Neen, rode mantels worden al lang niet meer in tweeën gesneden en rond naakten gedrapeerd. Maar kansarmen helpen ‘de man te maken’ blijft actueel. We reisden mee met een afgewezen truitje. Van kledingcontainer tot tweedehandsboetiek. Op weg naar een tweede leven.

Het is iets vreemds. Oude kleren gooi je niet in de vuilniszak. Te wreed. Te veel verhalen om zomaar weg te gooien. Te mooie zomers, te veel herinneringen aan afgesloten hoofdstukken. Alles bijhouden is ook geen optie. Nee, dan liever wegschenken aan een goed doel. Dat zalft het afscheid. Aan een medemens, voor wie ook H&M en De Zeeman het budget overstijgen.

En zo wordt dit het verhaal van een dieprood truitje. Katoen. Boothals. Merk : Esprit. Aankoopprijs : 29 euro. Niet te koud, niet te warm, een ideale tussenseizoener. Er is niets mis mee. Geen gaatjes. Geen vlekken. Alleen ligt het al meer dan een jaar onaangeroerd in mijn kast. Gustus et colores ? Ze evolueren. Twee jaar geleden nog met plezier gedragen, intussen ontzettend ‘on-mij’ geworden. Vind ik. Misschien herkent iemand anders zich er wel meer in. Samen met nog enkele oudgedienden stop ik het in een zak en gooi ik die in een knalgele kledingcontainer naast de kerk van Merelbeke. Het tweede leven begint. Op weg naar, hopelijk, een nieuwe, trotse drager. Ik besluit het te vergezellen op zijn tocht.

Dinsdag, 9 uur: Merelbeke. Truitje in de vrachtwagen

Op zondag heb ik mijn zak in de container gegooid, op dinsdagmorgen sta ik er samen met chauffeur Salam en Kiala om de container leeg te maken en in de vrachtwagen te laden. De container is eigendom van de barmhartige organisatie Spullenhulp. Les Petits Riens in het Frans, hoeveel mooier klinkt dat. Een vzw. Of nog, in dit geval : alle winst van de kledingverkoop gaat naar een goed doel.

Directeur Laurent Cambier benadrukt het. Want neen, evident is dat niet. Denken we allemaal de liefdadigheid te dienen door oude kleren in een kledingcontainer te gooien ? Mooi niet. Met tweedehandse kleding valt goed geld te verdienen, en dat ontging de neus van enkele zakenlui niet.

Ooit ging afgedankte kleding nog linea recta naar missionarissen of kleine daklozenorganisaties, rechtstreeks van gever naar arme. Maar sinds privébedrijven zich met de zaak bemoeien, kwam eind jaren tachtig de kledingcontainer in beeld. Het hele traject van ophalen en sorteren, werd gestroomlijnd en geprofessionaliseerd. Een business.

De oorspronkelijke kledinginzamelaars namen de nieuwe technieken noodgedwongen over. Zo ook Spullenhulp. De vzw is anno 2008 een uiterst professionele organisatie, die winst wil maken.

Maar dan wel winst waarmee het enkel liefdadigheidswerken opzet en draagt. Het goede doel van Spullenhulp is dubbel : armen goedkope, kwalitatieve kleren aanbieden. Én met de opbrengst andere sociale projecten organiseren.

Kledingcontainers goed doel ? Niet altijd.

Vandaar. Met aandrang. Wie een goed doel wil dienen, die let maar beter op de naam die op de kledingcontainer staat. Bij Spullenhulp zit je goed. Bij Oxfam, Wereldmissiehulp en Salvatoriaanse Ontwikkelingshulp uiteraard ook. Niet zo bij Curitas (hoe sluw kun je je naam kiezen ?) en VICT, de twee grootste privé-inzamelaars. De strijd met de privé-organisaties gaat hard, vertelt logistiek verantwoordelijke bij Spullenhulp Dirk Van den Spiegel. “Vijfentachtig procent van de kledingcontainers in Vlaanderen is eigendom van privé-organisaties”, ontnuchtert hij. “Heel vaak ‘kopen’ zij trouwens onze containers ‘weg’. Wij geven de gemeente geen geld om onze container te plaatsen. Zij wel. Soms bieden ze tot 500 euro per standplaats per jaar. Gemeenten verkiezen dus stomweg hun containers boven de onze. Curitas en VICT hebben in het verleden nog wel goede doelen gesteund, maar nu niet meer. Ze doen uiteraard niets illegaals, iedereen mag in de tweedehandse business starten. Alleen jammer dat vele mensen niet weten dat ze bij hen géén goed doel dienen.”

Een ‘goede’ container dus, zoals aan de kerk van Merelbeke. Samen met Salam en Kiala maak ik hem leeg, dat doen zij wekelijks. Tjokvol zit hij. Het meeste is netjes, zoals het hoort, verpakt in zakken. “Merelbeke is een voorbeeldgemeente”, zegt Salam. “Kleding van hoge kwaliteit, altijd volle containers, en mooi verpakt.” Vandaar dat in Merelbeke nog drie containers staan. Aan het station, aan beide zijde van de sporen. Aan de achterkant van het station belandt duidelijk iets mindere kwaliteit. Enkele oude, bevlekte, wakke kussens bijvoorbeeld. Salam gooit die meteen in een afzonderlijk hoekje in de vrachtwagen. ” Poubelle.” Tussen de losse stuks, ook heel wat knuffelberen. Een ietwat verschraald Tijgertje. En een kleine, nog piekfijne Mickey Mouse. Weinig zo triest als een afgewezen knuffel. Kiala ziet me mijmeren. ” T’inquiète pas. Les nounours sont très populaires sur le marché de seconde main.” Hij knipoogt vaderlijk.

We rijden naar Lochristi. Onderweg vertellen Salam en Kiala hun verhaal. Uit Irak en Congo komen ze. Salam heeft een broer en een schoonbroer verloren in het Iraakse bommengeweld, Kiala ontvluchtte de uitzichtloosheid van Congo en zijn “fnuikende hypocrisie”. Beiden zijn ze een zevental jaar in België. Een lange lijdensweg hebben ze achter de rug. Vooral een verhaal van eeuwig vruchteloos werk zoeken, is het. “Overal vragen ze ervaring. Welnu, als we nergens mogen beginnen, kunnen we geen ervaring opbouwen, toch ?” Het bekende verhaal. Bij Spullenhulp werken ze via het fameuze artikel 60, waarmee het OCMW mensen (betaald) stage laat lopen in een bedrijf en hen zo werkervaring helpt op te doen. Bij Spullenhulp werken zo’n 120 mensen via dit artikel 60. Salam en Kiala vinden het een godsgeschenk, Salam kan zo binnenkort vast aan de slag bij een bedrijf als mechanicus. Dat ze houden van België, maar dat de zomers hier veel te vochtig zijn, gaat het nog verder. “Volgens mij”, oppert Kiala, “komt dat omdat alles hier geasfalteerd en gebetonneerd is. Het vocht en de hitte kunnen niet weg. In Afrika dringt het allemaal in de aarde.” Salam schatert. ” Mais quelle explication !”

10 uur: Lochristi, containerpark – Zele, station.

Vier containers in Lochristi. Eentje op een parking bij de politie, een kleine oogst. “Mensen vinden de container hier niet.” Nog drie containers op het containerpark : twee afgeladen vol, één halfvol. In stilte vullen we zakken en gooien we ze in de laadbak. Salam stapelt alles netjes. Tegen het einde van de rit moet in de laadbak zo’n 3500 kilo kunnen, slim stapelen is dus een noodzaak. Mijn truitje ? Dat ligt intussen al onder een ton lotgenoten.

Jaarlijks haalt Spullenhulp 4000 ton textiel op. Drieduizend vijfhonderd ton daarvan sorteert Spullenhulp zélf. De rest verkoopt het noodgedwongen meteen door, het sorteercentrum in Sint-Pieters-Leeuw kan voorlopig niet meer slikken. Binnenkort is het manueel legen van de containers trouwens verleden tijd. Spullenhulp vervangt de oude containers druppelsgewijs door nieuwe : die kunnen mechanisch met een kraansysteem geleegd worden.

We tuffen richting Zele. Twee containers naast het station. Behalve enkele kapotte autoradio’s ook hier geen verrassingen. “In Brussel is het vaak een ander verhaal”, verzucht Kiala. “Daar vinden we de gekste dingen. Heel vaak afval, sommige mensen vinden het een handige sluikstortplaats. Ik heb zo ook al eens schapenkop gevonden.”

We vertrekken naar Sint-Pieters-Leeuw, het centrale sorteercentrum. Salam en Kiala legen er de vrachtwagen. Ze geven me een hand. “Merci pour l’ enthousiasme. À plus tard.” En vertrekken weer.

13 uur: sorteercentrum, Sint-Pieters-Leeuw.

De lunchpauze zit erop. Alle werknemers van het sorteercentrum gaan weer aan de slag. De zak met mijn truitje belandt op een band, schokt zo enkele meters naar boven, nog enkele tientallen meters vooruit en valt ten slotte in het vak bij Anita. Zij staat met drie collega’s op een verhoog. Tussen hen in : 24 bakken. Getiteld : Cu, Pa, Sh, Pu, Sw… Ofwel : cuir, pantalons, shorts, pulls, sweaters… Hier gebeurt met andere woorden de eerste sortering, per kledingstuk. Tien jaar doet Anita dit al, zak na zak openmaken (met twee welgemikte sneden), leegmaken en triëren. In een razend tempo, op een goede dag gaat 2500 kilo textiel door haar handen. Vooral vrouwenkleren. En nog opvallend veel kinderkleren, in deze eBay-tijden had ik er minder verwacht. Anita oordeelt streng, de minste vochtige geur en ze kiepert de inhoud in de vuilbak. En ze is alert. “Goed sorteren, bepaalt je winst. Je moet er datgene kunnen uithalen waarvoor we meer kunnen vragen. Wij noemen dat : de crème vinden.” Ziedaar, waar het in de wereld van de tweedehandse kleding om draait : trouver de la crème. De crème, dat zijn stuks die nog zo goed als nieuw zijn. En, bij voorkeur, modieus. Retro kan ook : die gaat naar de specifieke Retro Paradise-boetiek in Elsene. Ook alle andere crème gaat naar de boetieks, 16 zijn het er, in eigen land.

Dead white men’s clothing

“Voor alle duidelijkheid”, zegt directeur Laurent Cambier. “Amper drie procent van wat binnenkomt, is crème. En toch is dat goed voor tweederde van de opbrengst. Een vijfde van de oogst gaat rechtstreeks naar de vuilbak. Een kleine helft wordt verkocht als voddenmateriaal voor garages of andere werkplekken. Het tricot vertrekt naar Pakistan, waar het ontrafeld wordt en het garen zo herwonnen. En ten slotte gaat een derde naar Afrika, elke week vertrekt een container per schip naar onze invoerder in Kameroen. Het is hard onderhandelen. Vaak wil hij alleen maar mannenkledij, want vrouwen verkiezen daar nog de traditionele klederdracht. Dan spreken we af : zoveel mannenkledij áls je er ook zoveel vrouwenkledij bijneemt. Ik ga geregeld zelf naar Kameroen. Om te checken of zijn marges op de doorverkoop redelijk zijn – het moet de mensen daar tenslotte ook ten goede komen. Als die kleren uiteindelijk op de plaatselijke markten terechtkomen, zijn ze zo goed als nieuw. Ze worden gewassen en gestreken, dat is echt mooi om zien. Toen enkele jaren terug op de markten de goedkope Chinese, nieuwe, producten voor het eerst werden verkocht, hielden we even het hart vast. Maar blijkbaar zoeken Afrikanen kwalitatieve stoffen. Ze verkiezen ons tweedehandse textiel boven de nieuwe Chinese producten.” Veelzeggend detail nog : vroeger noemden de Afrikanen de Europese tweedehandse kleding dead white men’s clothing. Wie nog leefde, kon zulke mooie kleren toch niet weggooien ?

Mijn zak komt aan de beurt. Een oude jeans gaat zonder mededogen in de vuilbak. Een T-shirt met een geniepig verfvlekje (ik had het zelf niet gezien) ook. De rest verdwijnt wel in de vakken. Behalve mijn truitje. Dat gooit Anita gedecideerd bij de crème. Terwijl de rest mechanisch voortrolt naar een tweede en derde sortering, taxiet iemand het crèmekarretje rechtstreeks naar de crèmesorteersters. Daar gebeurt een tweede filtering. Anne checkt mijn truitje op transpiratieplekken, rekt de stof even, bekijkt het merk, voelt of de knopen nog stevig vasthangen, en knikt. ” C’est bon.” Het krijgt een – nog leeg – prijsetiketje van Spullenhulp en verdwijnt in een grote zak. Fem – été.

Maandag, Boetiek Spullenhulp, Zuidstraat 145, Brussel.

Voor ik mijn truitje volg naar de boetiek, loop ik langs bij de Spullenhulpmicrokosmos aan de Amerikaanse Straat in Elsene. Behalve de immense centrale winkel met tweedehandse textiel, boeken, computers, meubelen en apparaten, bevindt zich hier onder meer een opleidingscentrum waar een twintigtal kansarmen huishoudtoestellen leert herstellen. Na een jaar en een geslaagd examen kunnen ze meestal meteen bij groten als Siemens of Vanden Borre aan de slag. Achteraan herbergt een onthaaltehuis een honderdtal dakloze mannen, die door een team van maatschappelijke assistenten en opvoeders geholpen worden om hun leven weer op de sporen te krijgen. Er is een ‘huiswerkschooltje’ waar kansarme kinderen naschoolse begeleiding krijgen. Voedselhulp voor wie het budget ook voor Aldi en Lidl te klein is. En wat allemaal meer. Wat in de jaren dertig begon met een geëngageerde priester die zich inzette voor Brusselse dakloze kinderen, is vandaag de dag uitgegroeid tot een wijdvertakte organisatie met een bevlogen en ambitieus team.

Drie kilometer verder, in de Spullenhulpboetiek in de Zuidstraat, loopt intussen een nieuwe bestelling binnen van het sorteercentrum : Fem – été. De boetiek is bijzonder netjes, de verkoopsters zijn enthousiast. Een uiteenlopend publiek. Nogal wat Chinezen, (Noord-)Afrikanen en een handvol studenten. Mijn truitje komt in de handen van verkoopster Habiba. Ze bekijkt het aandachtig, schrijft er de prijs op : 6,50 euro, en hangt het in de rekken. Het merk, Esprit, doet het boven de vijf euro uitstijgen. Weinig zin nu om reikhalzend te staan wachten op een enthousiasteling, maar volgens Habiba zal het snel de deur uit zijn. Ze zegt het met een bemoedigende knik.

Goed. Dit was het dan. Ik laat mijn truitje en ons gezamenlijke verleden achter, en stap naar buiten. De jonge Afrikaanse moeder met haar stralende peuter die ons gesprek had gevolgd, zie ik nog net nieuwsgierig naar mijn truitje stappen.

Het zou een mooi tweede leven zijn.

www.spullenhulp.be

Elk jaar organiseert Spullenhulp het modedefilé Second Hand Second Life, waarvoor telkens een twintigtal bekende Belgische modeontwerpers nieuwe creaties maakt met het tweedehandse textiel van Spullenhulp. Het defilé (met dit jaar onder meer Edouard Vermeulen) vindt plaats op 17 oktober in het sorteercentrum van Spullenhulp, Klein Bijgaardenstraat 49, 1600 Sint-Pieters-Leeuw.

Door Guinevere Claeys I Sneltekenaar Daan Rosseels

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content