Na een paar duizend jaar strijd hebben wij tijd en ruimte veroverd met gesofisticeerde communicatietechnologieën. Iedereen kan gelijk wat te weten komen, live en zonder zich te verplaatsen, waar ook iets gebeurt, en kan gelijk wat zeggen tegen om het even wie, waar men zich ook bevindt. Maar hoe ondraaglijk licht is ons bestaan erdoor geworden?

De mens beweegt zich in tijd en ruimte en dat geeft zin aan zijn bestaan. Tijd is de basis van onze geschiedenis. Zonder tijd is er geen verleden en geen toekomst, dus ook geen heden. Zonder tijd denken en doen wij niets. Ruimte is de basis van onze realiteit. Onze sociale en biologische ruimte bepaalt ons leven. Zonder ruimte geen verwondering, want dan zou er niets te ontdekken vallen. Tijd en ruimte geven ons een plaats in de wereld. Om dat te begrijpen, volstaat het je in te beelden wat het zou zijn om als eerste mens op de wereld te komen, zonder voorouders, zonder geschiedenis, zonder toekomst, zonder referentiepunten.

De mens is altijd op zoek naar middelen om te overleven (voedsel en voortplanting), maar ook naar middelen om wat hij doet sneller te doen (de overbrugging van tijd) en om elders te gaan kijken wat daar gebeurt of wat hij daar kan vinden (overbrugging van ruimte).

De geschiedenis kan gelezen worden als een permanente zoektocht om de beperkingen van tijd en ruimte te overstijgen via alles wat de mens met zijn brein kon scheppen. De uitvinding van het wiel bijvoorbeeld diende aanvankelijk om eten sneller en gemakkelijker te transporteren, maar werd al gauw gebruikt voor allerhande toepassingen die met snelheid en dus met tijd te maken hebben: legers sneller bij de vijandelijke linies krijgen of massieve steenblokken voor de piramides aanslepen.

Duizenden jaren later vliegt de mens in enkele uren naar New York. Nog geen 400 jaar geleden duurde die overtocht enkele maanden.

Zolang de mens bestaat, probeert hij ook de ruimte te overbruggen. Adam ging in het aards paradijs op zoek naar wat er achter de boom lag en ontdekte Eva. Na hem trokken ook hele generaties stammen en beschavingen van de ene plek op de aarde naar de andere: van het gekende naar het ongekende, om eten te vinden of te vluchten voor een agressor.

De motieven om de ruimte waarin we leven te verkennen, zijn in de loop van de jaren verruimd. Denk maar aan de kruistochten die religieus geïnspireerd waren, of aan de kolonisatie die economische belangen diende. Maar altijd werd de mens gedreven door de vraag of het gras aan de andere kant niet groener was. Communicatietechnologieën zijn, samen met het zoeken naar betere transportmiddelen, het product bij uitstek van deze zoektocht. In feite zijn het transportmiddelen, maar dan van informatie en communicatie.

De eerste communicatietechnologie was ook letterlijk een fysiek transportmiddel. De Griekse marathon of het overbrengen van een boodschap via een loopestafette kan worden beschouwd als de eerste innovatie in het overbruggen van de barrières van tijd en ruimte op het vlak van de communicatie. Dat simpele principe, een boodschap ergens zo snel mogelijk willen krijgen, is nooit gewijzigd. Alleen zijn we vandaag op een punt gekomen dat het niet meer sneller kan en dat geen enkele plek onbereikbaar is. Met de huidige technologie kan iemand op een onbewoond eiland in de Stille Zuidzee met een satelliet alle mogelijke tv-zenders ontvangen, via telefoon of pc iedereen bereiken, en zelfs alle dagen de werkzaamheden volgen op kantoor in Brussel. Kinderen die het verhaal horen van Robinson Crusoe, zullen wellicht vragen of er toen geen gsm’s waren. Met de beschikbaarheid van krachtige communicatietechnologieën gaat er helaas ook veel verwondering verloren.

Wat waren de belangrijkste etappes in de evolutie van marathon tot nu?

Het schrift legde het gesproken woord vast zodat mensen, ongeacht plaats en tijd, een boodschap konden ontvangen. Door het schrift konden de Romeinse generaals veel sneller en uitgebreider dan hun communicatietechnologisch primitieve vijanden tot de actie overgaan. Door het schrift kon ook het woord van Jezus veel efficiënter verspreid worden dan dat van de andere Jezussen die ongetwijfeld vóór hem bestonden.

De boekdrukkunst deed wat het schrift deed, maar op grotere schaal. De eerste boeken waren trouwens bijbels. De Kerk was er altijd als een van de eerste bij als nieuwe communicatietechnologieën de kop opstaken (radio, film, maar ook internet).

De telefoon en de telegraaf uit het midden van vorige eeuw vergrootten de schaal waarop communicatie zich van tijd en ruimte losmaakte. De telefoon maakte voor het eerst interactiviteit mogelijk zonder fysieke nabijheid. Het was opeens niet meer nodig om in het dorp te blijven om familie of vrienden te zien. De leefwereld van de mens werd potentieel gigantisch groot. In Amerika leven de meeste families ver uit elkaar, met als enig bindmiddel de telefoon. Die geeft hen de illusie dat ze een familie vormen.

De gsm heeft die illusie van verre nabijheid ten top gedreven: zelfs op een eiland kan je het idee koesteren dat wie je ook wil zien om de hoek zit te wachten. Alleen kán hij of zij niet komen als dat echt nodig is.

Internet, het wereldwijde computernetwerk, is niet meer dan een uitvergroting van dit door de telefoon mogelijk gemaakte principe van mobiliteit en interactiviteit: waar ook ter wereld kan je gelijk welke boodschap (tekst, beeld, geluid) doorsturen en ontvangen. Nog sneller communiceren kan niet. Je kan zelfs in gebarentaal converseren met iemand aan de andere kant van de aardbol, op voorwaarde dat zender en ontvanger over videoconferentiefaciliteiten beschikken.

De evolutie in de audiovisuele media maakt de overbrugging van tijd en ruimte compleet. Dankzij radio en tv, nog geen 100 jaar oud, kan iedereen live te weten komen wat er waar ook ter wereld gebeurt. Niemand hoeft zich te verplaatsen om een cheetah zijn kill te zien uitvoeren, iets wat in het echt nauwelijks kan geobserveerd worden en waar dagen geduldige safari voor nodig zijn. Je zoekt gewoon de passende BBC-documentaire. Niemand hoeft nog te wachten tot nonkel-pater terugkeert uit Rwanda om te weten wat daar gebeurt: we zetten gewoon de tv aan. De Engelse regering in de 16de eeuw moest een half jaar wachten om te vernemen dat er een opstand was in India, want zo lang duurde toen de overtocht per boot waarmee de boodschap werd gestuurd. Vandaag weet dankzij CNN elke regeringsleider al op het moment dat er een opstand uitbreekt wat er gebeurt. De Vietnam-oorlog was de allereerste oorlog die we live op tv konden volgen.

Onze communicatie vindt plaats in reële tijd. Er is geen kloof tussen de gebeurtenis zelf en het moment dat er kennis van genomen wordt. En zonder dat iemand zich hoeft te verplaatsen, maar door rustig thuis te blijven. The world at your fingertips is niet voor niks een slogan die in het wereldje van de communicatietechnologieën vaak terugkeert. Een paar drukken op de knop (van de zapper, van de pc, van de telefoon) volstaan om de wereld te kennen. De wereld is ons dorp geworden. Vroeger praatte men, door fysieke limieten gebonden, enkel met de mensen in zijn nabijheid, en nam men hoofdzakelijk kennis van de dingen die iedereen zelf kon meemaken of zien. Die nabijheid bepaalde ook de zingeving en dus de socialisatie. In de wereld-mijn-dorp gebeurt hetzelfde, maar dan op planetaire schaal: ik praat net zo makkelijk met mijn Zuid-Afrikaanse vriend als met mijn buurman, en ik kom meer te weten over Rwanda op tv dan over mijn buurt.

Op die manier ontstaat een temps unique mondial: een tijd waarin ons ritme niet meer door onze nabije omgeving wordt bepaald, maar door wat er op de hele planeet gebeurt; ons referentiekader is niet langer onze buurt, maar de wereld.

Live is ook de norm geworden voor de snelheid van berichtgeving. De inval in Somalië waarbij CNN op het strand stond vóór de Amerikaanse troepen landden, is daar het beste voorbeeld van. Ook de bommen op Bagdad tijdens de Golfoorlog vielen live. Alsof het een computerspel was. Alleen een joystick ontbrak om zelf de commando’s te geven. Technisch onmogelijk? Helemaal niet, het is perfect mogelijk om vanop de aarde met een pc de camera’s van de MIR-satelliet te sturen, een paar duizend kilometer hiervandaan.

Die ongelooflijke snelheid waarmee de media berichten, houdt heel wat gevaren in. Ze verhoogt de kans op vergissingen. De stapels getruceerde lijken bij de Roemeense revolte in Timosoara waren een pijnlijk hoogtepunt van misleiding van een internationale pers, die steeds driftiger zoekt naar nieuwe scoops. Anderzijds verhoogt de toenemende snelheid waarmee de media werken ook de kans op oppervlakkigheid: hoe sneller iets moet gemaakt worden, hoe groter de kans op minder diepgang.

Een ander voorbeeld van wat er kan: de boekhouding van Swissair gebeurt in Bombay. ’s Avonds worden vanuit Brussel per satelliet alle data naar Bombay doorgestuurd, waar het op dat moment ochtend is. Bij het ochtendkrieken vinden de veel goedkopere Indische programmeurs hun gegevens; ’s avonds, het is dan ochtend in België, sturen ze ze verwerkt terug. Stukken goedkoper.

Iets anders: er bestaan global positioning-systemen, kleine pc’s met satellietverbinding, die gelijk waar ter wereld iemands positie doorgeven, tot op de meter nauwkeurig. Handig voor wie op de oceaan verdwaalt en wil weten waar hij zich bevindt. Maar ook bruikbaar voor wie een vreemde stad bezoekt. Wie voor het eerst in Brussel aankomt, tikt op zijn systeem de weg naar het Atomium in, en wordt er probleemloos naartoe geleid. En er bestaan al systemen die ook vertellen waar het beste Chinese restaurant van Brussel te vinden is.

Allemaal handig, maar waar blijft het avontuurlijke? Het zoeken, het plezier van het vinden van dat kleine, onverwachte maar charmante hotelletje, is verdwenen. Trouwens, om van reizen nog een avontuur te maken, moet de moderne mens het al heel bont maken. Lonely Planet, een uitgever van reisgidsen, heeft boekjes over 250 bestemmingen. Meer dan er landen zijn. Er is er zelfs een gids om naar de maan te gaan. Wie naar Vietnam wil, hoeft zich niet langer maandenlang te documenteren, maar kan in de boekhandel een reisgids kopen, hem lezen tijdens de vlucht naar Saigon, en bij aankomst meteen weten waar zijn of haar hotel ligt, welke leuke bar zich om de hoek bevindt en welk uniek strandje absoluut moet bezocht worden. De enige ontdekking die overblijft, is te zien hoeveel andere reizigers op zoek naar het unieke datzelfde hotelletje, diezelfde bar, hetzelfde strand hebben uitgekozen. Ironisch genoeg wilde Lonely Planet precies dat kuddefenomeen vermijden.

Echt nieuwe plaatsen zijn er, met uitzondering van de oceaan, trouwens niet meer te ontdekken op aarde. Alles is geëxploreerd. Vandaar dat de mens zijn kicks niet meer zoekt in de exploratie, maar in het (zinloze) testen van zijn fysieke limieten: door een driedubbele triatlon te lopen, of door te bungeespringen uit een vliegtuig, door zonder zuurstof de Mount Everest te beklimmen, of te voet de noordpool over te steken.

Maar je kan ook reizen door thuis te blijven en via het internet te communiceren. Op die manier heeft de surfer de illusie andere culturen te ontmoeten. Zo ontstaan er planetaire subculturen die alleen gemeen hebben dat ze elkaar nooit gezien hebben. De Vlaamse MTV-kijker voelt zich meer verwant met de rappers in New York dan met zijn VTM-kijkende buurman. Uiteraard zonder ooit in New York geweest te zijn. De Britse socioloog A. Giddens noemt dat de tijd-ruimte-differentiatie: er is geen noodzakelijk verband meer tussen het verkrijgen van een identiteit en de ruimte waarin men zich bevindt. Processen van identiteitsvorming zijn op die manier niet langer geografisch gebonden. Zo leeft bij veel mensen het idee dat de samenleving gevaarlijk is, omdat ze alle dagen een enorme portie van dat soort gegevens te slikken krijgen, veelal vanuit Amerika, in de vorm van nieuws en feuilletons.

Zelfs om naar casino’s te gaan hoef je tegenwoordig de deur niet meer uit. Op internet bestaan er verschillende virtuele casino’s. Sommige firma’s bieden zelfs live peepshows aan op het Net. Je belt naar Amerika, kiest een mevrouw of meneer uit een cataloog, en wordt doorverwezen naar een studio waar die persoon zit. Daarna kies je (interactiviteit gebiedt) de gewenste camerahoek en tik je opdrachten voor de stripper in. Zo kan je, zonder dat iemand je een groezelige bar ziet induiken, via je pc en een telefoonverbinding een privé-peepshow meemaken op 10.000 km afstand. Midden 1997 schatte men de omzet van de vier gescreende Amerikaanse bedrijven die zich hiermee bezighielden op 50.000 à 1 miljoen dollar per maand.

Er is nog nooit een technologie uitgevonden die ingaat tegen deze trend van alsmaar sneller en alsmaar meer omvattend. Integendeel, de goeroes van de informatiesamenleving en de grote firma’s van de communicatietechnologieën willen dat het nog sneller gaat, en ze willen zelfs het allerlaatste restantje tijd en ruimte wegwerken.

Verschillende bedrijven ontwikkelen op dit moment een permanent draagbare elektronische badge die als een broche opgespeld wordt en waarop alle info over de drager via een mobiele verbinding beschikbaar is. Als drager A drager B wil ontmoeten, volstaat het gegevens uit te wisselen, on the spot, zodat kan gekeken worden of beiden wel compatibel zijn. Op die manier verliest niemand nog tijd met nutteloze zaken zoals elkaar leren kennen.

Het illustreert een onomkeerbare evolutie naar een maatschappij waar het nu, het mobiele, het live, het just in time en het virtuele dominant zijn. Deze evolutie zal ongetwijfeld nog toenemen, omdat het fysiek onmogelijk is in het nu, het omnipresente en steeds beschikbare te leven. Geen mens kan onmogelijk echt bereikbaar zijn op zijn/haar afgelegen eiland van daarnet. Communicatietechnologieën geven slechts de illusie dat deze contacten reëel zijn. Die illusie is de essentie van het virtuele.

Daardoor evolueren we naar een samenleving waar het ritme niet meer bepaald wordt door de seizoenen, zoals vóór de industriële revolutie, maar door nanoseconden. In een fractie van een seconde kan, bijvoorbeeld door speculatie op de beurs in Tokio, de toekomst van een groot bedrijf in Europa bepaald worden. Sinds de industriële revolutie is tijd inderdaad ook geld geworden.

Waar vroeger informatie een voorwaarde van kennis was en waar op de weg naar kennis meer dan voldoende tijd lag om na te denken, is in de moderne samenleving informatie gelijkgesteld aan kennis. De inval in Somalië live zien, is kennis (niet het begrijpen) geworden. De mogelijkheid miljoenen databestanden op te vragen is kennis (niet ze nuttig gebruiken). Kennis is niet langer het product van cultuur. Communicatie is cultuur geworden. Daarom ook hebben veel mensen die tv kijken nooit het idee dat ze hun tijd verdoen. Men communiceert toch? Men doet op die manier toch aan cultuur?

Maatschappelijk bekeken leidt het feit dat we in een planetaire tijd en ruimte leven ongetwijfeld tot een enorme versnelling van de economische en politieke processen die een samenleving schragen. En snelheid is goed als de baan recht is en er weinig verkeer is. Van zodra er bochten komen of er te veel verkeer is, wordt het gevaarlijk. De beurskrach van 1987 illustreert dat.

Vreemd genoeg stelt niemand zich vragen over dit alsmaar sneller gaan van de communicatieprocessen. Integendeel, het dominante discours van vandaag is er een van nog meer communicatie. We moeten absoluut naar een informatiesamenleving, zo wordt gezegd, omdat men verwacht dat alles er beter zal zijn. Dit credo, meer en betere (dus snellere) communicatie, is een ideologie geworden. Zowat alle politici verwijzen er voortdurend naar, de meeste bedrijfsleiders zien er een oplossing in voor heel wat economische problemen, de kranten staan er vol van.

Waarom? Door het verdwijnen van de grote ideeënstrijd, na het beslechten van de Koude Oorlog, ging het kapitalisme op zoek naar nieuwe ideés moteurs om de samenleving te mobiliseren. Communicatie lijkt zo’n idee te zijn. Mensen hebben zingevingsidealen nodig, en als die ontbreken, ligt de weg open voor het ideaal van de virtualiteit. Een ideaal dat bovendien uitnodigend is, want wie wil er niet op een onbewoond eiland zitten en toch met iedereen kunnen bellen? Maar tegelijkertijd is het gevaarlijk, omdat het berust op illusies.

De dubbelzinnigheid van onze huidige beleving van tijd en ruimte, die we tegelijk aantrekkelijk en afstotelijk vinden, verdient de grootste aandacht. Want de vraag rijst of mensen kunnen leven met die ambiguïteit. Kan iemand de massa gegevens aan die hij/zij dagelijks te verwerken krijgt uit alle uithoeken van de planeet? Doodt een teveel aan communicatie de echte communicatie niet? Doodt een teveel aan planetaire bewustwording niet de planetaire bewustwording zelf? Of simpeler gezegd: leidt het dagelijks tonen van miserie niet tot het zich afschermen van die miserie?

Ik denk dat dit voor een groot deel van de bevolking zo is. Hoewel de media ons een dorp voorstellen dat zo groot is als de wereld, lijkt het dat mensen een dergelijk perspectief niet aankunnen. Dat blijkt tenminste uit de toenemende verrechtsing en de opgang van nationalisme en fundamentalisme. Want is de slogan “eigen volk eerst” niet een terugplooien op wat beheersbaar is: de ruimte van de mensen die we ook fysiek kennen en aankunnen? Is het Vlaams-nationalistisch gevoel geen reactie tegen het gigantische Europa dat we verstandelijk niet meer kunnen bevatten omdat de tijd om te begrijpen ontbreekt? En is het opkomend fundamentalisme of integrisme ook geen reactie tegen het overaanbod van andere zingevingskaders die ons dagelijks via de media bereiken?

Enerzijds is er dus het overaanbod van informatie en communicatie als resultaat van het zoeken naar de overbrugging van tijd en ruimte, en dat kunnen we intellectueel en sociaal niet aan. Anderzijds stellen veel problemen zich daadwerkelijk planetair. De contradictie tussen beide lijkt een indrukwekkend probleem voor de komende decennia. De vraag is of er wel een oplossing bestaat voor de paradox dat ecologische, economische en politieke problemen zich mondiaal stellen en dat de meeste burgers ze niet eens gesteld willen zien.

Zo zijn we aanbeland bij de gevolgen voor het individu. Omgaan met tijd, tijdsdruk en tijdgebrek lijken de grote uitdagingen te zijn, omdat ze onrechtstreeks de kwaliteit van het leven bepalen. Als een werknemer verplicht wordt permanent bereik- en dus beschikbaar te zijn via semafoon of internet, kan je je afvragen wat er gebeurt met de vrije tijd. Wordt zo niet de virtuele versie van het vroegere lijfeigenschap gecreëerd? Nog niet zo lang geleden moesten de lijfeigenen naast het kasteel en later naast de fabriek wonen. Nu mag iedereen wonen waar men wil, maar men moet wel even beschikbaar zijn.

Als vrije tijd daardoor zo schaars wordt dat alles moet worden gepland en zelfs vakantie een oefening is in stress (Kreta zien op 1 week, in 3 weken 5600 km reizen door Amerika), heeft onze persoonlijke tijd de smaak van het onvoorziene, het niet-geplande verloren. Die spanning tussen de tijd die steeds sneller gaat en de nood aan quality time (tijd die net niet sneller gaat), lijkt alleen maar toe te nemen. Voor veel mensen is vakantie tijd geworden die men heeft gekocht om eens goed van de tijd te kunnen genieten.

Daarmee stoten we op een (laatste) paradox: kwaliteit van tijd, net zoals het genieten van ruimte, verdraagt geen snelheid en is niet programmeer- of planbaar. Het vraagt dagen voor men eindelijk dat vakantiegevoel krijgt en men echt van de vrije tijd kan genieten.

Kortom, is de mens in zijn zoeken naar zo min mogelijk barrières voor tijd en ruimte niet simpelweg vergeten dat er niet altijd naar ergens op weg moet worden gegaan? Dat er momenten moeten zijn waarop niks moet worden geweten, waar geen dingen moeten worden ontdekt en waar niemand wenst geïnformeerd te worden? Naar momenten dus waarop tijd en ruimte geen rol spelen?

Onze moderne samenleving lijkt nood te hebben aan een nieuw labyrintisch denken. Het labyrint is een symbool voor de doolhof, voor het ongekende, maar ook voor het niet-rechtlijnig denken. Eeuwenlang ontwikkelde de mens zich in een doolhof van onbekendheid en redde hij zich eruit door zijn weg met vallen en opstaan te zoeken. De moderne tijd verdraagt dat niet meer, maar eist rechtlijnigheid, efficiëntie, positivisme. Er mag immers geen tijd meer verloren worden, en de ruimte moet optimaal benut worden. Maar onze wereld is zo complex geworden dat ons rechtlijnig denken de zaken alleen maar bemoeilijkt. Door zo min mogelijk tijd te verliezen, zijn we bezig onszelf voorbij te lopen. Daarom moeten we niet alleen aanvaarden dat de wereld een labyrint is (en geen transparant, perfect beheersbaar systeem), maar moeten we ook weer niet-rechtlijnig durven denken en ruimte laten voor creativiteit.

We dachten met het opheffen van tijd en ruimte de onwetendheid te hebben verbannen, maar we hebben er een nieuwe bijgemaakt: een waarbij het zo snel gaat dat we niet meer weten waar we ons bevinden (tijd) en een waar we zoveel weten dat we niet meer kunnen kiezen wat we nu eigenlijk moeten geloven (ruimte). Het nieuwe labyrint is dat van de hoeveelheid kennis en kunde die beschikbaar is en waaruit we alsmaar moeilijker kunnen kiezen.

Rechtlijnig denken duwt ons alleen maar verder het labyrint in. Wie te veel reist en voortdurend nieuwe dingen opzoekt, weet op den duur ook niet meer waar zijn hoofd staat. De echte reiziger neemt immers de tijd om op tijd en stond niet te bewegen, maar na te denken, af te wegen, dingen op te slaan en andere te wissen. De echte reiziger heeft een doel, en vooral ook een thuis! Zo niet, is hij een zwerver. En is de communicatiemaatschappij niet net dat aan het creëren: zwervers in de wereld van zingeving?

Jean-Claude Burgelman

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content