na mijn eerste jaar Etanga in Parijs terugkwam, herkende ik mezelf niet in de spiegel. Wat een schok! Ik keek naar mijn bureau, mijn spullen, en dacht: wat is dit allemaal, wat heeft dat met mij te maken? Wie ben ik, wat doe ik? Om te overleven heb ik toch wat afstand moeten nemen van die twijfels. Je kunt jezelf verliezen in een cultuur die je referenties niet deelt. Maar hoe hoog ook de prijs, hier wil ik zijn.”

Toch komt op een dag onvermijdelijk het afscheid. Een jaar filmen nog en een jaar om af te ronden. “Daarna? Ja, wat dan? Ik zal niet halsoverkop mijn koffers pakken. Die mensen niet zomaar in de steek laten, we hebben veel te intens geleefd. Soms stop ik midden in de bush, leg de 4×4 stil, bekijk het landschap en realiseer me hoe diep gelukkig ik hier ben. Fysiek, mentaal, emotioneel, spiritueel: totaal! Weet je wat mij verontrust? ( plots met tranen in de ogen) Het was een droom om hier te zijn en die droom is waar geworden. Dat kan toch niet de bedoeling zijn van dromen?”

praktisch

We bezochten de Himba met Afrika-specialist Footprints. Een bezoek aan de kraal van Ohungumulo maakt deel uit van de Himba-safari, een 22-daagse kampeerreis met omgebouwde 4×4 Mercedes Truck door Namibië-Botswana-Zimbabwe. De reis omvat een reeks hoogtepunten in Namibië (Namib-woestijn, Himba-dorp, Etosha National Park) en Botswana (Chobe National Park en Okavango-delta) en eindigt in Zimbabwe (Victoria Falls). Prijs per persoon in volpension (15 overnachtingen in tenten, 4 in guesthouses): 108.990 fr.

Info: Footprints, Vlasmarkt 10, 9000 Gent, Tel. 09-225 80 90, e-mail: koen@footprints.be

De reis ging via Windhoek met Air Namibië, die op maandag, woensdag, donderdag en zaterdag vanuit Frankfurt naar Windhoek vliegt en op zaterdag vanuit Londen.

Info: Tel. 02-712 64 20, fax: 02-720 61 47.

Website Rina Sherman: http://www.iwwn.com.na/LTFA/about.html

Tekst en foto’s Ann Lepère

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content