:: Reacties : jp.mulders@skynet.be

Hoe ik als kind op de achterbank begon te dansen, zodra ik in de verte de bekende rimpeling van water zag : dat hebben mijn ouders mij vaak genoeg verteld. ” Wótti, wótti“, scheen ik dan te roepen, met een enthousiasme dat niet in evenredigheid stond met het tamme karakter van water, en de uitbundige hoeveelheden waarin dat op de planeet voorkomt. Het moet iets erfelijks zijn, je zo overdreven tot het vloeibare aangetrokken te voelen. In het voorgeborchte van mijn familienaam houden zich nonkels en grootnonkels schuil die, naar het schijnt, onder water niet alleen de overkant van het zwembad haalden, maar met dezelfde ademtocht ook nog eens de hele lengte terug aflegden. Hoewel ik die prestatie tot vandaag niet heb kunnen evenaren, durf ik mezelf toch een gedreven zwemmer te noemen. Sinds enkele jaren al waag ik mij twee keer per week in het zwembad van het oordschap waar ik woon, om daar veertig baantjes te trekken op zoek naar een natural high. Ik ben daar zo verslaafd aan geraakt dat ik me nerveus en ongemakkelijk voel als ik door omstandigheden gedwongen word een beurt over te slaan.

Zo’n zwembad biedt trouwens – misschien is u dat ook al opgevallen – een fraaie dwarsdoorsnede van de maatschappij. Potige mannen, die iets van zich af moeten crawlen ; gepensioneerde vrouwen, die door het water rimpelen als wijsneuzige schildpadden ; vaders met kids en een co-ouderschap, die zich met doodsverachting in de glijbuis storten : je vindt het er allemaal. Af en toe een oogverblindend meisje, dat met haar aanwezigheid vrouwen zowel als mannen verlamt. Er komen zwemclubs met namen als De Zee-egeltjes en S.O.S. DeKieuw. Een kinesist helpt er zijn patiënten revalideren, en herinnert je eraan hoe gelukkig je mag zijn dat je de afgelopen jaren van het zwaardere onheil gespaard bent gebleven.

Met de regelmaat van een schoolbel worden er ook busladingen kinderen afgezet. De vaste badgasten haten dat, maar zij wijken gewillig voor het aanstormende geweld. Een van die klasjes is vergezeld van een onderwijzer die nog heel erg zijn best doet een meester van de oude stempel te zijn : streng maar rechtvaardig. Met gespeelde barsheid in zijn stem zegt hij dat dat vergeten badmutsje goed is, voor één keer. Daar staan we dan, onder de douches, al die rillende lijfjes en ik. Ik weet dat het geschift is, maar ik kan dat best beklemmend vinden, zo’n hoop kindjes met allemaal twee beentjes en twee armpjes, een navel en twee minuscule tepeltjes. Kanonnenvlees, moet ik dan denken, met die typische vloek die op mij rust om in alles het negatieve te zien. Ik ben nooit erg dol geweest op groepen, drommen, scharen en zwermen, ook al zijn het in dit geval dan geen sprinkhanen maar onschuldige kindjes. Vorige week was er voor het eerst ook een zwartje bij, wat het peloton op slag verbenettoniseerde.

Doorgaans echter is het vooral de vreedzaamheid die mij in dat zwembad opvalt. Alsof de pure aanwezigheid van het water iets kinderlijks in de mensen bovenbrengt, waardoor ze even uit de ratrace kunnen stappen. Alsof de stress spontaan wegdrijft in het water, zich oneindig verdunnend als lange slierten inkt. In de sauna, waar je gratis gebruik mag van maken, worden de schuchtere gesprekken gevoerd van mensen die wel willen praten, maar dat een beetje verleerd zijn. Soms worden aan wildvreemden zeldzame bekentenissen gedaan.

Dat we meer badhuizen kunnen gebruiken, denk ik dan soms, in mijn enthousiasme. We hebben ze nodig om de BMI van dit land te verlagen. Om de verzuring in op te lossen. Geen privé-zwembaden, waar mensen koel champagne drinken aan de waterkant. Openbare badhuizen, met volk van allerlei slag. Mocht ik politicus zijn, ik zette daar asap mijn schouders onder en zorgde ervoor dat elk kind in dit land elke dag op school een uur kon sporten.

Wat mij in dat zwembad misschien nog wel het meest fascineert, zijn die jongens en meisjes met hun gele T-shirts aan. Daar staat in forse, zwarte kapitalen een merkwaardige belofte op te lezen : REDDING. Dergelijke figuren zouden ook in het straatbeeld mogen verschijnen, heb ik al wel eens gedacht. Openbare, door de staat bezoldigde redders en redsters die je kunt aanklampen als je werkelijk niet meer weet van welk hout pijlen te maken. Het zou wel aardig zijn mocht je dat kunnen zeggen aan zo’n redder, die je dan niet verstoord aankijkt, maar zich vriendelijk over je ontfermt.

Soms, op het topje van m’n natural high, kan ik het best raar vinden dat zoiets niet bestaat, daarbuiten, in de ongechloreerde wereld, waar er nog daklozen zijn en het recht van de sterkste onverkort geldt.

JEAN-PAUL MULDERS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content