De meest intrigerende klerenwinkels van het jaar 2001 combineren wit minimalisme met een fris speeltuingevoel. In Parijs wordt ‘le shopping’ een ervaring.

Ik woon straks acht jaar in Parijs, maar nooit zag ik zoveel winkels vernieuwd, verbouwd en geopend worden als de voorbije drie jaar: supermarkten, warenhuizen, gourmetzaken, filialen van Le Pain Quotidien en The Gap, sportmegastores, luxeboetieks. De wijzigingen in het straatbeeld zijn subtiel, de stad blijft herkenbaar, maar toch. Je ziet almaar meer bekende logo’s, en almaar minder kleine middenstanders. Het lijkt of ketens als The Gap, H&M en Zara in elke belangrijke straat met een werf zitten.

Bij mij om de hoek, in de drukke rue du Faubourg Saint-Antoine, ging onlangs een zoveelste vestiging van The Gap open, twee weken later gevolgd door een nieuwe winkel van Lacoste en niet één, maar twee zaken gespecialiseerd in kinderkledij. De Faubourg Saint-Antoine was tot voor kort geheel ingepalmd door meubelfabrikanten, maar in de sectie tussen place de la Bastille en avenue Ledru Rollin sneuvelt thans de ene meubelzaak na de andere. Je kan dat erg vinden (een traditie verdwijnt), of ook niet (de winkels waren grotendeels irrelevant geworden en in verschillende gevallen behoorlijk vervallen; bovendien hoeven de eigenaars zich dankzij de opbrengst van hun panden geen financiële zorgen meer te maken). De Faubourg is een van de grote chantiers op het Monopoly-bord van projectontwikkelaars, net als rue de Rennes op de linkeroever, of de Grands Boulevards, de halve cirkel van grote lanen tussen République en Madeleine, op de rechter.

In de tweede helft van de jaren ’90 werd de wijk Saint-Germain, het Quartier Latin uit de toeristengids, volledig getransformeerd van zogeheten trekpleister van de intelligentsia tot uitstalraam van nieuwe luxe.

Een oude boekenwinkel, Le Divan, maakte plaats voor een filiaal van Christian Dior; een platenwinkel (die tot middernacht open was, maar waar alleen klassieke muziek werd verhandeld, tegen woekerprijzen) werd vertimmerd tot een verkooppunt van Cartier; een winkelconcept van de jaren ’60 ( le Drugstore Saint-Germain, een complex van bioscoop, cafetaria en krantenkiosk) werd vervangen door een slecht idee van de jaren ’91: de concept store (hier in de versie van Armani), etc. Rue de Rennes, die van place Sant-Germain naar Montparnasse leidt, kreeg al een gedeeltelijke upgrading. Het filiaal van supermarkt Monoprix kreeg een verfbeurt en straalt nu evenveel glamour uit als pakweg Armani naast de deur (louter zand in de ogen van de consument, tussen haakjes, want Monoprix behoort wat mij betreft tot de slechtste supermarkten ter wereld; in dit filiaal kreeg ik enkele maanden geleden bijna slaag van een caissière die mij vijftien frank te veel had aangerekend voor een blik cola). In de plaats van Habitat kwam Zara. En in de plaats van Tati, lager in de straat, kwam… nog een Zara (in een winkelgebouw in slagroomtaartstijl, erfgoed van de failliete kruideniersketen Felix Pottin). De in Parijs vermaarde pianowinkel Hamm, bijna tegenover Tati, is verkocht aan H&M.

Intussen is het Quartier Latin bijna helemaal gemondialiseerd – zelfs Café Flore heeft een souvenirwinkel. De sloophamers zijn thans gericht op het populaire hart van Parijs: rue de Rivoli, die van place de la Concorde in de richting van place de la Bastille leidt. Rue de Rivoli wordt langzaam maar zeker een plaatselijke versie van Oxford Street in Londen, gedomineerd door de filialen van internationale ketens. Adidas, WE en Etam openen binnenkort grootschalige megastores, na Go Sport en Habitat (die opereren vanuit het voormalige warenhuis Belle Jardinière). Het oude mercantiele monument langs de straat, warenhuis La Samaritaine, verkocht de voorbije jaren een aantal van zijn gebouwen aan machtige ketens, en werd onlangs binnengerijfd door de luxegroep LVMH Moët Hennessy Louis Vuitton, ook eigenaar van Le Bon Marché aan de overkant van de Seine. Wat er met La Samar gaat gebeuren, is nog onzeker. Vast staat dat een gedeelte van de winkeloppervlakte wordt omgebouwd tot een filiaal van Sephora, de beautysupermarkt van LVMH, en er wordt ook gefluisterd over een luxehotel.

Het volledige Parijse winkelpark is de voorbije drie jaar vernieuwd, gerenoveerd, opgepoetst. Dat gebeurde, zonder uitzondering, volgens eenzelfde recept: de muren werden witgeschilderd en de etalages leeggehaald.

De klerenwinkel van het jaar 2001 is met andere woorden een witte, minimalistische doos, koel en zonder veel persoonlijkheid, zoals overal elders ter wereld. De stijl is geadopteerd door winkels in alle categorieën, van grote luxe ( Yves Saint Laurent Rive Gauche aan place Saint-Sulpice bijvoorbeeld) over de warenhuizen (de vorig jaar gerenoveerde mannenafdeling van Le Printemps of de gloednieuwe sporttempel Citadium) tot goedkope winkelstraatketens als Promod of 1,2,3. Met als gevolg dat wie thans door Parijs dwaalt, iets mist: kleur, afwisseling. (Het effect is te vergelijken met de periode toen de koplampen in Frankrijk plotseling op bevel van de overheid wit werden, in plaats van het vertrouwde geel; het gaat slecht met de exception française.)

In het fashion-segment lijken de meeste winkels zowel inhoudelijk als conceptueel geobsedeerd en erger door Colette, het grootste mercantiele succesverhaal in Parijs sinds de gouden jaren van de grands magasins.

Colette, dat in 1997 werd geopend als een kleiner, hipper zusje van zaken als Harvey Nichols in Londen of Barneys in New York, steekt bijna vier jaar later nog altijd met kop en schouders boven de concurrentie uit – winkels als Beauty By, JC De Castelbajac Concept Store, en zelfs Le Printemps pour homme. Het duurde tot eind vorig jaar voor een aantal zaken een volledig nieuwe weg insloeg.

De eerste is A-poc, het laboratorium van Issey Miyake dat onlangs zijn tenten opsloeg in de wijk Le Marais, vlakbij nieuwe filialen van Muji (de Japanse keten) en Lina’s Sandwiches. A-poc staat voor A piece of cloth: een stuk stof. De lijn bestaat uit kleren die op gesublimeerd-industriële wijze worden vervaardigd: ze worden automatisch gesneden uit een schier eindeloze voorraad stof. Resultaat: onafgewerkte kleren, die door de klant zelf in elkaar kunnen worden gestikt of genaaid (geen nood, er zijn stippellijntjes voorzien).

De Parijse winkel, die werd ingericht door de meest talentvolle jonge designers van Frankrijk, de broers Bouroullec, is een soort metafoor van het lopende-bandproces dat wordt gebruikt om de kleren te fabriceren. De klanten kunnen worden beschouwd als werkers aan de lopende band: zij zijn nodig om de kleren af te werken. De winkel wordt een soort atelier, een speeltuin voor shoppers.

De spreekwoordelijke lopende band, een soort etalagemeubel is wit, net als de muren en de plafonds. Hier en daar valt een detail in felle kleuren op.

Erwan en Ronan Bouroullec, 24 en 29, hebben meubilair in productie bij Cappellini, Habitat, Authentics, Ligne Roset en Domeau & Pérès. Ze hadden geen ervaring als winkeldesigners en geen van beiden is erg geïnteresseerd in mode (hoewel ze in de lente van vorig jaar een tentoonstelling over schoenen vormgaven tijdens het modefestival van Hyères). “Toen Miyake ons belde,” zegt Ronan Bouroullec in het vakblad InView, “hebben we eerst nagedacht hoe we zijn concept konden verwerken in de ruimte die we moesten creëren. Het eerste wat we in ons design moesten vertalen, was zijn principe van die eindeloze constructie vertrekkende van een enkele draad. We wilden een systeem vinden dat tegelijk simpel was en revolutionair.” Tweede belangrijke winkel, de Parijse flagshipstore van het Italiaanse merk Mandarina Duck, is ingericht door Droog Design. Het invloedrijke Nederlandse collectief, dat telkens met gastontwerpers werkt, liet de opdracht uitvoeren door een gereputeerde Amsterdamse architectuurpraktijk, NL Architects.

Aanvankelijk was NL gevraagd een kleinere winkel te ontwerpen. Maar dat liep mis. “In Nederland wordt Mandarina Duck beschouwd als een erg duur, exclusief merk”, aldus architect Peter Dannenberg van NL. “In tegenstelling tot Frankrijk en Italië, waar het veeleer populair is. Dus bedachten we een luxewinkel.” De directie van Mandarina Duck, die een winkel verwachtte waar vooral de doorsneeklant zich thuis zou voelen, was in eerste instantie niet tevreden. “En toen veranderden ze van mening. Vroegen ze ons plotseling het vlaggenschip in Parijs te doen. Wij tevreden, natuurlijk.” Mandarina Duck is het eerste winkelproject van NL, en pas de tweede buitenlandse opdracht van het bureau (het eerste was het Nederlandse paviljoen voor de architectuurbiënnale van Venetië, vorige zomer). De groep werkt aan een woonproject voor een nieuwe wijk op van het IJsselmeer gewonnen grond buiten Amsterdam, en aan een café dat is geïnspireerd door een baseballterrein, voor de campus van de universiteit van Utrecht.

Mandarina Duck is, net als A-poc, een voorzichtig vaarwel aan het minimalisme dat in luxeboetieks over de hele wereld heerst. In beide gevallen is de schelp van de winkel nog behoorlijk neutraal: een witte ruimte, die wordt gedecoreerd met felgekleurde, meestal functionele elementen; bij Miyake zijn dat bijvoorbeeld magneten die worden gebruikt om kleren mee aan de muur te vestigen, bij Mandarina Duck zijn het horizontaal langs de muur bevestigde elastieken, waarin de tassen worden gehangen.

De koopwaar is in het geval van Mandarina Duck grotendeels verborgen, bijvoorbeeld in een cirkelvormig meubel, waar de klant eerst moet instappen. De winkel is een perfect voorbeeld van wat trendwatchers al lang voorspellen: het in elkaar vloeien van winkel en pretpark, zodat shopping wordt getransformeerd in ontdekking.

Niet alles is gelukt. De voorziene draaiende wenteltrap bleek te zwaar, en is tijdens de werken door de grond gezakt: de trap staat er, maar hij staat stil. En het gesimuleerde ruisende korenveld, in fiberglas, waarachter de paskamers zitten verborgen, moest in bedwang worden gehouden door een elastiek, wegens te gevaarlijk.

A-POC, 47 rue des Francs Bourgeois.

Mandarina Duck, 219 rue Saint-Honoré.

Jesse Brouns

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content