“Het leven van een schrijver is er een zonder glamour”, zei Hugo Claus ooit. “Aan een schrijftafel zitten is saai en voor je het weet heb je een kromme rug.” Ondanks die boutade kwam geen Belgische schrijver ooit dichter in de buurt van het leven van the rich and famous. Een gesprek met intimi aan de vooravond van zijn 75ste verjaardag.

Met dank aan Kris Landuyt (antiquariaat de Slegte) en fotograaf Gerald Dauphin.

Claus & drank

Marc de Bourgogne, Calvados, Pinot Auxerrois en Mandarine chauffée : het zijn maar enkele van de alcoholische dranken die opduiken in de boeken van Claus, die ooit beweerde zelf een fles whisky per dag te ledigen. “Ik heb zowel Hugo Claus als W.F. Hermans goed gekend”, zegt Freddy de Vree, goede vriend van de schrijver. “Bij allebei was het feest als je er kwam. Maar bij Hermans was dat niet zijn natuurlijke staat. Bij Claus wel. Ik heb hem nooit verkrampt geweten. Hij zit vol fantastische oneliners en is meestal vrolijk, ook al drinkt hij in werkelijkheid niet zoveel.”

“Zou ook moeilijk zijn”, zegt Georges Wildemeersch, de UA-professor die van Claus zowat zijn levenswerk maakt. “Je kunt moeilijk al die boeken schrijven als je een fles whisky per dag drinkt en ook nog eens nachtenlang achter de wijven aanzit.”

Sylvia Kristel, zijn voormalige geliefde : “Aan tafel kon Hugo wel genieten van een goed glas wijn, maar overdag werd er geen whisky gedronken. Dat gebeurde wel met vrienden, maar ook niet elke dag. Ik herinner me die keer in La tour d’argent, halfweg de jaren zeventig. Samen met Harry Mulisch, Cees Nooteboom en Liesbeth List werden we uitgenodigd om in de kelders nog wat speciale cognacs te proeven. De volgende dag keek ik Hugo aan en zei : ‘Hoe zie jij eruit ? Al je aders zijn gesprongen !’ Hij keek terug en zei : ‘Nou, bij jou ook.’ Helemaal roodgevlekt waren we. Een acute alcoholvergiftiging.”

Claus & auto’s

Een grote liefhebber van de automobiel kun je Claus bezwaarlijk noemen. “Hij kan zelf niet rijden”, zegt Freddy de Vree. “Zodra hij in een auto zit, valt hij in slaap. Hij heeft zo al een paar ongevallen overleefd zonder ze bewust mee te maken. Zoals die keer met die man die achter het stuur een hartaanval kreeg. Hugo trok pas één oog open toen de auto al in de berm was beland. Die keer in Frankrijk, begin jaren negentig, viel het minder goed mee. Hij kreeg toen een klap op zijn rug waar hij nog steeds niet helemaal van is bekomen. Heel veel last heeft hij daarvan gehad.”

“Ja, dat was ernstig,” beaamt professor Wildemeersch, “ook psychologisch. Hij vertelde hoe hij gekneld zat, benzine rook en rond de auto Franse landarbeiders zag staan, hun sigaret nonchalant in een mondhoek. Hij heeft toen echt gedacht dat het afgelopen was.”

Die aversie voor auto’s neemt niet weg dat Claus er in zijn gloriedagen fraaie exemplaren op heeft nagehouden. “We begonnen met een witte Cadillac Convertible,” herinnert Sylvia Kristel zich, “met een roodleren bekleding. Maar dat vond hij al vlug een beetje gênant. Toen heb ik maar een Mercedes gekocht. Omdat geen van ons beiden over een rijbewijs beschikte, hadden we in Parijs een chauffeur. In elk ander land namen we taxi’s. Ik begrijp trouwens heel goed waarom Hugo zelf niet wil rijden. Je moet op allerlei dingen letten die niets voor een kunstenaar zijn. Op het kortste traject zou hij waarschijnlijk al drie doden hebben gemaakt.”

Claus & film

“Mensen van mijn leeftijd zijn nu eenmaal enorm door de film beïnvloed,” zei Claus in mei 1978 aan collega Jan Brokken, “en ik wilde zo dicht mogelijk bij die wereld komen. De droom, daar ging het om. De droom heeft de allures van de film, van het beeld. Glamour, dat is het.”

Sylvia Kristel : “Als we het over glamour hebben, moet ik vooral aan die vroege jaren zeventig denken, toen we in Frankrijk woonden en veel naar het filmfestival van Cannes gingen. De eerste keer werden we echt overweldigd door de hoeveelheid sterren die daar in het wild rondliepen. Op een gegeven moment kwamen we aan tafel te zitten met Fred Astaire, Gene Kelly, Cary Grant en Johnny Weissmuller, die een beetje gaga was en te pas en te onpas zijn oerkreet liet schallen. Hugo voelde zich meteen op zijn gemak tussen al die sterren. Hij vond het leuk met mij te pronken, gaf ook advies over wat ik wel en niet zou moeten dragen. En zijn Frans was zoveel beter dan het mijne.”

Claus de snob

Parfum van Hermès, brillen van Theo en Starck (tientallen), jeans en sjaaltjes van Armani… “Ik ben een snob”, gaf Claus in 1985 tijdens een interview toe aan Ivan Heylen. “Van mijn chic zwart jasje van Yamamoto zeg ik dat ik het op de rommelmarkt heb gekocht. En mijn motor heb ik zogezegd cadeau gekregen, óók niet waar. Dat is écht snob. Verder lees ik ’s zondags alle Engelse kranten, óók snob.”

Sylvia Kristel: “Ik denk dat hij heel goed is opgevoed door Elly Overzier, zijn eerste vrouw, met wie hij in 1953 naar Rome is getrokken en die een bijzonder goede smaak had. Ze heeft in Italië films gemaakt en was mannequin voor onder meer Balenciaga.”

“Ik heb hem meegemaakt in de tijd van zijden hemden met wilde print, die een beetje leek op de Gucci-print. Hij had toen nog van die asblonde krullen tot op z’n schouders en hij droeg jeans. Toen we rond 1973 naar Parijs verhuisden, liet hij zijn haren knippen en begon hij zich als een gentleman te kleden. Hij staat heel goed met smoking, met dinner-jacket, met van die avondkostuums. Daarnaast houdt hij van zijden hemden en sokken, van kasjmieren jassen, van het fijnste katoen uit Engeland en – toen dat nog mocht – van hele mooie bontjassen. Een dassendrager is hij nooit geweest, meer iemand met zo’n zijden sjaaltje, en later heeft hij dat ook achterwege gelaten omdat het toch een beetje aanvoelde als een strop. Hugo was ook iemand die makkelijk met één bruine en één zwarte schoen de straat kon opgaan. Om te checken of dat wel klopte, had hij te veel andere zaken aan zijn hoofd. Ondanks al die luxe kon hij er een beetje slordig uitzien. Het zal allemaal best wel bestudeerd geweest zijn. Twee verschillende schoenen, ja, maar dat waren dan wel de zachtste kalfsleren instappers van Italiaanse makelij die je je kon dromen.”

Claus de toneelspeler

“Hugo straalt een enorme nonchalance uit, maar is nooit nonchalant”, zegt Freddy de Vree. “In werkelijkheid is hij een perfectionist, een controlefreak zelfs. Zo heeft hij zanglessen gevolgd om zijn stem te moduleren en karate om zijn beweging te oefenen.”

“Claus spéélt de romantische kunstenaar”, zegt ook professor Wildemeersch. “Hij laat zich graag aanleunen dat hij niet kan autorijden, niet kan telefoneren, typen enzovoorts. Dat is een rol. De werkelijkheid vindt hij maar dof en saai, dus is alles goed om die te doorbreken. Eén mogelijkheid daartoe is het spelen van rollen. Zoals dat verhaal dat hij in Parijs nonnen de kap van het hoofd rukte. ‘Je dacht toch niet dat ik dat zomaar deed’, heeft hij daar zelf over gezegd. ‘Dat was omdat ik wist dat er een fotograaf in de buurt was.’ “

“Niet dat hij daar de futiliteit niet van inziet, daar is hij veel te intelligent voor. Maar hij heeft door dat je er met je werk alleen niet komt in deze mediamaatschappij. Wat TomLanoye of Paul Mennes nu doen, dat heeft Claus al veel eerder ingezien. Ik wens het mijn ergste vijand trouwens niet toe zijn biografie te moeten schrijven. Over elk belangrijk feit uit zijn leven dist hij je probleemloos en met een pokerface vijf versies op.”

Gigolo Claus

“Ik ben altijd viriel en wild geweest”, zei Claus in 1985 tijdens een interview met Ivan Heylen. “Maar ik wilde niet gaan werken. Ik dacht dus ook niet aan een muf schrijversbestaan. Nee, ik wilde een succesvolle gigolo zijn. Ik streefde ernaar om mooi, aantrekkelijk en sexy te zijn, zodat knappe vrouwen mij zouden onderhouden.”

Het lijstje van vrouwen die blij waren aan Claus’ zijde te mogen schitteren, is bepaald indrukwekkend : van Elly, de dochter van een Nederlandse reder die hij in 1948 al leert kennen, over zijn passionele relatie met Kitty Courbois in 1970 tot, een paar jaar later maar, de ontmoeting met ‘ Emmanuelle‘ Sylvia Kristel. “Voor één enkele film kreeg ze een hoger salaris dan het budget dat besteed kan worden aan de Nederlandse film in zijn geheel, schrijft W.F. Hermans in het pas verschenen De weerspannige slaper – Parijse notities.

Sylvia Kristel : “Hugo wilde van de vrouwen leven, en dat is hem op een bepaald moment aardig gelukt ook. Hij vond het heerlijk. Ooit heb ik in één dag zeven kostuums voor hem gekocht, met bij elk pak drie zijden hemden en sokken. Eerst dacht ik dat ik hem met geen paard die winkel in zou krijgen, maar dat viel nog mee. Het moest wel in één keer gebeuren : alles gekocht en klaar. Ik vond het belangrijk dat we, als we naar Cannes gingen, het mooiste paar waren dat daar rondliep.”

“Ik heb wel gemerkt dat het libido kan evolueren met de jaren”, zou Claus in september 1978 aan Humo zeggen. “Vroeger was het bijvoorbeeld ondenkbaar dat ik met een lelijke vrouw naar bed ging. Door de jaren heen ben ik dat als een misprijzenswaardige houding gaan beschouwen en nu kan ik dat wél. Waarom gaat een man trouwens naar bed met een mooie vrouw ? Toch meestal omdat hij zichzelf met haar bewonderd wil zien door anderen.”

Claus de charmeur

“Ik heb het meegemaakt dat er twee tegelijk bij hem kwamen aanbellen”, zegt Freddy de Vree over de vrouwen in Claus’ leven. “Hij ging daar graag op in, en ik heb nooit geweten dat ze klaagden of jaloers waren. Het was hun moment de gloire. Wel heeft hij een paar stalksters gehad, in Amsterdam en in Gent. Een van die meisjes kwam zelfs voor zijn deur slapen. Het is geëindigd met telefoontjes naar haar ouders, die haar tot twee keer hebben moeten laten opsluiten.”

Sylvia herinnert zich uit haar hoogdagen in de seventies een feestje met Claus waar een heleboel beroemdheden bij elkaar zaten, onder wie de Engelse ontwerpster Zandra Rhodes. “De vrouwen zwermden weer als vliegen om hem heen”, zegt ze. “Maar die Rhodes had duidelijk te veel gedronken en bakte het wel erg bruin. Dat mens ging gewoon regelrecht op zijn schoot zitten. Op een bepaald moment ben ik onze jassen gaan halen en heb ik tegen Hugo gezegd : ‘We moeten naar huis.’ ‘Waarom dan ?’ vroeg hij verbaasd. ‘Zie je die stoom niet uit mijn oren komen ?’ siste ik. Hij is toen gewillig meegegaan naar huis. Ik denk trouwens niet dat hij in de tijd dat we samen waren geheime afspraakjes had. En mocht hij die wel hebben gehad, dan was hij gentleman genoeg om mij dat niet te laten merken.”

Claus zelf, in een interview met Panorama uit ’85 : “Het snelle, stierachtige bespringen is mijn stijl niet. Het is heel onelegant om dat van jezelf te zeggen, maar ik geloof dat ik in die materie stijl heb.”

Claus & huizen

Claus woonde onder meer in Gent, Amsterdam, Rome en Parijs. Met Freddy de Vree trok hij op reis door Mexico en ging hij met vakantie naar L.A. Met Kristel deed hij onder meer Thailand, Hongkong, Bali, de Canarische Eilanden en Portugal aan, en dat is maar een kleine greep uit zijn talrijke reisbestemmingen. “We zijn veel op vakantie geweest,” aldus Kristel, “maar dat was niets extravagants. Wel altijd naar een plek waar je goed kon eten. Maar verlangen niet alle Belgen dat ?”

Ondanks dat nomadenbloed, staat Hugo Claus ook bekend als een verwoed verzamelaar van huizen. Dat zit hem blijkbaar in de genen. “Zijn vader had al de gewoonte om een huis helemaal op te knappen in ruil voor de huur”, zegt Freddy de Vree. “Als het na een jaar of zo af was, trok hij weer verder naar het volgende. Hugo heeft dat blijkbaar van hem geërfd. In zijn leven heeft hij heel wat panden gekocht en verkocht.”

Sylvia Kristel : “Het huis in Zuid-Frankrijk willen Hugo en Veerle ( zijn huidige vrouw) verkopen. Hugo was zo geschrokken van het gebrek aan kwaliteit van de medische zorgen daar – kakkerlakken op de ziekenhuisvloer – dat hij niet snel genoeg kon terugkeren.”

Claus & geld

“Laten we niet over geld spreken”, weerde Claus in 1985 interviewer Ivan Heylen af. “Het wordt als ondelicaat beschouwd als een schrijver het over geld heeft. Een auteur mag het alleen hebben over zijn ziel en over de kunst. Maar als ik weer eens een staatsprijs krijg, denk ik : ik betaal verdomme drie keer zoveel aan belastingen.”

“Hij heeft wel mooie dingen, maar is niet aan het materiële gehecht”, zegt de Vree. “In Gent woonde hij in appartementjes van nul-de-botten, met twee of drie boeken. Het beter inrichten, daar had hij geen zin in.”

Sylvia Kristel : “Hij noemt zichzelf graag een asceet. Toen het uit was tussen ons, hebben we nog een tijd een knipperlichtrelatie gehad. Hij kwam me opzoeken in Los Angeles of Boedapest en was dan een grote steun. Hij ontdeed mijn leven van alle franjes, zoals meubelen, en verving die door schildersezels. Hij heeft gezegd dat ik absoluut moest gaan schilderen, want hij zag het einde natuurlijk al naderen. Als je carrière op schoonheid gebaseerd is, moet je zorgen dat je een tweede truc in de kast hebt liggen.”

Claus de legende

Uitzonderlijk aan dit “idool & icoon van deze tijd”, zoals professor Wildemeersch Claus noemt, is dat er bij leven al een universitair studiecentrum (aan de UA) aan hem is gewijd. Dat overkomt Nederlandstalige schrijvers niet zo snel. Sommige uitgaven van Claus’ boeken zijn trouwens echte glamourobjecten geworden. “Van zijn werk bestaan er meer dan honderd bibliofiele edities”, zegt Wildemeersch. Genesis, bijvoorbeeld, 33 gedichten bij evenveel litho’s van Raveel. Of Lovesong, geïllustreerd door Karel Appel, dat maar op één enkel exemplaar is gedrukt. Er zijn verzamelaars die alles willen hebben, elke snipper van de meester. Wie de complete Claus wil, mag rekenen op acht- tot negenhonderd werken. De duurste kunnen tot 15.000 euro kosten.”

De lichamelijke Claus

De Vree : “Claus sukkelt nu een beetje met zijn gezondheid, maar hij heeft altijd een sterke fysiek gehad. Zijn broer sleurde de Leuvense stoof gewoon uit de muur als hij kwaad was. De vader was ook oersterk. Het zit ze blijkbaar in de genen. Hugo in Nukerke, dat was een soort reus.”

Sylvia Kristel : “Hij vond van zichzelf dat hij een nobel uiterlijk had, als een Romeinse keizer. Hij kon daar heel ijdel in zijn. Ik vond het wel leuk dat hij dat zo van zichzelf durfde te zeggen. In Nederland moet je maar liefst zo bescheiden mogelijk zijn, en daar had Hugo geen last van.”

“Hij vond het ook belangrijk om zijn conditie op peil te houden. Toen we in Amsterdam woonden, hadden we een hele grote kamer in het hotel die in twee gedeeld was door een rood gordijn. Achter dat gordijn, dat ik beslist niet mocht openen, kreeg hij karatelessen van mister Okada, een Japanner. Dan hoorde ik gezucht en gesteun, en toen hij na een uur tevoorschijn kwam, was hij knalrood en kletsnat van het zweet. Hij wilde ook sterk zijn voor het geval een of andere onverlaat hem in Amsterdam zou lastigvallen. Dat is één keer gebeurd, toen een kerel op een brommer passeerde en mij een tik op mijn bil gaf. Toen heeft Hugo met z’n mooiste karatetrap die man van z’n brommer gestoten. Daar gaat je hart toch van gloeien ? Het is een beetje asociaal misschien, maar op dat moment vond ik het toch wel knap. Ik was erg dol op Hugo, en dat ben ik eigenlijk nog altijd.”

Maar ook de glamour van oogverblindende vrouwen, een appartement aan een van de mooiste boulevards van Parijs (rue Dante) en elke avond dineren bij Maxim’s wordt voor een lenige geest op den duur blijkbaar slaapverwekkend. In de late jaren zeventig laat Claus het mondaine leven achter zich en trekt hij zich terug op de Vlaamse geboortegrond, waarmee hij altijd al een haat-liefdeverhouding heeft gehad. “Grenzeloos vervelend”, zal hij in mei 1978 het wereldje noemen dat hij in boeken als De koele minnaar heeft beschreven : “Tot op gevorderde leeftijd gaf het mij een kick om met Cary Grant of met Elizabeth Taylor te dineren. Nu ik dat gedaan heb, zie ik in dat ik die overjarige puberachtige dingen moet laten. Wat is er voor glamour aan om Liz Taylor op een bank te zien dronken worden ? De glamour is er alleen voor de toeschouwer die achter de touwen zit en de limousines ziet aankomen voor het festivalpaleis van Cannes. Maar als je zelf in de auto zit, merk je alleen dat acteur Curd Jurgens tweehonderd kilo weegt en dat hij uit zijn bek stinkt.”

Tekst Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content