Pastawonder. Zo heet het handige keukenhulpje waarmee ik deze week het bezoek van Veronique verdiende. Eigenlijk had ik het ding in oktober al besteld, toen Veronique mij liet weten dat ze in haar loft een Tupperware-party organiseerde. Of ik niet langskwam ? Ik moet toegeven dat Tupperware-tuig mijn hart altijd al sneller heeft doen kloppen. Toch schrikte het vooruitzicht de enige man te zijn in een troepje kirrende keukenprinsessen mij af. Alle gemekker over Nieuwe Mannen ten spijt moet ik ze nog tegenkomen : de eerste vrouw die opgewonden raakt van een kerel die met glazige oogjes de raspmaat en dunschiller hanteert.

Van dat pastawonder had ik echter al te veel goeds gehoord om het te laten wegglippen. Lafhartig, zoals het de ware man betaamt, belde ik Veronique om te zeggen dat ik helaas geen tijd had om te komen. Ze kon voor mij wel zo’n ding bestellen, discreet en anoniem. Ik zou het bedrag dan wel storten.

Ze had al vroeger willen komen, zei ze verontschuldigend toen ze met het pastawonder voor mijn deur stond. Sinds mijn bestelling had het leven echter zijn akeligheden over haar uitgestrooid. Eerst was er die aanrijding geweest : whiplash, bijna nieuwe auto total loss. Toen ze van de eerste schrik was bekomen, werd haar moeder geveld door een longembolie. “Mijn zus belde mij op kantoor”, zegt ze. “Het nieuws kwam zo onverwachts dat ik het eerst niet geloofde. Ik haakte in en werkte gewoon verder. Pas een uur later drong het tot me door en ben ik meteen naar huis gereden om mijn vader te helpen met de rouwberichten en al die andere praktische dingen. Je blijft bezig. Tot je daar opeens op tafel dat kopje ziet staan ; het kopje waaruit je moeder altijd dronk. Dat komt hard aan.”

De tranen springen in haar ogen als ze het vertelt. Ze passen slecht bij haar. Als mannen inderdaad van Mars komen en vrouwen van Venus, denk ik dat Vero ergens onderweg per ongeluk verwisseld moet zijn. Ze zet voor de duivel geen stap achteruit, verbergt haar gevoelens achter sarcastische one- liners en boezemt vriend en vijand ontzag in met haar scherpe tong. Met de rugzak trok ze in haar eentje door Canada en Nieuw-Zeeland. Toen ze in Moskou in haar hals opeens een gezwel kreeg ter grootte van een tennisbal, liet ze zich zonder verpinken ter plekke in een staatshospitaal opereren. Ik mag haar wel, al was het maar omdat ze zich neerlegt bij de krullen in haar haar in plaats van daar, zoals de meeste vrouwen die ik ken, met de föhn een uur per dag tegen te vechten.

“De afgelopen jaren heb jij je tegenslagen wel gehad”, trap ik een open deur in, terugdenkend aan de hernia die Vero nog niet zo lang geleden ook al overviel. Ze tilde haar petekind op en – béng – zat voor een halfjaar aan haar bed gekluisterd. De ene seconde ben je een sportieve jonge vrouw, het volgende moment strompel je voort als de heks van het peperkoeken huisje. Anderhalf uur om van haar loft tot bij de slager te geraken. In enkele weken tijd heeft ze meer kabinetten en wachtkamers gezien dan in haar hele jonge leven daarvoor.

“Ik heb wel eens gevloekt omdat ik er altijd alleen voorstond”, bekent Veronique. “Het zou makkelijker geweest zijn met de steun van een man.”

Uit de mond van veel vrouwen zou dit zinnetje banaal klinken. Voor Vero echter houdt het een verregaande vorm van outing in : toegeven dat een man in je leven ook leuk en geruststellend kan zijn. Een rots in de branding, niet zomaar een lomp gewicht dat op de bank zit, zijn kruis krabt en zapt.

“Wel raar dat een aantrekkelijke vrouw als jij zo lang alleen blijft”, zeg ik. “Er moeten toch genoeg aanbidders zijn ?”

“Ik denk dat ik ze te snel doorzie”, antwoordt Vero mistroostig. “Neem nu die kerel die vorige week achter mij aanschoof aan de kassa in de supermarkt. Geen misse gast, redelijk mijn type. Ziet dat er paprika’s, uien en tomatensaus in mijn karretje liggen. Vraagt of ik misschien van plan ben spaghetti te maken. ‘Yep’, zeg ik nog welwillend. En dat ik dat wel elke dag zou kunnen eten. Weet je wat hij daarop antwoordt ? Dat hij graag de saus op mijn spaghetti wil zijn.”

“Je had een dichter aan de haak !”, gnuif ik.

“Ja doei ! Ik heb hem gevraagd hoeveel vrouwen hij met die vondst al verblijd had. Noem het bitchy, maar daar vrààgt zo’n gast toch om ?”

“Openingszinnen zijn meestal niet bedoeld om er de Nobelprijs literatuur mee te winnen”, probeer ik nog. “Misschien moet je een ietsiepietsie minder kritisch zijn ?”

Maar Vero, doof aan dat oor, is al verdiept in de inhoud van mijn boekenkast. Ze wipt er Mobiele Minnaars van Anna Davis uit.

“Leuk ?”

“Ik zou het niet weten, heb het zelf nog niet gelezen. Neem maar mee als je wil. Ben je met de motor ?”

Cynisch lachje. “Met die nek, zeker ?”

“Ook waar”, zeg ik deemoedig. Even later kijk ik haar auto net zolang na tot die over de drie belachelijk hoge verkeersdrempels helemaal de straat is uitgehobbeld. In gedachten wens ik de bestuurster zeven vette jaren toe, in een wereld die uitpuilt van de middelmaat.

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content