De kerken lopen leeg, nieuwe priesterwijdingen worden zeldzaam. Maar soms loopt iemand tegen de stroom in : Michel Brasseur was wiskundeleraar en werd op zijn veertigste priester. Getuigenis over een nieuwe keuze.

We treffen Michel Brasseur bij hem thuis, in de schaduw van de kerk van Mol. Goedlachs, positief en gastvrij. Een man die enthousiast leeft, zeven dagen op de zeven in de weer is en door zijn charisma anderen aanspreekt. Als leraar werd hij op handen gedragen, en toch gooide hij het roer om. “Ik kom uit een gezin van zes, met een vader die bouwkundig ingenieur was, en een moeder die thuisbleef, beiden gelovig maar mijn moeder veeleer spiritueel. Mijn vader had een avontuurlijke aanleg, was bij de para’s geweest. Hij liet zich ooit ontvallen dat als hij pater was geworden, dan een witte pater, om op missie te gaan. De school en de jeugdbeweging waren mijn leven, maar ik was nooit veel bezig met wat ik later wilde worden. Al droomde ik ooit wel van een job als herder, die met zijn schapen in de natuur zou trekken.”

“Maar de warmste herinnering heb ik aan de goedevrijdagviering toen ik acht was, toen er een passiespel werd opgevoerd door de leerlingen van het zesde jaar. Daarin weerklonk, als een soort refrein, na elke statie de zin ‘Mens, wat kon ik meer voor U doen dat ik niet gedaan heb.’ Ik kreeg de tranen in de ogen, werd daar op dat moment door Jezus geraakt, besefte dat hij voor mij gestorven was en mij die vraag stelde en dat heeft me op de een of andere manier heel erg aangegrepen. Bij mijn eerste communie interesseerde het feest me geenszins, het ter communie gaan des te meer. En dat beeld van de Goede Herder in de boekjes sprak me altijd weer aan.”

“Op de middelbare school boeide economie me heel erg, en ook wiskunde. Omdat ik graag met jongeren omging en op school volop vakantie zou hebben om op kamp te gaan, werd ik leraar wiskunde. Met godsdienst was ik niet erg bezig, maar het geloof voelde als een rots, ik kon erop bouwen en voelde me daardoor nooit alleen. Ik had wel een bijbel, maar las er weinig in, ik was niet getrouwd en de school was mijn leven.”

FAALANGST

“Maar toen ik merkte dat er in de omliggende parochies geen eucharistie meer gevierd kon worden door een tekort aan priesters, kwam bij mij een verhaal op van Jezus. Toen vele van zijn volgelingen hem verlieten, stelde hij aan de apostelen de vraag : ‘Willen jullie ook weggaan ?’ Waarop Petrus antwoordde : ‘Heer, naar wie zouden we gaan, uw woorden zijn woorden van leven.’ Het leek alsof die vraag ook aan mij werd gesteld. Of ik het erg zou vinden als ik niet meer naar de eucharistie kon gaan. Het antwoord was duidelijk : ik zou het keihard missen. Dit deed natuurlijk een enorm appel op mij als mannelijke vrijgezel. Het bracht mij in een innerlijke strijd. Ik gaf graag les en het priester-zijn trok me niet aan. De relatie met Jezus wel, maar een priester was in mijn ogen een beetje een heilige man, en de faalangst overviel me. Ik zag mezelf niet als pastoor bij een uitvaart, dat was meer gruwel dan wat anders. Evenmin zag ik me een stervende zegenen, of een preek houden. Er was eigenlijk niet één priestertaak die me aantrok, alleen de relatie met Christus.”

“Ik omschrijf een roeping graag als iets in jezelf dat zegt: ‘Komaan, doe dat.’ Meestal krijg je kleine tekentjes, maar absoluut geen enkele zekerheid. Terwijl de neiging om eraan te ontsnappen heel sterk is. Als ik zie hoe Mozes tegengestribbeld heeft alvorens te doen wat hij moest doen. Diep in mezelf wist ik dat het belangrijk was, dat ik die stap moest doen. Dus ging ik op zoek naar hoe het moest. Ik kon naar het seminarie in Hasselt, tussen de achttienjarigen en zonder inkomen of naar het Nederlandse Hoeven, waar een seminarie bestaat voor late roepingen. De opleiding loopt er over vier jaar, en wordt in het weekend gegeven zodat de kandidaten door de week gewoon uit werken kunnen gaan. Daarna volgt twee jaar stage, fulltime.”

“We kregen er lessen theologie en filosofie, heel boeiende onderwerpen en dat in een omgeving met mensen die allemaal voor hetzelfde doel gingen. Er waren ook getrouwde mannen die zich geroepen voelden om diaken te worden. Na die vier jaar voelde ik dat ik klaar was om de stage in te gaan, ook al heb ik tijdens mijn opleiding altijd het gevoel gehad dat ik op een weg wandelde waarover een heel dichte mist hing. Ik had totaal geen idee van wat er komen zou. Als leraar had ik alles altijd onder controle, nu nog maar weinig. Die mist en de angst zijn pas verdwenen toen ik tot priester gewijd werd en in een ongelooflijk toffe parochie belandde.”

“Natuurlijk vormen de zeventigplussers de meerderheid van onze kerkgangers, maar je hebt ook jongeren die ervoor willen gaan – ook al zie je ze niet elke week. Je kunt op die jonge mensen en hun enthousiasme bouwen. Nu ervaar ik het als een zegen om een familie nabij te kunnen zijn als ze iemand verloren hebben en als je kunt zeggen : ‘We gaan er een hele mooie viering van maken.’ Zoals het een zegen is om iemand bij te staan die stervende is en hem te kunnen troosten : ‘Komaan jong, ge weet toch dat Hij er is voor u.’ Om die mens te kunnen zalven, met de familie erbij. Nu pas besef ik hoe mooi dat alles is, en hoe teder ook om op zo’n moment bij die mensen te zijn. Hetzelfde voor een huwelijk of voor een doopsel. Alles wat me aanvankelijk zo afschrikte, is zo mooi om te doen. Dat had ik nooit kunnen vermoeden.”

GEMOMPEL

“Ik ervaar de eucharistie als een viering, als een feest en daar mag al eens wat improvisatie bijkomen. Vroeger deed de pastoor de mis en de kerkgangers waren passief. Het tweede Vaticaans Concilie maakte daar komaf mee, de gelovigen mochten ook actief meewerken. Ik vind dat een heel mooie opvatting en de toekomst van de kerk ligt volgens mij juist in dat getuigen. De mensen moeten voelen dat we vieren, dat we het menen. Ik vind het heel belangrijk om mensen daarin mee te krijgen, al zijn Vlamingen ook een volk dat niet graag opvalt. Als ik de gelovigen op luide toon een vraag stel, of uitnodig tijdens de eucharistieviering, dan krijg ik een mompelend, bijna onverstaanbaar antwoord. Meestal eindig ik de gebeden met ‘door Christus onze Heer’ en dan verwacht ik een massaal, enthousiast en luid ‘Amen !’ Maar zover zijn we nog niet. Vlamingen willen wel meedoen, maar in stilte. Er is veel gêne.”

“Tijdens de mis ben ik als voorganger niet meer Michel, maar ga ik voor namens Christus. Als de mensen op ‘de Heer is met U’ antwoorden met ‘en met uw geest’ dan is dat de beaming van die taak die hoger is dan mezelf, die iedereen overstijgt. Voor mij is de eucharistieviering het grootste cadeau dat de mensheid ooit gekregen heeft. Ik geloof in de evolutieleer, ben een wiskundige en een wetenschapper, maar ik geloof ook in een schepper die de wereld gewild heeft en die het leven schenkt. Die schepper is zichtbaar geworden in Jezus en die zegt als Jood : ‘Kijk naar dit brood, dat ben ikzelf die me aan jullie geef, da’s mijn lichaam. Blijf dit doen om mij te gedenken.’ Met andere woorden, elke keer als je dat doet, gebeurt er opnieuw wat bij het laatste avondmaal heeft plaatsgevonden. We krijgen dat als cadeau van die schepper die zich aan ons geeft. En soms wijzen we dat af. Dat kan toch niet !”

“De eucharistieviering is voor mij een ontmoeting met Jezus en ik wil dat gevoel niet laten verloren gaan. Maar ik besef ook dat ik dat niet alleen kan, dat ik maar een pion ben. En ik besef vooral dat ik alles aan God te danken heb en ook alles van Hem mag verwachten. Hij geeft mij wat ik nodig heb om te doen wat ik moet doen.”

DE NIEUWE PAUS

“Niemand is vrij van zonde en dat vond ik zo mooi aan de nieuwe paus toen hem gevraagd werd om zichzelf te omschrijven. Hij antwoordde : ik ben een zondaar. Dat vond ik heel knap, met zo’n man is de kerk echt gezegend. Kort voor zijn verkiezing vonden mensen binnen de kerk al dat er nood was aan een charismatische figuur die terug zou aanknopen met bepaalde tradities. En zie, die Franciscus staat er nu, en als je ziet hoe hij met de mensen omgaat, dan is dat zo’n zegen voor de kerk. Omdat hij de kerk weer laat focussen op de blijde boodschap. We zijn zo lang bezig geweest met wat mag en wat niet mag, we waren vooral een moraliserende kerk en misschien verdwijnt dat nu helemaal met Franciscus. Dat hij gekozen werd, bewijst ook dat ze in Rome beseffen dat ze iemand anders nodig hadden. Nee, dat is geen toeval, iedereen kende hem en die keuze is ook voor ons van groot belang, omdat we ons gesteund voelen door Rome.”

“Het blijft een feit dat God in het leven van de mensen een mindere rol speelt dan vroeger. Al is dat kerkbezoek altijd met ups en downs gegaan, en we kwamen van een heel hoge kerkbezetting, van een periode waarin de kerk een zodanig gezag bezat dat de mensen naar de mis gingen omdat het zo hoorde. In Vlaanderen viel de kerk zelfs samen met de gemeenschap en dat is niet normaal. Jezus viel helemaal niet samen met de gemeenschap, hij ging tegen de stroom in.”

“Ik ben wat blij dat mensen niet meer naar de kerk gaan omdat het moet. Anderzijds willen mensen nu ook veel meer zelf bepalen in hun leven, ook soms het begin en het einde ervan. Mensen hebben ook meer activiteiten, zelfs in hun ontspanning hebben ze een agenda. Vroeger was de zondag een rustdag, nu liggen de prioriteiten anders en wordt er zelfs op zondag geshopt. Ook de groeiende welstand heeft daarin een rol gespeeld en de machtspositie die de kerk vroeger had, heeft mensen op een bepaald moment buiten gehouden.”

“Velen vinden nu alleen nog God als ze in de miserie zitten, terwijl hij toch ook kan voorkomen op momenten dat je heel gelukkig bent, en je iemand daarvoor wil bedanken. Je kan ook God ontmoeten in een verwondering over het leven. Voor mij voelt het geloof ook aan als een enorm vertrouwen in het leven.”

“De realiteit is echter dat de zoekenden te weinig antwoorden bij ons vinden en elders gaan. Soms bij godsdiensten die zich meer manifesteren. We hebben als kerk onze boodschap niet altijd goed gecommuniceerd. Eerst vanuit een machtspositie, en toen die verdwenen was hebben we onze liturgie op vele plaatsen zo vervlakt en aangepast aan wat wij dachten dat de mensen zouden kunnen aantrekken dat de essentie verdween – om de kwantiteit te halen. Terwijl we een ongelooflijk blijde boodschap te verkondigen hebben, wat alleen maar zal lukken door dat op een authentieke manier doen.”

DREMPEL VERLAGEN

“Het gaat er mij niet om dat de kerken vollopen. Ik wil dat de mensen weten dat hun aanwezigheid verrijkend is. Het maakt voor mij niet uit of iemand gelovig is of niet, maar ik weet wel dat als je gelooft in een God die u graag ziet, je nooit aan jezelf moet twijfelen. Dat is als een grond onder je voeten waar je mag op steunen.”

“Het is ongelooflijk tof om de derde zondag van de maand jonge mensen aan te trekken, met kinderen die een steen meebrengen met hun naam erop, die ze bij het kruis kunnen leggen. Bij de offerande ingekleurde tekeningen naar voren brengen. Die aanwezigheid is ontzettend verrijkend voor de gemeenschap. Maar ik kan alleen mensen toewensen dat ze overtuigd zijn dat ze allemaal zo gewaardeerd worden dat Jezus voor hen aan het kruis is willen sterven. Zoals ik dat als achtjarige gevoeld heb.”

“Mensen die terugkeren naar de kerk doen dat vaak niet in hun eigen dorp en zelfs elders kruipen ze soms weg achter een pilaar. Ze willen niet gezien en niet aangesproken worden, kortom het terugkeren naar de viering is geen evidentie, het is dus aan ons om de drempel te verlagen. Want mensen willen overtuigen vind ik respectloos. Iedereen heeft recht op zijn overtuiging, en laat ons toch alsjeblief ophouden met jammeren over de kinderen of de kleinkinderen die niet meer naar de mis komen. Het is wat het is, en wij kunnen alleen getuigen over wat het geloof voor ons betekent. Daar hebben zij wel recht op.”

DOOR PIERRE DARGE & FOTO’S CHARLIE DE KEERSMAECKER

“Meestal eindig ik de gebeden met ‘door Christus onze Heer’ en dan verwacht ik een massaal en enthousiast ‘Amen !’ Maar zover zijn we nog niet”

“Ik geloof in de evolutieleer, ben een wiskundige en wetenschapper, maar ik geloof ook in een schepper die het leven schenkt”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content