De stek van de speurneus

De flat ademt de geest van de seventies, met een open plan, witte wanden, houten vloeren en heel wat origineel design. De eettafel is van Edward Wormley, de wandlamp van Arredoluce, de kunstwerken aan de muur van Bram Bogart. © JAN VERLINDE

VOLGENS DE BRUSSELSE DESIGNANTIQUAIR JEAN-CLAUDE JACQUEMART ZIJN FLATS UIT DE JAREN ZEVENTIG VEEL AANTREKKELIJKER DAN VELEN DENKEN. ZIJN DAKAPPARTEMENT UIT 1979 IS IN IEDER GEVAL EEN SCHITTERENDE ANKERPLEK.

Veel mensen zoeken een leuk huis of een toffe flat, maar vinden niet wat ze echt willen omdat de prijzen vaak te hoog liggen. “Bijna iedereen haalt zijn neus op voor flatgebouwen uit de jaren zestig en zeventig omdat ze er vanbuiten niet zo aantrekkelijk uitzien. Maar ze hebben ongelijk”, zegt Jean-Claude Jacquemart. Zelf vond hij enkele maanden geleden in Brussel een geschikte flat met mezzanine uit 1979. “Dat is nog net de goede periode. In de jaren tachtig werd veel meer bespaard op ruimte. Appartementen uit de seventies zijn ruim bemeten, ze hebben veel lichtinval en zijn soms ook bouwkundig best boeiend. Je moet natuurlijk een beetje de architectuur weten in te schatten en hier en daar wat herkneden.”

Opmerkelijk is dat de vorige dakflat van Jean-Claude er niet veel anders uitzag dan deze. “Ja, grappig is dat. Als mijn vrienden hier binnenkomen, zijn ze verbaasd omdat het appartement zowat dezelfde indeling en lichtinval heeft als het vorige, en voor de deur staat weer een kerk. Dan vragen ze waarom ik verhuisd ben. Tja, ik wilde gewoon een andere buurt en ik was toe aan een nieuwe inrichting. Ik wilde ook heel wat spullen kwijt.” Qua inrichting is de nieuwe woning nog mooier dan de vorige, mede dankzij enkele kleine, maar belangrijke ingrepen. “Zo’n bouw uit de jaren zeventig is meestal degelijk maar de afwerking is niet altijd even mooi”, legt Jean-Claude uit. “Deze flat zag er oorspronkelijk een stuk burgerlijker uit, met een houten trapje. Ook de lay-out was minder strak dan nu. Ik heb de trap laten vervangen, eerst dacht ik aan een simpele metalen trap, maar deze witte constructie van geschilderd mdf vond ik uiteindelijk mooier. Dat is dan ook de lijn geworden van de hele stijl, met enkele accenten uit de jaren twintig, zoals het constructivistische balkon van de mezzanine.”

Fan van de fifties

De stijl en de artistieke sfeer van het interieur sluiten perfect aan bij de collectie van Jean-Claude, die al heel lang kunst en vintage verzamelt. “Als collectioneur heb je al snel te veel. Gelukkig verhuis ik nu en dan. Dat is een prima gelegenheid om te selecteren. Mijn vorige flat stond echt te vol. Nu vraag ik mij af wat ik nog echt wil bijhouden.” En dat is blijkbaar behoorlijk veel. “Ja, ik wil ook niet te veel opruimen, anders wordt je interieur zo steriel en netjes”, lacht Jean-Claude. “Ik wil ook niet dat de flat één stijl heeft. Er moet een rode draad zijn, maar in de collectie mag er van alles zitten. Aan sommige dingen ben ik meer gehecht dan aan andere. Boeken en lampen bijvoorbeeld. Ik heb enkele prachtige lampen van René Mathieu en Angelo Lelli.” Voor liefhebbers van vintage design zijn dat klinkende namen van lampendesigners uit de jaren vijftig. “Ik ben verzot op alles uit die periode, maar voor bij mij thuis, niet voor in de winkel, daar heb ik veel minder objecten uit die tijd. De reden voor deze belangstelling is niet omdat ik die objecten in mijn jeugd zelf gekend heb. Integendeel, ik ben opgegroeid in een klassiek huis vol antiek.”

Opgelet voor snobisme

In de buurt van het Brugmannplein in Elsene heeft Jean-Claude een galerie waar hij kunst en naoorlogse vintage exposeert. Zijn collectie wordt door heel wat decorateurs gewaardeerd. “Ik hou van design, maar je mag er geen must van maken”, zegt hij. “Iedereen heeft er nu de mond van vol, je moet opletten dat het geen snobisme wordt met veel name dropping. Er zijn ook veel leuke spullen waarvan noch de ontwerper noch de fabrikant bekend zijn. Die anonieme creaties kunnen even mooi zijn en ze zijn veel minder prijzig. Vergeet niet dat er achter de hele designhype heel wat marketing schuilgaat.”

“Overigens”, voegt hij eraan toe, “ben ik eigenlijk niet altijd fan van design. Ik moet bijvoorbeeld niet hebben van designhotels die op woningen lijken, of van woningen die op hotels lijken. Ik hou van persoonlijke interieurs, met objecten waar verhalen aan vasthangen en die ook niet allemaal bij elkaar passen. Soms mag het best wat eclectisch zijn. Bij mij hangt er ook van alles, van oud werk van Bram Bogart tot iets uit de zeventiende eeuw. Kopen en verzamelen moet je doen met passie, met veel geduld en nieuwsgierigheid. Overal is er wel iets spannends te vinden. Het ontdekken op zich is leuk. Maar als je iets vindt, moet je toeslaan, want om de hoek staat altijd wel een ander die hetzelfde zoekt.” Goede raad van een ervaren speurneus met een fijne smaak.

-Info : Jean-Claude Jacquemart, Darwinstraat 50, 1050 Brussel.

TEKST PIET SWIMBERGHE – FOTO’S JAN VERLINDE

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content