Leefbaarheid is vooral saai, en steden vinden pas echt hun draai als de urbanisten allang weer naar huis zijn. Architectuurhistoricus Wouter Vanstiphout heeft zo zijn eigen visie op het ongetemde leven van en in de stad.

Het is de eerste dag van het nieuwe schooljaar op de faculteit Bouwkunde aan de Technische Universiteit van Delft. Hoogleraar Wouter Vanstiphout ziet de nieuwe lichting graag komen. “Er zijn 450 nieuwe studenten. Stuk voor stuk geloven ze dat je de wereld kunt ontwerpen. Dat je de buitenwereld kunt voorspellen en beheersen. Ik snap dat. Ik hou van die megalomanie, want ik heb hem ook in mij.” En toch is Vanstiphout geen architect. Maar wel een architectuurhistoricus die zich specialiseerde in de stad. Omdat de heftige veranderingen van steden hem fascineren. En de massale investeringen in stadsvernieuwing. Stadsrellen ook. Hij staat aan het hoofd van de leerstoel Ontwerp en Politiek.

Wat is uw rol op deze universiteit ? Wouter Vanstiphout : Ik ben nu twee jaar op deze post. Mijn hoofddoel is studenten doen beseffen dat design en politiek geen twee verschillende werelden zijn. Het is mijn wens dat elke architect goed beseft dat hij aan politiek doet. Dat ze voelen dat architectuur politiek letterlijk zichtbaar maakt. Een stad kan vol lelijke gebouwen staan. Of vol uitnodigende gebouwen waar je niet in mag. Dat zegt iets over die stad.

Hoe doet u dat concreet ? Ik bombardeer studenten met kritische vragen. “Hoe is het nu in het echt ? Probeer je voor te stellen dat je er woont, dat je zeventig jaar bent ? Dat het nacht is ? Ik probeer hen heel de tijd uit hun rol van architect te duwen. Ik wijs hen op de processen die achter stadsplanning zitten. Follow the money. Wie is de opdrachtgever ? Wat wil die bereiken ? Welke politieke of economische of sociale prioriteiten stellen we met dit project ?

U hebt ook een eigen bureau waarmee u zelf aan stadsplanning doet. Ik ben geen architect. Maar ik woonde wel in Rotterdam tijdens de topdagen van architectuur in Nederland. En Rotterdam was dé place to be op dat vlak. Er was het NAi, de Kunsthal, het eerste echte gebouw van Rem Koolhaas, allemaal in onze voortuin. Er heerste een groot optimisme, een avant-gardesfeer. Dan ga je toch niet de historicus zitten uithangen ? Dan wil je meedoen. Dus startten we ons eigen bureau Crimson.

Daarmee hebben we in de allereerste fase meegedacht over de Leidsche Rijn in Utrecht. Daarna volgde de herstructurering van Hoogvliet, een arme satellietstad van Rotterdam. Niet alleen deden we er theoretisch onderzoek, maar we hebben ook namens woningcorporaties en de overheid gebouwen en woonwijken ontwikkeld samen met architecten. We werken nu aan de herontwikkeling van een spoorbaan uit de negentiende eeuw.

Wat is uw definitie van een stad ? Er zijn definities die het over dichtheid hebben, en dan zou Vlaanderen één grote stad zijn, een Los Angeles-achtige sprawl. Maar dat klopt niet volgens mij. Ik heb zelf tot mijn vijfde in Vlaanderen gewoond en ging jarenlang elk weekend op bezoek. En in de praktijk kun je niet zeggen dat Vlaanderen een stad is, je zou zelfs kunnen zeggen dat de stad in Vlaanderen een uitzondering is. Je had er niet de massale trek naar de stad zoals in Nederland of in Frankrijk. Het dorp blijft toch min of meer de norm. Kennelijk zijn jullie dorpen in staat om nog genoeg woningen te bieden, en scholen en werk.

Sinds een paar jaar zou de helft van de wereldbevolking in steden wonen ? Ik heb moeite met zulke cijfers en ook met administratieve afbakeningen. Een definitie van een stad in puur kwantificeerbare, objectiveerbare termen is moeilijk en volgens mij ook niet nuttig. Ik denk dat een stad in de eerste plaats cultureel of so-ciaal gedefinieerd moet worden. Het gaat over een ander soort leven. Naar een stad ga je om je verder te ontwikkelen. Om aan iets te ontstijgen. De meeste steden oefenen aantrekkingskracht uit op ofwel jongeren, of op ambitieuze rijke mensen, of op armen en immigranten. Allemaal mensen die nog niet precies weten hoe ze hun leven kunnen of willen inrichten. Die verder moeten of willen. De stad is een emancipatiemachine, waar je getransformeerd wordt. Van de ene fase naar de andere, of van de ene klasse naar de andere, of naar een ander kennisniveau. Armen komen er terecht omdat er een kans is op werk, een kans op netwerken van mensen die zullen helpen. Steden zijn springplanken, of putten waar je nooit meer uitkomt. Een high risk-omgeving. Dat is wat hen onderscheidt.

Hoe zijn steden geëvolueerd in de loop van de geschiedenis ? Er is een prachtige tekening van de Engelse architect Cedric Price, die de stadsgeschiedenis samenvat aan de hand van de drie bereidingswijzen van een ei. De stad was een doormidden gesneden gekookt ei, de ommuurde stad. Vanaf de zeventiende eeuw werd ze een spiegelei, met ver uitlopende buitenwijken. En nu evolueren we naar een roerei, een stad zonder duidelijk centrum, waar centrale functies, suburbane activiteiten, dichte bebouwing en bijna landelijke stukken, door elkaar zijn geklutst in een massa die soms hele regio’s bedekt. Maar misschien nog belangrijker is de rol die steden nationaal en internationaal zijn gaan spelen. Enerzijds hebben steden in de 21ste eeuw erg weinig autonomie ten opzichte van de nationale politiek. En anderzijds zie je dat steden zich internationaal wel profileren als merken : als de meest competitieve, de meest sportieve, de businessstad, de shoppingstad van de wereld…

Beide evoluties zijn volgens mij een probleem. Wie een stad als merk ziet, kijkt te statistisch naar haar inwoners. Hier zijn te veel rijken, daar te veel armen, daar is te veel werkloosheid, daar te veel allochtonen. Steden willen doelen bereiken : de Olympische Spelen binnenhalen bijvoorbeeld. En de inwoners zijn soms het middel om iets te bereiken in plaats van het doel. Je zou het andersom moeten bekijken. Wie zijn deze mensen ? Wat hebben ze nodig ? Wat zijn ze van plan ? Als een wijk slimmer, rijker en gezonder moet worden gemaakt, gebeurt dat nu door meer middenstandsgezinnen aan te trekken, waardoor de statistieken van inkomens, werkloosheid en gezondheid verbeteren. Maar waar zijn de armen die er woonden dan naartoe ? Die zijn niet rijker geworden en ze zijn niet aan het werk. Ze zijn gewoon weg. Het is een illusie van verbetering.

Dus u zegt dat de huidige stadsverbeteringsprojecten zelden een succes zijn ? Ja. We onderzoeken samen met het International New Towns Institute (INTI) ook New Towns, steden die na de Tweede Wereldoorlog volgens modernistische principes zijn gebouwd. Nu bestaan er ook zulke New Towns, vooral in Azië. Binnenkort verschijnt er een boek waarin we die historische concepten aftoetsen aan de werkelijkheid. Die stedenbouwkundigen gaan naar huis, en dan ? Volgens ons begint het dan pas. Bijna zonder uitzondering zijn die steden mislukt. Ze beantwoorden niet aan de normen die de planners hebben gesteld. In het boek onderzoeken we de Aziatische New Towns, die ontstaan zijn omdat er ergens ineens veel werk was, of omdat een grens is opengegaan, of omdat de boeren uit de buurt geen andere oplossing meer zagen dan naar de stad te trekken. Die nieuwe New Towns lijden onder het feit dat ze voor één doel zijn ontwikkeld, een leisure city voor toeristen, een ecological city om ecologische technieken te laten zien, een political city waarmee een heerser zijn macht wil laten zien, een economic city… Dikwijls plekken met een hoogst artificieel karakter, extreem afhankelijk van één soort economie. Ze hebben niet dezelfde veerkracht als over de eeuwen heen gegroeide steden. We zien ook dat ze dikwijls zijn gebaseerd op uiterst formuleachtige modellen, waardoor alles ver van elkaar af ligt en er automatische een van de auto afhankelijke voorstad ontstaat. Architectuur speelt er een belangrijke rol, maar alleen aan het eind, als opsmuk. De nieuwe New Towns hebben opvallend weinig geleerd van de problemen die zijn ontstaan in de vorige generatie. Ons oordeel is dus niet uiterst enthousiast, maar we moeten ook ruimte laten voor de verrassing, want steden zijn per definitie onvoorspelbaar. Dus we kunnen pas echt iets zeggen over deze steden als ze er een paar decennia staan.

Hoe kan een stad zichzelf dan toch verbeteren volgens u ? Door af te stappen van een telbare norm voor leefbaarheid. De stad is gewoon wat ze is. Daarin moet je optimistisch fatalistisch zijn. Je moet iedere stad op zichzelf proberen te begrijpen, en alles wat je doet, moet eigenlijk voortkomen uit een idee dat alleen maar daar had kunnen ontstaan.

Ik ben van plan een grootschalig onderzoek uit te voeren. Ik wil zes steden die de laatste veertig jaar enorm veranderd zijn, van heel dichtbij onderzoeken. Kaapstad, Barcelona, Shenzhen bij Hongkong, Detroit, Medellín in Colombia en Teheran. In alle zes is ongelooflijk geïnvesteerd in stadsplanning, maar alle zes hebben ze ook andere veranderingen meegemaakt : het wegvallen van apartheid, de opkomst van drugskartels, een islamitische revolutie, de val van een regime… Ik wil case per case onderzoeken wat het netto- effect van stadsplanning eigenlijk geweest is.

Welke rol ziet u voor stadsplanners in de toekomst ? Ik geloof in de architect die de stad observeert, mogelijkheden ziet en aan elkaar plakt. Niemand, hoe geniaal ook, kan iets bedenken dat slimmer, rijker of interessanter is dan wat er vanzelf ontstaat in de stad. De hogere loyaliteit van architecten moet bij het publiek liggen. Meer dan ooit, want de overheid trekt zich steeds meer terug. Een projectontwikkelaar bouwt een school en de overheid huurt dan die school. Zo werken dingen nu. Als de overheid wordt uitgeschakeld, dan moet de architect haar rol overnemen. Om het sentimenteel te zeggen moet de architect aan de kant van de kinderen gaan staan als hij een school bouwt. Niet aan de kant van het bouwbedrijf.

Zijn er steden die het wel goed aanpakken ? In Medellín in Colombia heersten drugsbendes en criminaliteit. De burgemeester heeft daar te midden de krottenwijken en in probleemzones enkele publieke gebouwen opgetrokken van een fantastisch hoge kwaliteit. Het was letterlijk een symbool om aan de mensen te zeggen : “Wij als overheid zijn met jullie bezig.” Hij wilde de mensen een voor een weer doen geloven in de overheid. Hij wilde het lot van de gemeenschap verbeteren.

Welke steden worden over het algemeen gezien als de meest leefbare ? Dat zijn meestal steden waar een combinatie is van Europese rust en stabiliteit, goede openbare voorzieningen, rijkdom en veel cultuur. De lijsten worden aangevoerd door steeds dezelfde steden, soms in verschillende volgordes, Wenen, Zürich, München. Dikwijls zijn het saaie cultuursteden, die nauwelijks groeien en waar ik persoonlijk nooit zou willen wonen. Zelfs het pittoreske Amsterdam is te edgy voor de leefbaarheids- en aantrekkelijkheidscriteria. Als een stad perfect lukt volgens de plannen, dan is het alsof je in een virtuele wereld rondloopt. Totaal clean, totaal gecontroleerd, totaal oninteressant, saai, voorspelbaar. De steden die letterlijk het meest mensen aantrekken, zijn dikwijls de meest onleefbare, onveilige, apocalyptische hypersteden die je je kunt bedenken : Mumbai, Lagos, Caïro,…

Welke visies op een leefbare stad zijn op dit moment het meest toonaangevend ? Een van de grote goeroes is Richard Florida. Die vindt dat steden innovatief moeten zijn, en creatief. Dat er geïnvesteerd moet worden in innovatie en onderwijs, in communicatie en in social media, in cultuur. In progressie. En een andere heel grote stroming is die van alles wat met hightechduurzaamheid te maken heeft, Masdar City in Abu Dhabi. Dit is een zeer technische visie waarin de menselijke samenleving in de meest extreme vorm wordt gereduceerd tot CO2 producerende mechanismen.

Het zijn de meest populaire stromingen. Maar de echte drijfveren hebben geen goeroe. Dat zijn bijvoorbeeld migratie of de bouwindustrie zelf. Of de virtuele financiële economie. Die zorgt er bijvoorbeeld voor dat er nieuwe gebouwen worden gebouwd door investeerders terwijl er andere leeg blijven staan omdat andere investeerders ze niet willen verkopen of herbestemmen. Het zijn tendensen die heel diep zitten in het DNA van sommige steden. Maar er zijn ook nog andere factoren die meespelen. Het is een soort chaostheorie per stad.

DOOR LEEN CREVE – ILLUSTRATIE PIETER GAUDESABOOS

“Naar een stad ga je om je verder te ontwikkelen. Om aan iets te ontstijgen.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content