DE RONDE VAN IJSLAND

Namaskard in het noorden : een buitenaardse vlakte met pruttelende zwavelbronnen en kokende modderpotten. © jvc

Veel toeristen blijven binnen een straal van honderd kilometer rond Reykjavik. Dat is zonde, het eiland heeft zoveel meer in petto. Fotograaf Johan Van Cutsem trok al meerdere keren door IJsland met sterke 4×4’s, Lotte en Griet Van Nevel deden het te voet en liftend..

ZUIDKUST

“Dat IJsland Groenland had moeten heten”, schreeuwt de zuidkust. Het glooiende landbouwgebied ten zuidoosten van Reykjavik oogt frisgroen en biedt genoeg schuilplaatsen voor de lokale trollen. Niettemin steekt IJsland als een verzameling robuuste vulkanen uit de oceaan, met daarover een lappendeken van gletsjers.

Eyjafjallajökull mag sinds kort ’s werelds meest besproken gletsjer wezen, hij is lang de grootste niet. In Skaftafell National Park kun je een glimp opvangen van de gigantische Vatnajökull. Het NP biedt tal van een- of meerdaagse staptochten. Bij de majestueuze waterval Skógafoss (zo’n 400 km ten westen van Skaftafell NP) vertrekt een meerdaagse trekking door afwisselende landschappen. Lavawoestijnen, felgekleurde ryolietbergen, geothermische zones en veenpluisvlakten leiden tot bij de warmwaterbronnen en -baden van Landmannalaugar. Je kunt het aards paradijs ook per auto of bus bereiken. Of te paard.

Maak een strandwandeling in Vík, maar hoed je voor het defensieve gedrag van de noordse sternen en grote jagers. Elk onooglijk dorp heeft een uitmuntend zwembad, daar speelt zich het sociale leven van de IJslanders af. In de schaduw van de lustig spuwende Eyjafjalla, achter de rotsen van het dorpje Seljavellir, ligt het eerste artificiële zwembad van IJsland. Al bijna 90 jaar wacht die parel er op gelukkige vinders.

Bij het ijsmeer Jökulsárlón kun je naar zeehonden turen, wegdromen met de gigantische ijsblokken die er de oceaan in drijven. Of het terecht vinden dat IJsland gewoon IJsland heet. (GVN)

DOOR HET BINNENLAND

De F26, de 213 km lange Sprengisandsleid zoekt zich een weg tussen de twee grote gletsjers Hofsjökull en Vatnajökull. Dit was vroeger een te duchten route die de eenzame reiziger blootstelde aan barre weersomstandigheden, boze geesten en vogelvrijverklaarden. Ook nu nog blijft de doorsteek een uitdaging voor mountainbikers en automobilisten. Een paar diepe rivieren bij Tomasarhagi en Nyidalur maken de weg ’s namiddags en bij hevige regen ongeschikt voor kleinere terreinwagens. Bij Nyidalur strekt zich een heerlijk malse weide uit waarop het goed kamperen is, het zachtste bed van IJsland. Even verder splitst de weg en volgen we de F 910 die vlak langs een kleine gletsjer loopt. Stukken weg, vlak bij de gletsjer, zijn weggezakt in drijfzand. Wie stilvalt, zit onherroepelijk vast. Weldra duikt een maanlandschap met messcherpe brokken lava op, na enkele uren gevolgd door een tiental kilometer zandwoestijn.

Stilaan komt de Askja in zicht. Zijn reusachtige kratermeer is het diepste meer van IJsland. Vlakbij ligt een kleiner, de Viti, dat meer is volgens de overlevering de toegang tot de hel. We schuiven de spekgladde helling af voor een zwempartij. In de hel kun je dus zwemmen, onze zwavelgeur bewijst het nog uren.

Op de gestolde lava oefenden de Nasa-astronauten voor hun maanlanding. De lava rondom Askja varieert in kleur van diepzwart tot wijnrood en geel als zand. Ook in de omgeving van Kverkfjöll komen diezelfde tinten terug. Spectaculair is het contrast van verse sneeuw op zwarte lava, en dat in volle zomer. Ook aan eeuwige sneeuw is er geen gebrek. Askja kan ook met het openbaar vervoer, vanuit het noorden worden bereikt. Van de ringweg, 30 km ten oosten van Myvatn, vertrekt de F 88, een piste met twee rivieroversteken. De weg voert langs de Odadahraun en volgt de loop van de Jökulsá á Fjöllum, een woeste gletsjerstroom, en brengt ons haast tot aan de voet van de brede tafelberg : de Herdubreid. Hier wonen de IJslandse goden. Zand en lava wisselen elkaar af tot Dreki, aan de voet van Askja, wordt bereikt. Daar staan twee hutten en kun je ook je tent opslaan. (JVC)

MYVATN

In tegenstelling tot veel arctische gebieden, komen er in IJsland geen agressieve muggen voor. Bij het meer van Myvatn zoemt het wél, maar monstertjes passen niet in een sprookjesland, dus bijten de beestjes niet. Het meer is omzoomd met kraters die je kunt beklimmen, de paden zijn netjes aangeduid. Hoogtevrees ? Blijf lekker bij het meer en spot een van de duizenden zeldzame vogels, eenden of duikers. Vlakbij vind je Hverir, de indrukwekkendste geothermische zone van het land, waar een maanlandschap van vreemde fumerolen je bedwelmt met geur en hitte. De Blue Lagoon of the North, de wat minder toeristische versie van het befaamde warmwaterzwembad bij Reykjavik, nodigt uit tot een relaxerende dip. (GVN)

WELKOM IN HET NOORDEN

Sinds het recente gerommel van de Eyjafjallajökul kent de hele wereld de IJslandse dynamiek. IJs, water en vuur zijn bepalend voor het landschap dat zo uit een decor van Tolkien lijkt geplukt. Namaskard (ook gekend als Hverarönd) is zo’n plek, op enkele meters van de noordelijke ringweg, net voor het meer van Myvatn. Je kunt er haast op de geur naartoe rijden : de geeloranje zwavelbronnen verspreiden een hoogst onaangename geur. De flinterdunne aardkorst moet met het nodige respect benaderd worden, een misstap kan lelijke brandwonden opleveren.

Iets noordelijker bereik je via weg 863 een ander solfatarenveld, bij Krafla. Sinds 1975 meet men hier verhoogde vulkanische activiteit. Een twintigtal uitbarstingen later dampt de warme lava her en der nog na : kijk uit en blijf op de paden.

Na al die onverwachte warmte zoeken we de koelte op aan de Dettifoss. Europa’s krachtigste waterval laat het water van de machtige Jökulsá á Fjöllum met donderend geraas 44 meter naar beneden vallen.

Húsavík, een stadje met 2500 inwoners fungeert als handels- en dienstencentrum voor de regio, maar staat vooral bekend voor het walviskijken. Gentle Giants en Nordursigling varen samen tot zestien keer per dag uit in de baai. Van walvisjager tot walviskijker : de schepen hebben er een meestal een hele geschiedenis opzitten. Wie desondanks toch liever iets aan zijn vishengel ziet bengelen, wordt op zijn wenken bediend. De baai zit afgeladen vol met kabeljauw en koolvis en je vindt snel een visser bereid je mee te nemen voor een redelijke prijs.

Landrotten bezoeken intussen ’s werelds enige penismuseum, voorlopig nog zonder menselijk specimen. (JVC)

NAAR HORNSTRANDIR

We slaan de tent op in de dichte mist, met het ruisen van een onzichtbare waterval op de achtergrond vallen we in slaap. ’s Ochtends wacht een verrassing van formaat : ons tentje staat aan de voeten van de Dynjandiwaterval, die openwaaiert over tientallen meters. De Dynjandi, 100 meter hoog en bijna 60 meter breed aan de basis, is niet de grootste, maar wel de sierlijkste waterval van IJsland. De ‘Bruidsjurk’ is een omweg meer dan waard. Via weg 60 trekken we naar de kop van de draak, het natuurgebied van Hornstrandir in het uiterste noordwesten van het eiland. Die weg slingert richting Isafjördur, maar wij nemen een spectaculaire afsteek in Hrafnseyri. Die piste, enkel toegankelijk voor forse 4×4’s, zoekt zich een weg langs de fjorden, met rechts de bergen, links de afgrond en onderaan de zee. Nu en dan zakt de weg tot zeeniveau. Hou rekening met de getijden, want bij vloed is er geen doorkomen aan. Buiten een verlaten boerderij zie je weinig menselijke sporen. Zelfs naar IJslandse normen is de regio dunbevolkt.

Wie het liever helemaal onbewoond heeft, zet verder koers naar Hornstrandir, het meest noordwestelijke stukje IJsland, natuurreservaat sinds 1974. Isafjördur is in dat geval de laatste bevoorradingsplaats. Het stadje ligt ingeklemd tussen twee bergen, zodat de inwoners er tijdens winter géén zon zien. Tickets voor die overtocht naar Hornstrandir boek je bij het toeristenbureau. Vanuit Isafjördur kun je je voor enkele dagen laten afzetten in het onbewoonde natuurgebied. Maak een duidelijke afspraak voor je terugkeer, en neem voor drie dagen noodrantsoen mee. Met wat geluk zie je tijdens de overtocht een school orka’s of een vinvis. Op het eiland kun je kennismaken met de nieuwsgierige poolvos, die net als jij van de alomtegenwoordige bessen smult. De meeste wandelwegen zijn vrij goed aangeduid, maar vragen een stevige stapconditie. Ook in juli ploeter je hier en daar nog door de sneeuw en een stormvaste tent is een absolute must. In ruil krijg je absolute rust en landschappen die permanent variëren van eindeloos groene vlakten tot spectaculaire kliffen die tot 500 meter boven de zee uitsteken. Een romantisch kampvuur op het strand op een schiereiland zonder bomen ? Geen probleem : er spoelt voldoende Siberisch kaphout aan. (JVC)

MINI-IJSLAND : SNAEFELLSNES

Het schiereiland Snaefellsnes priemt in het westen van IJsland met zijn lange vinger in de Atlantische oceaan en wordt gedomineerd door de Snaefellsjökull. Die gletsjer ligt op de gelijknamige vulkaan en wordt magische krachten toegedicht. In Reis naar het Middelpunt van de Aarde laat Jules Verne zijn hoofdpersonages de vulkaan inklimmen.

Het dunbewoonde schiereiland is bereikbaar met een (gewone) huurauto of openbaar vervoer vanuit de hoofdstad en biedt de gehaaste reiziger een heuse staalkaart van IJslandse schatten aan. Het uitbundige graslandschap gaat snel over in het centrale bergmassief dat bestaat uit tertiair basalt, tot 900 meter hoog opgestuwd. Sommige bergflanken zijn spectaculair steil. Vulkaankraters en de vaak verrassend kleurrijke lavavelden wisselen af met prachtige zandstranden en kleine vissersdorpjes. Arnarstapi, langs weg 574, is zonder twijfel een van IJslands mooiste vissersdorpen. De schilderachtige haven is omgeven door steile wanden en bizarre basaltformaties in zee. Wandelen is er niet zonder gevaar, want je doorkruist het broedgebied van de noordse sternen die hun nesten verdedigen als stuka’s. Wapen je met een wandelstok en hou die boven het hoofd, de vogels vallen automatisch het hoogste punt aan. Of doe zoals de lokale jeugd, leg een flinke baksteen op je hoofd, muts erover en laat de sternen dan maar komen ! De Gatklettur is een wonderlijke boogrots vol broedende meeuwen en alken.

Westwaarts loopt weg 572 dood op Djupalonssandur, het zwarte kiezelstrand. Wandel er links naar de Tröllakirkja, een echogrot die enkel bij eb te bereiken is of rechts via de kliffen naar Dritvik, een haast vergaan visserijcentrum. Hou je van weidse uitzichten, steek dan door naar Olafsvik in het noorden. (JVC)

WESTFJORDEN

Het ultieme desolate gevoel, de ijle postrock van Sigur Rós in drie dimensies, wordt compleet in het uiterste noordwesten. De boot voert van Stykkishólmur op het schiereiland Snaefellsnes naar Brjánslaekur in de Westfjorden, waar de ticketverkoopster nog nooit van internet gehoord heeft. Je ontmoet er boeren en vissers die nooit uit hun dorp zijn weggeweest. Je kunt er wel met de auto raken, maar liften wordt steeds moeilijker.

Alweer biedt het eiland een ander landschap : de groene kliffen doen enigszins Iers aan en de stranden ogen erg aanlokkelijk. Voor de natuurliefhebber en avonturier vallen er ongerepte plekjes te ontdekken. Oude postbodepaden lopen over de fjorden heen, maar vergen een zeker oriëntatievermogen.

De enige echte trekpleister is Látrabjarg, het westelijkste punt van Europa. De kliffen klimmen er woest op uit de oceaan, miljoenen papegaaiduikers en alken hebben ze wit geverfd. Als heersers van dit laatste stukje Europa laten ze zich niet verstoren door de mens. En dus kun je maar beter gewapend zijn. Met een degelijk fototoestel, welteverstaan. (GVN)

TEKST EN FOTO’S JOHAN VAN CUTSEM & LOTTE EN GRIET VAN NEVEL

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content