In een idyllisch landhuis in de Périgord woont Anne. Zij heeft gedaan waar zoveel Vlamingen van dromen : hebben en houden verkopen, naar het zuiden van Frankrijk trekken, en gasten ontvangen in een oud, gerenoveerd huis. Allebei waren we toe aan een weekje Weg van de Wereld, het werd een paardentocht.

Wie was het toch die, lang voor mij, de Périgord met Toscane vergeleek ? Het was Stendhal, de Franse schrijver, zo getroffen door de schoonheid van de streek dat hij ze uitgebreid bezong : ” La vallée du Lot en de la Garonne a plus de luminosités, plus de richesses que le ciel de Toscane et de l’Italie.”Ik verzeker u, zijn woorden zijn raak. En nee, ik ben niet bevooroordeeld omdat ik hier, in deze betoverende streek, al jarenlang de mooiste zomervakanties doorbreng. Deze week verblijf ik trouwens niet op mijn vertrouwde stek, maar iets verderop, vlak bij Villeréal : in château du Rayet, een achttiende-eeuws landhuis, onvervalst Italiaans van vormgeving.

Ook hier waan ik mij, voor de zoveelste keer, niet in Frankrijk maar in Italië, in Toscane. Niet dat Toscane of Italië de norm zou zijn. Integendeel, hier ligt de norm. Want de schoonheid van deze streek is nog ongerept, en het is nauwelijks te geloven dat de sprookjesachtige kastelen en bastides zelfs in volle zomer nog niet overspoeld worden door horden toeristen.

Hier, in dit landhuis, omringd door een vestinggracht uit de dertiende eeuw, woont Anne, een mooie vrouw. Ze zou het hoofdpersonage van een Franse film kunnen zijn. Rank, knap en elegant. Sterk, maar ook fragiel. Een Vlaamse vrouw met drie opgroeiende kinderen : Jill (16), Lisa (13) en Charles (9).

Drie jaar geleden ontmoette ik haar voor het eerst. Goede vrienden logeerden in haar gastenkamers en ik bracht hen een bezoekje. Het was warm, zoals de zomers hier warm kunnen zijn. In de schaduw van haar ceders dronken we wijn.

ECHTE RUITERBENEN

Nu, drie jaar later, ontmoeten we elkaar opnieuw. De verstandhouding is er nog steeds, wederzijdse sympathie. En ook de zin om samen paard te rijden. Want allebei om eigen redenen hebben we behoefte aan Een WeekWeg van de Wereld.

Als pubermeisjes staan we ’s ochtends te popelen om te vertrekken. In haar ruiterkleren ziet Anne er nog eleganter uit. Lange benen in hoge rijlaarzen. “Om zes uur was ik al wakker”, glimlacht ze. “Zo gretig om in het zadel te springen. Intussen is het al zes maanden geleden dat ik nog op een paard zat. Maar paardrijden verleer je nooit. Als klein meisje was ik al dol op paarden, al volgde ik geen lessen en kende ik geen manege. Ik herinner mij zelfs niet de eerste keer dat ik op een paard zat. In mijn vroegste herinnering reed ik gewoon, mét of zonder zadel. Zo simpel was het, en niemand hoefde mij iets te leren. Ik wist gewoon hoe het moest. ( lacht) Met je billen moet je paardrijden. Mijn vader zei altijd dat ik goede benen heb, echte ruiterbenen. Wat ik me wel haarfijn herinner, is een dinsdagavond toen ik op mijn kamer mijn lange haren afknipte. Want de volgende dag zou er een nieuw paard arriveren en ik was bang dat het mij niet zou herkennen met die lange haren voor mijn gezicht.”

Anne is een echte, en ik weet maar al te goed dat ik dat nooit zal worden. Mijn houding is niet recht genoeg, mijn zitvlak plakt niet op het zadel, mijn benen grijpen het paard niet voldoende. Bovendien kan ik, vertrouwd met een ruim en zacht westernzadel, maar niet wennen aan dat afgemeten, harde Engelse zadel. Maar het deert mij allemaal niet. Als ik maar hoog op de rug van een paard kan zitten en, zoals nu, op de eerste dag van onze tocht, door weiden en bossen kan trekken. Op weg naar Monflanquin, een bastide uit 1256, een dorp dat hoog boven het landschap uitsteekt. Op het ritme van de paardenhoeven op de kasseien in de smalle steegjes van Monflanquin, waan ik me ongewild in het verleden, ver weg, ergens in de middeleeuwen. Op de wallen rond het stadje overzien we het landschap, mijlenver onder ons uitgestrekt. Met aan de einder, hoog boven alles uit, het château de Biron. “Daar zullen we morgen op de wallen staan”, mijmert Anne.

ZADELPIJN

Natuurlijk word ik de volgende ochtend wakker met de onvermijdelijke spierpijn. Natuurlijk had ik dit kunnen vermijden als ik vorige week de tijd had genomen om mij op deze tocht voor te bereiden. Maar dat heb ik niet gedaan, want ik was alweer vergeten hoe ellendig spierpijn kan zijn, hoe hard een Engels zadel is. Moeizaam kruip ik uit mijn bed, trek de gordijnen open en kijk uit het raam van mijn betoverende slaapkamer in Annes huis. ” A room with a view“, had ze beloofd. Op dit moment wil ik niets liever dan opnieuw in mijn bed kruipen en kijken, kijken, kijken. Genieten van het landschap. Niet van op een paardenrug, maar liggend, tussen de stijfgestreken lakens.

“Nee”, klinkt Anne beslist, “zo gaat dat niet. De enige remedie tegen spierpijn is : bewégen. Lopen, stappen, bukken, buigen, rekken, strekken. Komaan, het bed uit.”

En ja, natuurlijk werkt het zo. Douchen, aankleden, stappen. En godzijdank, stilaan worden mijn spieren losser. Minder pijnlijk, minder stram.

Als ik opnieuw op de rug van Karima zit, is de pijn al snel vergeten en voelt alles weer goed. Vandaag gaat de tocht naar het imposante kasteel van Biron, dat de hele omgeving beheerst. Hoog boven de Périgord pourpre torent het kasteel uit. Waar je ook door het landschap rijdt – oost-, west-, noord- of zuidwaarts – overal duikt het op. Soms dichtbij, soms veraf. Een ijkpunt voor elke reiziger : te voet, per fiets, te paard of met de wagen.

“Vanaf de twaalfde eeuw is dit kasteel blijven evolueren”, vertelt Anne. “Doorheen de eeuwen heeft het oorlogen en kruistochten overleefd, en nog steeds is het een van de best bewaarde en meest imposante kastelen van Frankrijk. Weet je dat mijn vestinggracht oorspronkelijk toebehoorde aan het château de Biron ? Aanvankelijk zou het stadje Villeréal binnen die wal gebouwd worden, maar door een ruzie tussen Villeréal en de kasteelheer van Biron ging dat plan niet door. Zoals veel huizen in de streek is ook mijn huis gebouwd met stenen van het kasteel.”

De tocht naar het kasteel is onwerkelijk, haast sprookjesachtig door de ochtendmist die alles zachter maakt. De bossen laten ons toe, maar stellen hun eisen. Zij – en niet wij – bepalen het pad, en het is aan onze paarden om stapvoets de weg te zoeken door het struikgewas, de plassen en de modder. Glijdend over natte rotsen en klauterend over glibberige hellingen.

“Laat de paarden maar zoeken”, zegt David, onze gids. “Laat de teugels vrij, want zij weten beter dan wij hoe zij hier overeind moeten blijven. Het enige wat je kunt doen om ze te helpen, is spelen met je gewicht. Naar voren leunen als ze bergop willen. Achterwaarts buigen als ze hun weg naar beneden zoeken. In de maneges leren ze je meestal om een paard te controleren. Maar dat hoeft helemaal niet. Een paard heeft vrijheid nodig en kent de natuur veel beter dan wij. Een geruststelling, als er gevaar dreigt of als iets of iemand hem aan het schrikken maakt.”

BLIJVEN OF VERTREKKEN

De volgende dagen blijven we rijden, vaak zwijgend, langs meren, bossen, velden en boerderijen. Door stadjes, dorpjes en bastides trekken we van Tourette naar Saint-Etienne, van Villeréal naar Monpazier. ’s Avonds zitten we voor Annes huis en komen de verhalen. Over haar huis, haar streek, haar leven.

Anne : “Frankrijk is mij overkomen, hoe raar dat ook klinkt. Ik herinner me nog precies de eerste keer toen ik dit huis zag : overwoekerd, slecht onderhouden. Ik dacht niet meteen : ‘Ja, dit is het ! Of : Nee, dat is het niet !’ Ik dacht gewoon : ‘Dit is de plek waar ik ga wonen.’ Veel mensen die dit huis zien, roepen : ‘Waw !’ of ‘Geweldig !’ maar voor mij is het wat het is. Sober en sterk. Precies waar ik van hou.”

“In een huis moet je slapen om te weten of het goed is. Daarom hebben wij de eerste twee nachten hier geslapen. Het huis was zo goed als leeg, maar er stonden wel bedden. ( glimlacht) Ondanks het feit dat de kamers vochtig waren en stonken, wist ik dat het goed was. Zelf heb ik nooit met het idee gespeeld om in Frankrijk te gaan wonen. Mijn ex-man wél, die droomde van een leven in Frankrijk. ( peinzend) Sommigen noemden hem zelfs een halve Fransman. Daarom was niemand verbaasd toen hij zijn droom wilde waarmaken en in Frankrijk ging wonen. In twee jaar tijd hebben we ontzettend veel werk verricht : onze woning in België verkocht, alles achtergelaten en verhuisd, dit landhuis gerenoveerd. Alles ging snel, maar tegelijkertijd leek alles ook zo normaal. ( stil) En op een dag, toen het huis bijna af was, vertrok mijn man, opnieuw richting België.”

“‘Nu ga jij toch ook terug ?’ vroeg iedereen. ‘Hier kun je toch niet alleen achterblijven ?’ Maar vreemd genoeg wist ik dat ik zou blijven. Het was zelfs geen beslissing, het kostte mij ook geen moeite. Financieel natuurlijk wel, maar mentaal en praktisch wist ik dat ik het aankon. ( grinnikt) Weet je, op dit moment zou het mij veel meer moeite kosten om dit alles achter te laten en elders een nieuw leven te beginnen. Ik zie nog steeds elke steen voor mij die wij hebben blootgelegd. Ik zie de stofwolken nog waarin wij maandenlang hebben geleefd. Ja, ik hou van dit huis. En nee, ik wil niet terugkeren. Waarheen trouwens ? Naar vroeger, naar mijn vorig leven ? Nee, ik wil mijn leven verderzetten. Bovendien zijn de kinderen hier dolgraag. Ze spreken niet over blijven of vertrekken. Ze wonen hier, heel gewoon. Dit huis en dit leven zijn evident voor hen.”

“Hoe zie je je toekomst ?” wil ik weten. “Wil je hier oud worden ? Kun je dit alleen blijven beredderen ?”

“Dat weet ik niet. Misschien blijf ik hier tot mijn laatste snik. Misschien vertrek ik op een dag. Misschien zitten wij hier over tien jaar weer met een glas in de hand. Misschien woon jij hier dan ook. Weet je, als ik aan de toekomst denk, zie ik hooguit een paard, een schildersezel en enkele goede vrienden, die er – voor alle duidelijkheid – niet alle dagen hoeven te zijn. Eigenlijk ben ik erg solitaire. Dat is maar goed ook, want uiteindelijk heb ik hier een boel werk te verzetten. Vreemd genoeg lijken weinigen dat op te merken. Sommige mensen zeggen mij zelfs heel verbaasd : ‘ Tiens, ik wist niet dat jij zo hard kon werken.’ Dan voel ik mij beledigd. Zie ik er soms uit alsof ik een luxepaardje ben ?”

“Neen, maar je hebt wel iets van een dame. Een grote, trotse, adellijke dame.”

“Ik zie mezelf veeleer als een kunstenares. Schilderen, vormgeven, muziek. Daar ligt mijn hart. Het liefste wat ik doe is mijn lievelingsplekje in huis opzoeken. Dat is de gang boven, waar mijn piano staat. Als ik daar alle ramen openzet, kan ik in alle richtingen mijlenver het land overschouwen. Dan kijk ik mijn ogen uit en beland ik uiteindelijk bij de piano, waar ik dan hevig tekeerga. De toetsen, de klanken, de natuur, het uitzicht. Alles vloeit dan in elkaar.”

“Financieel heb ik mijn chambres d’hôtes natuurlijk nodig om te overleven. Maar nu, op mijn 45, besef ik wat ik écht nodig heb om door te gaan en oud te worden. Het is veel en weinig tegelijkertijd : de ruimte om creatief te zijn, een weids zicht en bovenal een goede gezondheid. Dat is pas echte rijkdom.”

BLIJ DAT IK GEVALLEN BEN

De laatste dag zitten we weer uren en uren in het zadel. Zo is het leven op zijn mooist, schommelend, balancerend, ontspannen. En dan gebeurt het. Verdomme toch, ik heb het zelfs zien aankomen. ” Attention“, roept David nog. ” Un fil d’éléctricité.” Een stomme elektriciteitsdraad, glimmend in de regen, zomaar open en bloot door een achteloze boer van de ene wei naar de andere gespannen. Maar het is al te laat. Karima zet één van haar benen op de draad, en meteen schiet er een schok door haar lijf. Ongecontroleerd springt ze opzij, hoog de lucht in, en het volgende moment smak ik op de grond.

Onzacht is veel te voorzichtig uitgedrukt. Want mijn val is keihard, en bovendien kom ik pal op mijn rug terecht. Terwijl ik mijn longen voel samenklappen, schiet er een scherpe pijn door mijn rug. Heel even krijg ik geen lucht meer, maar dan gaan mijn longen weer open.

Ik adem, ik leef nog, is het eerste wat ik denk.

Anne en David springen van hun paard, rennen op me toe, proberen me rechtop te helpen, maar het enige wat ik wil, is : blijven liggen, liggen, liggen. “Laat me nog even”, zucht ik, zo geruststellend mogelijk. “Nog even, om te bekomen.”

“Oké, maar niet te lang,” zegt Anne, “doorgaan, daar gaat het om.”

“Jaja, met vallen en opstaan zeker ?”

“Als je een goede ruiter wilt worden, hoort dat er gewoon bij.”

“Velen stoppen nadat ze van hun paard gevallen zijn.”

“Maar anderen gaan door. Ze staan op en zeggen na vijf minuten : ‘Ik ben blij dat ik gevallen ben.’ Daar draait het leven toch om ?”

Praktisch

Château du Rayet is een achttiende-eeuws landhuis in de glooiende valleien van de Haut-Agenais-Périgord. De chambres d’hôtes zijn bijzonder smaakvol ingericht, en het domein omvat een bos, een park, een zwembad en een visvijver. Drie keer per jaar organiseert de gastvrouw een Week te paard in de Périgord.

Voor meer informatie : Anne Vanhullebus, Château du Rayet, 47210 Villeréal, France, +33 553 36 76 63, www.chateaudurayet.com

Door Annemie Struyf

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content